De banneling.
Wijze: Mijn Tyrol.
Ver van hier, waar moet ik zwerven,
Ligt mijn dierbaar Vaderland,
Die lieve plek zal 'k eeuwig derven,
Nooit druk ik daar meer een trouwen vriendenhand.
Mijn tranen vloeien als ik denk aan dat oord,
Dat, nu 'k het mis, mij dubbel nog bekoort.
Vaderland, Vaderland, Vaderland, zie 'k u ooit weder,
Vaderland, Vaderland, Vaderland, zal 'k u ooit wederzien.
| |
Waarom moest ik mij ook vermeten,
Al was 't door onnadenkendheid,
Te zeggen wat geen mensch mocht weten,
En zoo een bron van smarte mij heb bereid,
Ver van mijn land aan de groote oceaan,
Stort ik vol droefheid zoo menig bange traan,
De boezemsmart doet mij verteeren,
Waarmee ik denk aan 't Vaderland,
Doch nooit zal ik weer derwaarls keeren,
Hier moet ik sterven aan 't verre, vreemde strand,
Toch dringt de hope nog door mijn smarte heen,
En ivraagt mijn harte, vermoeid van al 't geween,
Denk 'k aan hen die mij dierbaar waren,
Dan krimpt mijn hart van smart ineen,
Mijn oog kan op het zeevlak staren,
Nooit reikt mijn blik toch naar mijn geliefde heen,
Slechts wee en smarte zie ik mij hier bereid,
Tot eens de dood mij van deez' aarde scheidt,
Vaderland, Vaderland, Vaderland, 'k zie u nooit weder,
Vaderland, Vaderland, Vaderland, 'k zal u nooit wederzien.
Wil God, toch mijne beê verhooren,
O, scheidt mij van deez' droeve aard,
Al wat m' er lief was is verloren,
Hel leven is mij, een banneling, niets waard,
O, dat mijn ziel dra de reine weelde smaakt,
Dat God me een burger van beter oorden maakt.
Naar dat land, naar dat land, naar dat land richt ik mijn blikken,
Naar dat land, naar dat land, naar dat land richt ik mijn blikken heen.
|
|