Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen
(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
Gij, moeder! leerde mij in smart geduldig wezen,
Uw liefderijke stem die maakte mij gedwee,
En onder uwe zorg zoo had ik niets te vreezen,
Zeg, moeder! zeg mij toch, wat u uw kind misdeed.
Wij hadden een sobre kost in onze schaam'le woning,
Maar door uw hand hereid smaakte 't mij als ambrozijn,
Gezeten op uw schoot, gelukkig als een koning,
Zat liefde bij ons aan en water smaakte als wijn,
Maar hier geen zacht gevoel, geen menschelijk mededoogen,
Slechts vloeken op 't kind, dat angstig voor zich ziet,
Geen moederlijke hand om tranen af te droogen,
Zeg, moeder! zeg mij toch, waarom ge uw kind verstiet.
Maar welk een woest gedruisch, komt mij weer te verstoren,
Een stormvlaag vliegt door 't want, die 't al vernielen zal,
Ik hoor het snel gefluit, 't klinkt ak'lig in mijn ooren,
't Bevel des Kapiteins roept dav'rend overall!
Men fluistert ongerust, de masten hoor ik kraken,
De golven koken fel, de storm smoort ieders kreet,
De lucht is enkel vuur. maar God wil voor ons waken,
Zeg, moeder! zeg mij toch, wat u uw kind misdeed.
|
|