Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het leven 't Leven is zoo kort van duur, Snel vervliegt elk levensuur ; Als een storm met wilde vlagen, Nevelen daarhenen jagen, 't Leven is als rozenrood: Heden schittren, morgen dood. Zacht in 't wiegje slaapt een wicht, Met de roosjes op 't gezicht, 't Moederharte, vol gedachten, Blijft van 't wicht eens veel verwachten. 't Kind wordt ziek, het leven vlood, En de slag baart moeders dood. [pagina 49] [p. 49] Roosje danst en juicht op 't bal, Bij het blij muziekgeschal, Alles ademt schoonheid, leven, Nu zij dansend, rond mag zweven ; Maar een koude vraagt haar rood, Ras is 't schoone Roosje dood. 't Snelle schip doorklieft de zee, Ginds ontwaart men reeds de ree, En nu men dat oord mag nad'ren, Vliedt het jeugdig bloed door de ad'ren, Doch - een storm brengt leed en nood ; 't Zeevolk vindt aan 't strand den dood. De oorlog roept van wijd en zijd, 't Vreedzaam landvolk op ten strijd, Mannen, zonen, kloeke knapen, Allen krachtvol gaan te wapen, Menig van hen vindt door 't lood, In den vollen bloei den dood. Dat men met geen leven spot, Want onzeker is ons lot, Dat men 't leven wel bestede, Dat baart kalmte rust en vrede, En naakt eens het avondrood, Niemand vrees dan voor den dood. Vorige Volgende