| |
| |
| |
Het leven als leugen
Een biografie van James Dickey
Diederik Oostdijk
De Noord-Amerikaanse schrijver James Dickey (1923-1997) was al tijdens zijn leven een legende. Hij stond bekend als sportheld, gevechtspiloot, vrouwenversierder, acteur en vooral als schrijver van de bestseller Deliverance. In de Noord-Amerikaanse literaire wereld was hij een van de markantste figuren. Een biografie van Henry Hart en een selectie van brieven schetsen Dickey's leven dat door leugens geregeerd werd.
James Dickey werd op 2 februari 1923 in Atlanta, Georgia geboren. Zijn geboortedag en -plaats lijken symbolisch voor het leven dat hij zou gaan leiden. Dickey zelf vertelde graag dat op zijn verjaardag twee andere beroemdheden het levenslicht zagen: James Joyce, de schrijver van Ulysses, een van de beroemdste, maar weinig gelezen romans van de twintigste eeuw, en Farrah Fawcett, de blonde seksbom uit Charlie's Angels, die net als Dickey in de jaren zeventig furore maakte. Joyce and Fawcett personificeren beiden een kant van Dickey's tweeslachtige persoonlijkheid. Dickey wilde te boek staan als een literair genie, maar hij wilde ook de status van een Hollywood-ster genieten. Volgens Hart was Dickey constant onderhevig aan zulke tegengestelde strevingen.
Niet alleen zijn geboortedag, maar ook zijn geboorteplaats staan symbool voor de gespletenheid van zijn karakter. Atlanta werd tijdens de burgeroorlog door het Noorden letterlijk met de grond gelijk gemaakt. In de vijftig jaar tussen het einde van de Burgeroorlog en Dickey's geboorte herrees de stad en werd een exponent van het Nieuwe Zuiden. In de negentiende eeuw stond het Zuiden bekend om zijn hoffelijkheid en charme, maar in de eeuw daarop verdwenen deze karakteristieken. Atlanta werd een bolwerk van kil commercialisme. De opkomst van Coca-Cola, dat zijn hoofdkantoor in Atlanta, was daaraan medeschuldig. Dickey kon in Atlanta de Southern gentleman uithangen. Maar hij was ook een zakenman, die overal een slaatje uit sloeg en zonder pardon zijn tegenstanders aan de kant zette. Een aantal jaren was hij zelfs werkzaam voor een reclamebureau, waar hij slogans bedacht voor onder andere datzelfde Coca-Cola.
Dickey's tweeslachtigheid kan ook op zijn ouders teruggevoerd worden, twee totaal verschillende mensen die uit radicaal andere milieus stamden. Zijn moeder was een keurige, liefdevolle vrouw, die nog veel van de behoudende moraal van het Oude Zuiden bezat. Dickey had blijkens Crux: The Letters of James Dickey een bijzonder nauwe band met zijn moeder. Hij erfde haar liefde voor boeken, maar ook haar conservatisme. Zijn vader,
| |
| |
James Dickey, jaren zeventig
een introverte mannetjesputter met een grote passie voor illegale hanengevechten, had bijna het tegenovergestelde karakter van zijn vrouw. Dickey hoefde, aldus Hart, slechts uit zijn raam te kijken om het belangrijkste thema voor zijn gedichten en romans te ontdekken: de hanengevechten die op het erf van zijn ouderlijk huis plaatsvonden, keren in zijn werk terug als de strijd tussen beschaving en wreedheid. Dezelfde strijd karakteriseerde ook de verhouding tussen zijn ouders.
Op school onderscheidde Dickey zich vooral op het atletiekveld. Aangespoord door zijn fanatieke vader, wilde hij zich op elk gebied bewijzen. Dat gold niet voor zijn studie. Hij deed zijn uiterste best om niet als ‘stuudje’ te worden beschouwd, ook al was hij al tijdens zijn puberjaren een intellectuele veelvraat. Ook toen al schreef hij gedichten en fantasievolle verhalen die geïnspireerd waren door detectives en science fiction. De Tarzan-serie van Edgar Rice Burroughs maakte een grote indruk op hem. Ook hierin speelt de strijd tussen beschaving en wildernis een belangrijke rol.
| |
Uitschot
Toen Dickey eenmaal beroemd was, verzon hij allerlei verhalen over zijn jeugd die weinig of niets met de waarheid te maken hadden. Zo vertelde hij meerdere malen dat hij afstamde van uitschot uit de Appalachen, dat zijn ouders analfabeten waren en dat zijn gezin tijdens de Depressie nauwelijks genoeg te eten had. In werkelijkheid ondervond zijn familie nauwelijks hinder van de economische crisis in de jaren dertig, omdat zijn moeder veel geld had geërfd van haar familie, die de frisdrank SSS-Tonic op de markt had gebracht. Ook deed Dickey alsof hij in zijn jeugd nog nooit een pen had aangeraakt en hij de potentie had gehad om een professionele football speler te worden. Volgens insiders overschatte Dickey zijn sportkwaliteiten schromelijk en had hij nooit de National Football League kunnen halen. Hart ontkracht veel leugens op een nauwgezette manier. De vraag rijst echter waarom Dickey zo veel verhalen over zijn verleden verzon. Waarschijnlijk was hij vooral bang om als watje afgeschilderd te worden. Om het tegendeel te bewijzen riep hij daarom een supermannelijk alter ego in het leven. Een andere reden voor zijn leugens is dat hij zich door mislukkingen zo vernederend voelde, dat hij ze in successen omzette. Een afwijzing in de liefde leidde onherroepelijk tot haantjesgedrag en een serie amoureuze veroveringen. Toen hij doorhad dat een profcarrière als football-speler er voor hem niet in zat, deed hij alsof hij wel voldoende talent had, maar andere obstakels hem genoodzaakt hadden te stoppen.
De pijnlijkste mislukking in zijn leven ervoer hij waarschijnlijk toen hij in de Tweede Wereldoorlog ongeschikt werd bevonden als gevechtspiloot. Hart laat zien hoe Dickey van jongs af aan gefasci- | |
| |
neerd werd door de luchtvaart en verhalen schreef over de avonturen van een gevechtspiloot. Tijdens één van de trainingen van de Amerikaanse luchtmacht verliep zijn eerste en enige solovlucht desastreus: tijdens de landing raakte hij in paniek en kon hij zijn vliegtuig slechts ternauwernood op de landingsbaan krijgen. Zijn droom om piloot te worden werd in vijf minuten om zeep geholpen. Hij werd, in zijn ogen, ‘slechts’ radaropzichter. Net als bij alle andere mislukkingen zoog hij allerlei verhalen uit zijn duim om deze pijnlijke ervaring te vergeten. Zo vertelde hij vaak dat hij als gevechtspiloot een keer was neergestort in de Zuid-Chinese Zee en op het nippertje door een onderzeeër gered werd. Hij vertelde ook dat hij over Nagasaki vloog toen de tweede atoombom op Japan werd gegooid. De pers nam deze verhalen vrolijk over. Hart is de eerste die ze als leugens ontmaskert: Dickey is in werkelijkheid nooit met een vliegtuig neergestort en op 9 september 1945 bevond hij zich op duizenden kilometers van Nagasaki vandaan. Weliswaar was hij ongeveer een jaar lang in Zuidoost Azië gestationeerd, maar zijn verblijf was veel minder heroïsch dan hij voordeed.
| |
Faalangst
Het is frappant dat de personages in Dickey's poëzie veel minder heldhaftig zijn dan zijn eigen droombeeld. De angsten en onzekerheden die hij tijdens de oorlog voelde, komen wel in zijn poëzie tot uitdrukking. Ze geven zijn gedichten een diepgang en emotie die zijn fantasievolle verhalen missen. In ‘Two Poems of Flight Sleep’ bijvoorbeeld beschrijft Dickey zijn faalangst op die bewuste dag in 1943, toen zijn droom om piloot te worden in rook opging. Ook in ‘For the Death of Lombardi’, een elegie voor de keiharde, maar succesvolle football-coach Vince Lombardi, uitte Dickey zijn frustraties over zijn verloren ambities. De kwetsbaarheid en gevoeligheid die deze gedichten typeren, lijken in geen enkel opzicht te maken met de arrogante praatjesmaker die Dickey ook was.
Nadat Dickey na de oorlog naar de Verenigde Staten was teruggekeerd, schreef hij zich in aan de Vanderbilt University in Tennessee. Daar legde hij zich vooral toe op het schrijven van poëzie. Vanderbilt had op het gebied van de literatuur een goede reputatie. Een aantal dichters en critici van naam had daar in het recente verleden gedoceerd, onder wie John Crowe Ransom en Allen Tate, grondleggers van The New Criticism. Hart laat zien hoeveel invloed verschillende vakken op Dickey's poëzie hadden, niet alleen de literatuurvakken, maar ook psychologie- en antropologie-cursussen. Vooral mythes maakten op hem veel indruk. Zijn ambitie om sportheld te worden, had hij inmiddels definitief opgegeven. Om toch zijn stoerheid en viriliteit te bewijzen, probeerde hij nu vooral bij vrouwen successen te behalen.
| |
Rokkenjagerij
Na een groot aantal relaties trouwde Dickey in 1948 onverwachts met Maxine Syerson, een stewardess uit Georgia. Ze had niet gestudeerd en leek veel volwassener dan de studentes met wie hij normaliter verkeerde. Zijn beslissing om met haar te trouwen lijkt impulsief, maar waarschijnlijk zag hij, aldus Hart, in Maxine een vrouw die hem altijd zou bijstaan. Zij nam het huishouden voor haar rekening en zette zich in voor zijn carrière als schrijver. Het duurde echter slechts enkele jaren voordat Dickey verhoudingen met andere vrouwen aanging. In de jaren zestig namen zijn buitenechtelijke affaires schrikbarende vormen aan. Hart gaat op een bewon- | |
| |
derenswaardige manier om met deze delicate kwesties: hij is bijzonder secuur met zijn bronnen, hij is niet belust op sensatie en laat zich niet verleiden tot morele uitspraken. Hij wil vooral de motieven van Dickey's veroveringsdrift blootleggen. De saillante voorbeelden dienen slechts als illustratie. Hoewel Hart geen oordeel velt over Dickey's ettelijke buitenechtelijke affaires, laat hij wel zien wat voor desastreuze gevolgen Dickey's ontrouw voor Maxine had. Hij beargumenteert dat er een duidelijk causaal verband bestaat tussen Dickey's avontuurtjes en Maxine's vroege overlijden als gevolg van alcoholmisbruik.
Wellicht het meest ontluisterende voorbeeld van Dickey's nietsontziende rokkenjagerij heeft met zijn beste vriend, Al Braselton, te maken. In 1973 stelde deze zijn nieuwe vriendin aan James en Maxine voor. Het viertal besloot een weekendje weg te gaan. Dickey en Braselton speelden een ogenschijnlijk onschuldig spelletje tafeltennis. Dickey verloor. Zoals vaker kon hij dit verlies niet verkroppen en zocht hij een andere manier om zijn mannelijkheid te bewijzen. Toen Braselton de volgende dag de deur van zijn slaapkamer opende, zag hij hoe Dickey en zijn vriendin ontkleed op bed lagen. Dickey sloeg de vrouw enkele keren in het gezicht terwijl hij schreeuwde: ‘Wie is je echte man, wie is je echte man?’ Braselton was te verbouwereerd om iets te zeggen. Later vroeg hij Dickey om een verklaring. Deze stamelde slechts: ‘Vrouwen zijn vrouwen, maar mannen zijn vrienden.’ Toen Maxine van Braseltons vernederende ontdekking hoorde, richtte ze haar woede op Braselton en zijn vriendin. Dickey bleef buiten schot. Op de terugweg reden Dickey en Braselton in één auto en de vrouwen in de andere. In een uiting van wanhopige woede reed Braselton de auto bijna van de weg. Zodra ze weer veilig op het asfalt stonden, zei Dickey zonder greintje ironie: ‘Weet je dat die actie van jou bijna het einde van Amerikaanse poëzie had betekend?’
Nog geen jaar na Maxine's dood trouwde Dickey in 1976 met een studente, Deborah Dodson. Dit tot afgrijzen van zijn twee zonen, die een stuk ouder waren dan zij. Eén van hen, Chris Dickey, schreef in 1999 een boek over zijn moeilijke relatie met zijn megalomane vader, Summer of Deliverance: A Memoir of Father and Son. Volgens Dodson verwachtte Dickey van haar dat ze zowel zijn secretaresse als zijn slaafje was. In tegenstelling tot Maxine schikte zij zich niet in die rol, en Dickey's vriendinnen tolereerde ze evenmin. Kort na de geboorte van hun dochter Bronwen, in 1981, raakte ook Deborah verslaafd, aan drugs. Een echtscheiding hing geruime tijd in de lucht, maar toen Dickey in 1997 overleed, waren ze nog steeds officieel getrouwd.
| |
Wetenschap en commercie
Dickey's gemeenheid en grootheidswaanzin zijn af en toe te absurd voor woorden. Zo bleef hij bijvoorbeeld zonder opgave van reden tijdens zijn eerste baan als literatuurdocent aan de universiteit van Florida een tijd weg. Bij navraag verklaarde hij dat hij te veel colleges aan eerstejaars moest geven. Hem vragen dat te doen was, aldus Dickey, alsof je ‘Rembrandt vraagt om Dick Tracy te tekenen’. Deze uitspraak is bijna komisch als je bedenkt dat hij op dat moment slechts een handvol gedichten had gepubliceerd en nog onbekend was. De universiteiten bleken hierna niet voor hem in de rij te staan, hoewel hij een buitengewoon begaafd docent bleek te zijn. Omdat het salaris van een beginnend docent volgens Dickey te wensen over-
| |
| |
James Dickey als sheriff in de film Deliverance
liet, zocht hij zijn emplooi in de reclame-industrie.
Van 1956 tot 1959 werkte hij voor McCann-Erickson, één van de grootste reclamebureaus in Atlanta. Hij bedacht vooral de teksten voor reclamespots op de radio, niet alleen voor Coca Cola, maar ook voor Delta Airlines en Lays chips. Naar eigen zeggen liep hij er de kantjes van af. Als hij 's ochtends op kantoor kwam, sloot hij zijn deur, bedacht gedurende een uurtje wat jingles en besteedde de rest van de dag aan het schrijven van poëzie. Toch legden zijn jaren bij McCann-Erickson hem geen windeieren. Niet alleen schreef hij talloze gedichten en bedacht hij de plot voor zijn roman Deliverance, hij verdiende voor het eerst bakken vol geld. Bovendien leerde hij hoe hij goederen en diensten aan de man moest brengen. Zulke vaardigheden kwamen hem prima van pas toen hij over boekcontracten en filmscripts moest onderhandelen.
Hij had sowieso een commerciële inslag. Uit de selectie van zijn brieven blijkt dat hij vaak zijn vrienden vroeg een goed woordje voor hem te doen bij redacteuren van tijdschriften en uitgeverijen. Hij lobbyde voor eredoctoraten en weigerde verschillende keren om op een universiteit te komen spreken als hij geen eredoctoraat kreeg. Eens bood hij een beginnend dichter aan een aanbevelingsbrief voor een universiteit te schrijven, maar alleen in ruil voor een positieve recensie van Dickey's nieuwste poëziealbum. Als het erop aankwam, had Dickey bitter weinig over voor zijn vrienden.
Waardoor voelden zoveel mensen zich dan toch tot Dickey aangetrokken? Dickey, zegt Hart, was aantrekkelijk en kon zeer charmant zijn. Vooral tijdens zijn poëzielezingen liet hij zich van zijn beste kant zien. Bij zulke lezingen vielen vrouwen voor zijn innemendheid, waar- | |
| |
van hij gretig en veelvuldig gebruik maakte.
| |
King of the Cats
Het hoogtepunt van zijn carrière was ongetwijfeld het succes van zijn roman Deliverance. Het verhaal gaat over vier mannen - Lewis, Ed, Bobby en Drew - die op een reclamebureau in Atlanta werken. Ze besluiten een weekendje te gaan wildwaterkanoën. Wat een gezellig mannelijk onderonsje en uitje moest worden, gaat op een vreselijk manier mis. De mannen worden lastiggevallen door klootjesvolk uit de bergen van Georgia. Eén van hen wordt zelfs verkracht. De mannen nemen wraak, waarbij een dode valt. Lewis, Ed en Bobby besluiten het lichaam te begraven en een verhaal te verzinnen om de politie te misleiden. Drew wil echter niet meedoen aan deze leugenmakerij. De spannende plot en de controversiële passages vol seks en geweld maakten Deliverance tot een bestseller en Dickey tot de beroemdste Amerikaanse schrijver van de jaren zeventig. Na de dood van zijn rivalen John Berryman en Robert Lowell riep Dickey zichzelf uit tot ‘King of the Cats’, de koning der Amerikaanse dichters.
Zijn faam werd nog groter toen de verfilming van Deliverance in 1972 een ware kaskraker werd. Dickey schreef zelf in verbluffend korte tijd het filmscript en was, toen regisseur John Boorman met de opnames begon, niet van de set te slaan. Tijdens de productie ruziede Dickey veelvuldig met Boorman, die hem prompt wegstuurde. Ook wekte hij de irritatie van acteurs John Voigt en Burt Reynolds, voor wie Deliverance de definitieve doorbraak betekende. Dickey wilde zich met alles bemoeien en dacht van alles verstand te hebben. Pas tegen het einde van de productie mocht hij terugkomen om een gastrolletje als sheriff te spelen, wat hem overigens bijzonder goed af ging. Deliverance maakte een gefortuneerd man van hem, maar zijn literaire succes en rijkdom leidden uiteindelijk tot zelfgenoegzaamheid en zelfoverschatting. Hij schreef nog twee romans en ettelijke poëzie-albums, maar overtrof nooit meer de roem die hij met Deliverance oogstte.
De jaren na de verschijning van Deliverance waren één grote anticlimax. Niemand, behalve hijzelf en enkele trouwe volgelingen, geloofde werkelijk dat hij ‘King of the Cats’ was. Hart citeert F. Scott Fitzgerald die zei dat Amerikaanse levens uit nooit meer dan een bedrijf bestaan. Als Dickey's leven al een tweede bedrijf kende na Deliverance, dan werd dat gekenmerkt door desillusie, alcoholisme en megalomanie. Dickey was geïntrigeerd door Fitzgerald en zijn grote rivaal Hemingway, die beiden hun grootste triomfen vierden toen Dickey net geboren was. Zijn leven leek veel op dat van Hemingway, die eveneens een rokkenjager was, van de jacht hield en niet vies was van een leugentje. De gelijkenis met Fitzgerald is nog treffender. Het is geen toeval, schrijft Hart, dat Dickey tegen het einde van zijn leven een gedicht schreef met de titel ‘Entering Scott's Night’. Net als Fitzgerald en zijn bekendste creatie Jay Gatsby verlangde Dickey zijn leven lang naar rijkdom, roem, romantiek en macht, om er uiteindelijk achter te komen dat dit alles niet tot innerlijke bevrediging leidt.
Matthew J. Bruccoli en Judith S. Baughman (red.), Crux. The Letters of James Dickey (New York, Alfred A. Knopf 1999) |
Henry Hart, James Dickey. The World as a Lie (New York, Picador 2000) |
|
|