Biografie Bulletin. Jaargang 12
(2002)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
De authentieke Gans
| |
[pagina 191]
| |
gevolgen niet bepaald gunstig voor hem waren, schijnt Gans er zelf toch ook hard om gelachen te hebben. Hermans schilderde Gans in zijn Mandarijnenstuk af als iemand die zichzelf had overleefd. Er was een tijd dat Gans zich als bohémien verzette tegen de burgermaatschappij, die ‘er trots op was niet tot geregeld schrijven in staat te zijn’ en die zich door anderen tientjes liet toesteken om aan de kost te komen. Nu had hij zich echter ‘ontwikkeld tot een goed gesalarieerd dagbladpolemist’. Hermans memoreerde hoe Gans in Het Pamflet tekeer ging tegen ‘De Telegraaf, het Philipsconcern, Mr. G.B.J. Hiltermann enzovoorts’. Van die Gans was weinig meer over. Hoofdbestanddeel van Hermans' stuk vormde een gefingeerde dialoog waarin Gans mr. G.B.J. Hiltermann om een tientje smeekt: ‘Jacques Gans: (sidderend) Heus meneer. Eén tientje maar! Ik verloochen alles! Mr. Hiltermann: Ik ben bang dat je intellect je achternaam niet verloochent. (De heer Hiltermann is blijkbaar op zijn geestigheden even kieskeurig als op zijn bedienden) Jacques Gans: Vergiffenis! Eén tientje maar, meneer Hiltermann! Eén tientje maar, meneer Hiltermann! Eén tientje maar! (stort ineen) Het toneel wordt hartverscheurend en chaotisch. Hiltermann weet niet hoe hij van het gezanik af moet komen. Onder luid geweeklaag van Gans en gebrul van de leider door de telefoon dat de kassier met de “geldzak” moet komen opdraven, valt het DOEK.’ | |
Literair sterfjaarHermans' stuk vormt de officiële slotakte van de uitstoting van Gans uit de Nederlandse literatuur. Na 1955 verschenen nog wel enkele nieuwe titels van hem, gebundelde artikelen uit de Haagse Post en De Telegraaf, maar die kregen steeds minder aandacht en werden door steeds obscuurdere uitgevers uitgegeven. Alles wat Gans als auteur vóór 1955 schreef, raakte allengs vergeten. 1955 kan dus worden gezien als het officiële literaire sterfjaar van Jacques Gans. Officiële en literaire, want Gans leefde en schreef nog jaren voort, alleen niet meer waargenomen binnen het domein van de Nederlandse literatuur. Wèl gelezen door honderdduizenden Telegraaf-lezers. Voor hen bleef Gans enerzijds zijn rol van de onaangepaste uitvreter trouw, anderzijds bediende hij hen met tirades tegen de linkse politiek en tegen elke vorm van overheidsbemoeienis die het vrije ondernemerschap bedreigde, en met andere populistische stokpaardjes. Dat was niet het enige wat hij deed. Hij bleef ook stukjes schrijven die niet onderdeden voor zijn literaire werk van vóór 1955. Alleen kwamen ze nu zelden meer buiten de lezerskring van De Telegraaf. 1955 was dus tegelijk het geboortejaar van de Haagse Posthume Gans. Na 1955 was er sprake van twee diametraal tegenover elkaar staande Ganzen. De ‘authentieke’ Gans, de puur literaire, onaangepaste artiest van vóór dat jaar, en de ‘Haagse Posthume’ Gans, de overloper, de renegaat, de dikbetaalde Telegraaf-journalist daarna. Dat die twee Ganzen in een en dezelfde persoon huisden, leek onvoorstelbaar. Voor de literaire reputatie van Jacques Gans was het bovendien funest dat de Haagse Posthume Gans meer en meer de plaats ging innemen van de andere Gans. Dat hijzelf het nodige daartoe bijdroeg, maakt de zaak nog ingewikkelder. Het is natuurlijk pure speculatie, maar | |
[pagina 192]
| |
als Gans om wat voor reden dan ook in 1951, na Het vege lijf, was gestopt met publiceren, dan had hij nu een vele malen betere literaire reputatie dan die hij nu heeft. Een plaats vergelijkbaar met die van Jan Arends, een markant auteur van een klein oeuvre dat tot de hoogtepunten van de twintigste eeuwse literatuur uit Nederland behoort. | |
Een zwervende lettréGans komt in het Mandarijnen-stuk van Hermans naar voren als een schilderachtige figuur, vechtersbaas en virtuoos bietser, die zichzelf overleefd heeft. Maar Hermans geeft ook aan dat hij diezelfde Gans ooit bewonderde vanwege diens roman Liefde en goudvissen. Hij blijkt zelfs twee juichende recensies over deze roman te hebben geschreven. In 1947 besprak Hermans het boek naar aanleiding van de tweede druk in zowel Vrij Nederland als CriteriumGa naar eind3. Hermans bewonderde in Liefde en goudvissen vooral de compromisloze afwijzing van de burgermaatschappij. Hij beschouwde het boek als de tragische strijd van de hoofdpersoon tegen zichzelf om zijn geliefde te behouden. In Vrij Nederland schreef hij: ‘Al na de eerste bittere zin [...] weet men wie de strijd verloren heeft. Men leest het niettemin in één adem uit tot de laatste bladzij.’ Hermans karakteriseert de hoofdfiguur als iemand die ‘het geordende leven, waarvan hij de absurditeit heeft ingezien, op een goede dag vaarwel heeft gezegd en in Parijs is gaan wonen om er alleen maar te doen waar hij zelf zin in heeft. Hij heeft zin in een beschouwelijk leven van lange wandelingen, goede gesprekken met vrienden, veel lezen’. Hermans ziet deze figuur niet als een zonderling, hij is het juist met hem eens: de maatschappij is inderdaad ongeloofwaardig, ook in 1947 nog. In Criterium schrijft hij over de hoofdfiguur: ‘een zwervende lettré, verbitterd en berustend tegelijk in zijn strijd met de maatschappij om een leven vol te houden dat hij fatsoenlijk en menselijk vindt [...] iemand wiens leven toch geheel literatuur geworden is.’ En over de schrijver Gans in Criterium: ‘Wat mij het meest getroffen heeft was de liefde tot de letteren, of juister misschien tot een “literair bestaan”. [...] Voor zijn authentieke mentaliteit heeft hij alles over, hij staat er letterlijk lichamelijk voor in en dat geeft, hoewel de eerlijkheid en simpelheid in dit boek nauwelijks groter kunnen, er een bijna heroïsche allure aan. Eén figuur als Gans rechtvaardigt alle goede literatuur!’ | |
Literair vaarwaterGans maakte een belangrijke periode uit de literaire geschiedenis van de twintigste eeuw van nabij mee. Hij begon als uitvreter in het Parijs van de jaren twintig, vlak voor het uitbreken van de crisis. Hij hield zich in leven met het schrijven van ‘Parijse brieven’ aan bladen als De Indische Verlofganger, Suriname, Tubantia en het Utrechts Nieuwsblad. Als het journalistieke werk te weinig opleverde, nam hij de trein terug naar het ouderlijk huis in Bussum. In 1931 was Gans inmiddels wat uitgekeken geraakt op zijn vrijblijvende Parijse leven van flaneren, dansen en drinken. Hij besloot na een stevig gesprek met Nico Rost naar Berlijn te verhuizen. Rost verweet hem dat hij zich afzijdig hield terwijl in Duitsland Hitler de macht probeerde te grijpen. Tussen 1931 en januari 1933 woonde Gans in Berlijn en werd er een overtuigd en actief communist. Hij was correspondent van het partijblad De Tribune en vocht 's nachts dapper mee | |
[pagina 193]
| |
Jacques Gans met zijn tweede vrouw, Pum van Ginkel
tegen de bendes van de SA. Na de machtsovername van Hitler vertrok Gans snel naar Parijs. Daar las hij bij een vriendin in Forum een stuk van E. du Perron over diens belangstelling voor het communisme.Ga naar eind4 Er ontstond een levendige briefwisseling tussen de twee, en ze raakten bevriend. Langzaam maar zeker dreef Gans weg van het partijcommunisme en raakte hij steeds meer in literair vaarwater. Du Perron was daarbij een grote steun. Hij probeerde stukken van Gans geplaatst te krijgen, schoot aanzienlijke bedragen voor en gaf allerhande adviezen op schrijftechnisch gebied. Via Du Perron en later ook Greshoff en Binnendijk werd Gans een min of meer regelmatige medewerker van bladen als Groot Nederland, Critisch Bulletin en De Groene Amsterdammer. In 1937 deed Gans een eerste poging tot het schrijven van een roman. Hij vond niet direct een uitgever, dus verkocht hij aandelen in deze nog te verschijnen ‘essay-roman’ Tegen den stroom. Omdat Gans inmiddels al een behoorlijke reputatie had opgebouwd als uitvreter (zijn bijnaam luidde niet voor niets ‘het tientje’), geloofden velen dat dit de zoveelste truc was om geld los te kloppen uit de zakken van nietsvermoedende vrienden en bekenden. Maar Gans heeft wel degelijk geprobeerd zijn roman te schrijven. Zwaar onder de indruk van Du Perrons Het land van | |
[pagina 194]
| |
herkomst probeerde hij iets vergelijkbaars tot stand te brengen. Hij liep vast in de periode die zijn Berlijnse jaren moest beschrijven. De fragmenten die resteren, zijn echter zeer de moeite waard. In 1937 ontmoette Gans zijn eerste vrouw, Ester Margrete Steffensen. Zijn eeuwige geldnood werd nu extra hinderlijk. Onpraktisch als hij was, bedacht hij een tijdschrift om uit de financiële zorgen te raken. Natuurlijk verdiende hij weinig of niets, maar hij gaf wel een half jaar lang een curieus en interessant blad uit. Het heette Ce vice impuni, la lecture, en was gewijd aan de Franse literatuur. Bekende schrijvers als Ter Braak, Marsman, Binnendijk en Greshoff werkten er aan mee, maar ook Franse auteurs als Gide stonden bijdragen af. Het blad verscheen tussen december 1938 en mei 1939. Het huwelijk tussen Gans en Steffensen bleek geen succes. Toen zijn vrouw hem verliet, was Gans volledig van de kaart. Hij probeerde van alles om haar voor zich terug te winnen, maar slaagde daar niet in. Een half jaar later nam hij op literaire wijze wraak met een roman die zijn verhouding met Steffensen beschrijft, Liefde en goudvissen. In dit boek stelt hij de zaak zo voor dat de hoofdpersoon (Gans zelf) moet kiezen tussen zijn vrouw - die zich wil aanpassen aan de burgermaatschappij - en trouw aan zichzelf. Liefde en goudvissen verscheen in december 1940, toen Nederland al ruim een halfjaar bezet was door de Duitsers. Gans verbleef in Amsterdam en verrichte wat hand- en spandiensten voor het verzet. Hij werkte mee aan Vrij Nederland en Het Parool en probeerde onderduikadressen te regelen. In de loop van 1942 werd het hem toch te heet onder de voeten. Er verscheen een gevaarlijk stukje over hem in Storm SS waarin werd geklaagd dat die brutale jood Gans zich nog durfde te vertonen in cafés en andere openbare gelegenheden.Ga naar eind5 ‘Waar blijft de jodenster’, vroeg de anonieme schrijver zich af. P.A.M. Pooters, de leider van de verzetsgroep waarmee Gans te maken had, vond het beter dat Gans verdween en vroeg hem een vluchtroute naar Zwitserland uit te proberen. Samen met een oude schoolvriend, Hein Siedenburg, reisde hij via Limburg, België en bezet Frankrijk naar het onbezette Vichy-Frankrijk. Daar werd het tweetal in de trein naar Zwitserland gearresteerd. Ze werden gevangen gezet en belandden uiteindelijk in een concentratiekamp aan de voet van de Pyreneeën. Van daaruit wisten ze rond Kerst 1942 te ontsnappen. Na een barre tocht over de Pyreneeën en maandenlange verblijven in Spaanse interneringskampen kwamen beiden uiteindelijk in de herfst van 1943 in Londen aan. In Londen deed Gans niet mee met de daar heersende mode om de parlementaire democratie van vóór mei 1940 als vermolmd en achterhaald af te schilderen. Samen met onder anderen Loe de Jong, A. den Doolaard en Hans Gomperts richtte hij het Comité van Actie tegen het Neo-Fascisme op. Aanleiding waren uitgelekte plannen van de regering om na de bevrijding eerst enige tijd per Militair Gezag te regeren alvorens nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Gans en de zijnen stelden een manifest op dat door Gans op grote schaal werd verspreid. Het kwam ook in handen van vertegenwoordigers van de Britse en Amerikaanse regering. De Britten namen het manifest niet zo serieus, maar de Amerikanen vroegen aan een van de ministers hoeveel NSB'ers er eigenlijk in de regering | |
[pagina 195]
| |
zaten. Gerbrandy c.s. waren not amused. De ondertekenaars werden op het matje geroepen en ernstig toegesproken. Gans dook onder en werd soldaat in het Britse leger om uit handen van de Nederlandse regering te blijven. | |
VluchtverhalenNa de oorlog liet Gans nog enkele malen literair van zich horen. Hij publiceerde in 1950 een tweede eigen blad, het eenmanstijdschrift Het Pamflet, weekblad tegen het publiek. Het was voornamelijk polemisch van aard. Gans' pijlen richtten zich tegen de multinationals zo goed als tegen de vara en de Indonesiëpolitiek van Willem Drees. Eén van de mensen die het in Het Pamflet het zwaarst te verduren kregen, was Haagse Post-hoofdredacteur mr. G.B.J. Hiltermann. Gans maakt hem uit voor ‘platte farizeeër’, ‘junglezanger’ en ‘de stramdoende heer Hiltermann, die zijn zure bezitterskolommen neerschrijft zoals dat iemand vergaat die het kwalijke corset der philistijnen heeft aangetrokken’. Het blad verscheen slechts gedurende de eerste drie maanden van 1950. Multinationals mochten er niet in adverteren. Gans zelf wel; omdat hij een berghok bewoonde, vroeg hij in een advertentie een niet al te dure zolder in de binnenstad. In 1951 publiceerde hij een roman waarin hij de eerste oorlogsjaren in Amsterdam en zijn vlucht naar de vrijheid beschreef, Het vege lijf. Het werd gunstig ontvangen en kan nog steeds worden beschouwd als een van de beste vluchtverhalen uit onze literatuur. Gans wàs iemand in de vaderlandse letteren. Zijn opvallende verschijning, zijn onaangepaste levenswijze, zijn ongegeneerde en virtuoze uitvreterschap en zijn kleurrijke optreden droegen nog verder aan zijn bekendheid bij. In hetzelfde jaar 1951, op het toppunt van zijn literaire roem, trouwde Gans voor de tweede keer. Al gauw kwam het eerste kind, zoon Joost, en niet veel later het tweede, Jacques junior. Gans wilde koste wat kost van zijn tweede huwelijk niet weer een mislukking maken. Dat betekende wel dat hij voor regelmatige inkomsten moest zorgen. De mogelijkheden die te realiseren lagen echter niet voor het opscheppen. Op veel plaatsen had Gans zich door zijn onaangepaste gedrag onmogelijk gemaakt. Gelukkig vroeg Hiltermann Gans als medewerker voor zijn Haagse Post, het blad waarvan hij in 1952 eigenaar en leider werd. Dat was prettig voor de financiële situatie, maar velen vroegen zich toch wel af hoe Gans, die Hiltermann nog maar een jaar geleden in Het Pamflet voor rotte vis had uitgemaakt, deze aanstelling met zijn geweten kon verzoenen. Toen in 1955 ook De Telegraaf Gans op de loonlijst zette, was voor iedereen de conclusie duidelijk: Gans had zichzelf aan het kapitaal verkocht. W.F. Hermans voltrok de executie, maar deed dat namens vrijwel de gehele Nederlandse literatuur. Na 1955 verdween Gans' naam uit de literatuurgeschiedenissen, encyclopedieën en raakte alles wat hij eerder schreef snel vergeten. Dat is jammer, want de Gans van Het vege lijf, Liefde en goudvissen en Ce vice impuni, la lecture verdient het op zijn eigen merites beoordeeld te worden. |
|