W.F. Hermans geportretteerd door Emile van Moerkerken
roman, maar heeft verder nogal wat bezwaren tegen het polemische werk van Hermans. Hij kan Hermans niet anders zien dan iemand die op alles en iedereen kritiek wilde hebben en die op bijna ‘psychopathische’ wijze op zoek was naar onrecht hem aangedaan, zodat hij zijn polemische talenten kon laten schitteren. ‘Onverzadigbaar was zijn honger naar miskenning, en de strijd die hij voerde om datgene op te roepen wat hij zou afwijzen, is heroïsch te noemen.’ Brakman heeft niet zoveel op met types die ruzie nodig hebben om creatief te zijn. Hij eindigt zijn betoog dan ook met: ‘Ik die nog eigenaar ben van een “heimwee naar het sprakeloze”, dat wat Henriëtte Roland Holst “de zachte dingen” noemde, zal hem vermoedelijk met veel bewondering niet meer lezen.’ Dirk van Weelden echter werd zo aangetrokken door de overrompelende kracht van Hermans zinnen dat hij van schrik altijd doorlas. Hij werd - zoals hij het noemt - bewerkt door de ‘Hermansmachine’ en kwam terecht in een
W.F. Hermans in Parijs, 1975
benauwende wereld vol verschrikkelijke waarheden, waaraan niet te ontsnappen viel. Het feit dat Hermans door spottend en sarrend om zich heen te slaan zelf immuun probeerde te worden, ontroert Van Weelden, omdat de auteur zich juist daardoor laat kennen: ‘Hermans is een extreem voorbeeld van een schrijver wiens werk ontworpen is om op literaire wijze van zijn zwakste punt zijn sterkste punt te maken: zijn neiging wraak te nemen op alles wat hem beschaamde, kleineerde en beledigde.’
Hermans was een intimiderende, boze man, die erin is geslaagd velen de stuipen op het lijf te jagen. Deze houding kwam voort uit een diepe kwetsuur, de diepe teleurstelling dat hij geen erkenning kreeg op het moment dat hij daar grote behoefte aan had. Dat heeft hem voor het leven rancuneus gemaakt. In een interview met Cees Nooteboom heeft Hermans letterlijk gezegd dat hij, als hij in Nederland was blijven wonen, ‘van verbittering gestikt zou zijn’.