Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het schuitje des levens. Op eene aangename wijs. Mort niet over 's levens plagen, Broeders! roept geen ach of wee, Leert het wiss lend lot verdragen, Want wat helpt nu al ons klagen Wij zijn eenmaal in het schuitje En de nooddwang voert ons mee. Ja wij varen zonder pozen, Naar een reeds bepaalde ree: [pagina 52] [p. 52] Of wij bange zuchten loozen, Onder 't varen dart'lend kozen, Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddwang voert ons mee. Zeilt uw vaartuig niet voorspoedig, Zoekt gij nog vergeefs een ree, Gaat de arbeid niet blijmoedig 't Oog in 't zeil het hart toch moedig, Wij zijn eenmaal in 't schuitje, En de nooddwang voert ons mee. Leert op reis een schat vergaren, Die u maakt in 't lot te vree, Stoort u aan geen reisbezwaren, Weest slechts moedig onder 't varen, Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddwang voert ons mee. Laat uw reizen niet vergallen, Door een onvoldane bee, Wilt niet op uw krachten brallen, Want de wijste van ons allen, Is en zit toch ook in 't schuitje, En de nooddwang voert ons mee. Draait het land u al voor d' oogen, Woelt het water als de zee, Wordt de schuit al vol bewogen, Mort niet om uw zwak vermogen, Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddwang voert ons mee. Hij voorzeker reist het beste, Die met schuit en vracht te vree ; Dankbaar bezigt wat hem restte, Nooit zijn oog op meerder vestte, Zij zijn eenmaal in het schuitje, En de zielsrust voert hem mee. Vorige Volgende