Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het nut van den Wijn. Laatstmaal kwam een ouden pruik, Met een bril voor d' oogen, Die heeft mij van 't wijngebruik, Vrij wat voorgelogen. ‘Boeken’, zei hij, ‘en geen wijn, Zijn 't die ons geleerd doen Zijn.’ 't Drinken maakt den mensch maar stom, 't Hindert in 't studeeren, 't Zal uit pallas heiligdom, Eeuwiglijk u weeren, Boeken, boeken, en geen wijn, Zijn 't die ons geleerd doen zijn. Maar ik zei: dat heb je mis, O, gij oude muffert! Gij dronkt nooit geen wijn gewis, Gij onnoozle juffert! 't Is alleen 't gebruik van wijn. Dat geleerd en wijs doet zijn. Leest maar eens Anekroon, 't Zal u wel vermaken, Denk al eens wat hij al kon, Grieksche verzen maken, En dat ging dan ruim zoo goed, Als gij 't thans in 't Hollandsch doet. [pagina 28] [p. 28] Dat was wat een andere vent, Dan gij met uw boeken, Wijsheid was hij steeds gewend, In den wijn te zoeken. Drinkt maar, zegt hij, drinkt maar wijn, Dan zult hij verstandig zijn. De aarde drinkt, en zon en maan, En al wat leeft moet drinken, En ik zou daar nuchter staan, Niet eens helder klinken! Neen mijn vrienden! neen, o neen! Dra was dan mijn leven heen. Vrienden! water maakt maar stom, Leert dit van de visschen, Maar met wijn keert dit zich om, Zeker 't kan niet missen, Drinkt slechts, zegt hij, drinkt slechts wijn, Dan zult gij welsprekend zijn. Vorige Volgende