Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De eerste kus. Wijze: Van Speijk deed meer. Hoe gelukkig prijs ik nog de vrome stonden, Toen ik aan haar zoetliefs mondje hing, En van haar roodgeverfde mondje, Den eersten kus zoo liefdevol ontving. Mijn liefde sprak, door trouwheid aangedreven, Neem deze kus als pand der liefde aan, Nog nooit heb ik u zulk een kus gegeven, Zij is gemeend daar kunt gij vast op aan. Zij sprak, en lieve hemelsch zachte tranen, Vloeiden van haar lelieblank gezigt, Ik bloosde niet o goden, welken stonden, Geen dichter maakt ze zoo in zijn gedicht. En deze kus, die sloeg mij diepe wonden, En deze kus - o dat ik 't zeggen moet, Het was de laatste die ons heeft verbonden, Voor deze kus heeft mijnen geest geboet. Ach, als een droom heeft mij 't geluk beschenen, [pagina 23] [p. 23] Zoo magtig groot als onze wereldbol, Zoo leeft men voort en vliegt ons leven henen, De liefde maakt ons hoofd het meest op hol, Uit hare blauwe oogen straalde liefde, Uit mijn hart gestadig droefheid voort, O als gij wist hoezeer of dit mij griefde, Daar gij alleen mijn jeugdig hart bekoort. Neen nooit of nimmer zal ik u vergeten, Al is uw liefde anders dan de mijn, O zie helaas mijn smart is niet te meten, Ik durf niet minnen, 'k kan niet gelukkig zijn, Nooit weer komen die vrolijke dagen, Eens sterf ik, o welk een troost voor mijn, Kon ik haar naar het stille graf zien dragen, In 't graf alleen kon ik dan gelukkig zijn. Vorige Volgende