Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de mooije meisjes. Op eeue vrolijke wijs. Mooije meisjes mooije bloemen, Van een mooi meisje ben ik gekomen, En een mooi meisje heb ik lief, En een mooi meisje is al mijn gerief. Mooije meisjes hebben streken, Komt een jongman haar aanspreken Wat is die mooije lieve meid, Dan niet in haar hart verblijd. Maar wil eens op haar daden letten, En haar deugd uw zinnen zetten, Wat wordt een jongman dan bedot, Zij drijft dan mooi met hem den spot. [pagina 64] [p. 64] De mooije meid roemt op haar deugden, De jongman is vol vuur en vreugde, Dat hij bezit de schoonste schat, Hij wou dat hij ze allen had. En kon hij dan zijn zin maar krijgen, Hij zou ze aan een snoertje rijgen, Hij zou ze suikeren in een vat, Als hij al die mooijo meisjes had. Als ik dood ben zullen zij mij begraven, Dan zullen zij mij naar het kerkhof dragen, Zij zullen schrijven op mijn graf, Hier ligt een jongman die de mooije meisjes gaf. Zij zouden dan van droefheid klagen, En over mij nog rouw gaan dragen, En treuren bij het stille graf, Hij is dood en van de wereld af. Vorige Volgende