| |
| |
| |
Het leven als middel tot kennis
Biografieën van Nietzsches denken
Paul van Tongeren
Een biografie van Friedrich Nietzsche (1844-1900) schrijven lijkt een moeilijke, zo niet onmogelijke opgave. Leven en denken waren bij hem onlosmakelijk met elkaar verbonden: Een biografie van zijn denken is dan ook de passende ondertitel van het boek dat Rüdiger Safranski over Nietzsche heeft geschreven. Twee fotoboeken illustreren dit leven, dat verteerd werd door een passie voor het denken.
In het vierde boek van Die fröhliche Wissenschaft (FW) staat een tekst die ons - als het om de verbinding van leven en denken bij Nietzsche gaat - onmiddellijk in medias res brengt. De tekst is getiteld In media vita en luidt als volgt:
- Nee! Het leven heeft mij niet teleurgesteld! Van jaar tot jaar vind ik het veeleer meer waar, meer begerenswaardig en geheimzinniger, - sinds die dag, waarop de grote bevrijder zich over mij boog, die gedachte dat het leven een experiment van de kenner mocht zijn, niet een noodlot, geen bedriegerij! - En de kennis zelf: voor anderen is ze misschien iets anders, bijvoorbeeld een rustbed, of een weg naar een rustbed, of een conversatie, of een lediggang, - voor mij is zij een wereld van gevaren en overwinningen, een wereld waarin ook de heroïsche gevoelens hun dansvloeren en speelplaatsen hebben. ‘Het leven een instrument van de kennis’ - met deze fundamentele these in het hart, kun je niet slechts dapper, maar zelfs vrolijk leven en vrolijk lachen! En zou je überhaupt goed kunnen leren lachen en leven, als je geen verstand zou hebben van oorlog en overwinning? (FW 324)
Das Leben ein Mittel der Erkenntniss - dat schrijft de denker die in vele teksten probeert te laten zien dat de kennis, als alle bewustzijnsactiviteit, een onvermijdelijk instrument in dienst van het leven is. Is dat een van die tegenspraken die volgens sommigen het werk van Nietzsche kenmerken?
| |
Kennen en leven, leven en kennen
Sommigen beschouwen kennis als ‘een rustbed, of een weg naar een rustbed’, anderen als een aangenaam tijdverdrijf, aldus Nietzsche. Fundamenteel getuigen deze houdingen volgens hem van een leven dat lijdt aan onrust, beweging en verandering en ook aan de onzekerheid die dat alles met zich meebrengt.
Hiertegenover stelt hij de kennis die hij aanduidt als ‘een wereld van gevaren en overwinningen, een wereld waarin ook de heroïsche gevoelens hun dansvloeren en speelplaatsen hebben’. Die opvatting getuigt van een andere wijze en kwali- | |
| |
teit van leven. Volgens bovenstaand citaat is dat een leven zoals dat past bij een dappere maar vrolijke krijgsman, die verstand heeft van oorlog en overwinning. Wat voor soort leven is dat? Waar draait het in zo'n leven om? Boven de derde verhandeling van Zur Genealogie der Moral (GM) plaatst Nietzsche een citaat uit zijn Zarathus-tra:
Onbekommerd, spottend, gewelddadig - zo wil de wijsheid ons: zij is een vrouw, ze houdt altijd alleen maar van een krijgsman.
Aldus sprak Zarathustra.
(GM III)
De krijgsman is degene die zich aan niets vastklampt, maar alles - ook het eigen leven - in de waagschaal stelt. Daarom kan hij spotten met alle heilige huisjes, en wordt hij door God noch gebod geremd. Hij is gewelddadig, omdat hij weet dat alleen de sterkste wint. Wie dat niet uit ervaring weet (wie niet Krieg und Sieg, maar slechts de Krieg kent), is een verliezer en doet niet meer mee.
Maar heeft een soldaat niet juist een dogma nodig? Strijdt hij niet voor God, of voor ‘koningin en vaderland’? Moet hij niet van iets ‘heilig’ overtuigd zijn, om zijn leven op het spel te kunnen zetten? In dienst waarvan strijdt de Nietzscheaanse denker? Blijkens het geciteerde motto: voor de wijsheid, - die een vrouw is. Hij handelt uit liefde, misschien wel uit totale verliefdheid. Ons eerste citaat was afkomstig uit Die fröhliche Wissenschaft. De titel van dat boek verwijst naar de Provençaalse troubadours, die verstand hadden van de hoofse liefde: de liefde waardoor een ridder zich geheel en al overlevert aan de wensen van een aanbeden dame.
Aan wie was Nietzsche dan wel verslingerd? Volgens het motto aan Vrouwe Wijsheid. Maar raken we nu niet in een cirkel? Het leven dat zich in dienst van de wijsheid stelt, dat zich door de wijsheid, door het denken en het kennen laat gebruiken; het leven dat middel tot kennis, instrument van de kennis wil zijn - dat is het leven dat uit deze vorm van kennen spreekt. Dat leven bedient zich van deze vorm van kennen om zichzelf te voltrekken. Het leven in dienst van de kennis brengt kennis in dienst van het leven voort.
Een cirkel dus, maar geen vicieuze herhaling van wat we al wisten. Dit leven beveiligt zich niet tegen gevaarlijke of bedreigende vormen van kennis: in het denken in dienst van een leven dat aan de kennis is gewijd, is alles geoorloofd, moet alles geprobeerd worden. Geen moratoria die de gang van het kennen uit een of andere bezorgdheid stilleggen, geen politieke correctheid in dienst van vreedzame verhoudingen in een samenleving, geen veilige vanzelfsprekendheden worden hier geaccepteerd. Het kennen kent geen grenzen. Nietzsche houdt van de vergelijking met Columbus, die de algemeen aanvaarde grens van de tot dan toe gekende wereld niet erkende. Maar deze grenzeloosheid en bijbehorende onvervaardheid betekenen niet dat dit kennen het leven veronachtzaamt en opoffert, of dat deze denker vergeet te leven. Integendeel: ze wordt hartstochtelijk gezocht, in praktijk gebracht en genoten als het leven zelf.
| |
Biografie van een denken
Zo zag Nietzsche zijn leven. Of tenminste: zo wilde hij het zien, en zo wilde hij dat het was. Hoe zou je een dergelijk leven kunnen beschrijven zonder je te laten meevoeren op het pad van het kennen, het denken waarin dat
| |
| |
Friedrich Nietzsche op zestienjarige leeftijd, 1862
leven zich voltrok? Hoe zou je een dergelijk denken, een dergelijke filosofie kunnen presenteren, zonder haar te beleven en te plaatsen in het leven waarin zij zich belichaamde? Misschien heeft Rüdiger Safranski iets dergelijks gedacht toen hij zijn boek over Nietzsche de schitterende en zeer gepaste ondertitel gaf: Biographie seines Denkens.
Maar hoe doe je dat: schrijven over hoe een leven denkt en hoe een denken leeft? Het antwoord op die vraag vinden we niet in Safranski's boek. Het boek dat hij schreef is eigenlijk gewoon een chronologische presentatie van Nietzsches denken, hier en daar ingelijst of onderbroken door een passage uit zijn leven.
Overigens: zo gewoon is dat niet. Het valt namelijk helemaal niet mee dit denken samenvattend te presenteren. In het begin en aan het eind van zijn leven heeft Nietzsche weliswaar enkele traktaatachtige teksten geschreven, waarin een duidelijk thema en een argumentatielijn is te vinden. Maar zijn meeste werk is aforistisch. Naast de zes banden met zijn grotendeels aforistische werken, bestaan er nog zeven dikke banden met een nalatenschap die - uiteraard - nog veel fragmentarischer is.
| |
Wandelboeken
Vanaf 1879 - vijfendertig jaar oud en met duurzaam ziekteverlof van zijn baan als hoogleraar klassieke filologie in Basel - trekt Nietzsche als statenloze ‘nieuwe’ of ‘toekomstige Europeaan’, zoals hij het uitdrukt, zonder vaste woon- of verblijfplaats rond. Hij zoekt steeds de streken op waar het klimaat het meest gunstig lijkt voor zijn zwakke gestel, en woont op kleine pensionkamertjes afwisselend in Zwitserland (Sils Maria) en Italië (Venetië, Genua, Rome, Napels en Nice, dat toen Nizza heette en tot Italië behoorde). Hij heeft geen eigen bibliotheek tot zijn beschikking, laat zich weliswaar regelmatig boeken toesturen, maar leeft niet tussen boekenkasten. Zijn dagen bestaan voor een groot deel uit wandelingen, tijdens welke hij kleine notities maakt. Die aantekeningen werkt hij later uit tot korte teksten: aforismen in meer of minder strikte zin van het woord, teksten die veel te raden laten, die vaak meerzinnig zijn, die eerder de lezer zelf tot denken aanzetten dan dat ze een theorie van de auteur presenteren.
Regelmatig verzamelt hij deze aantekeningen in boeken die hij wel aanduidt
| |
| |
als ‘wandelboeken’: dat zijn boeken die evenmin aan een stuk door gelezen kunnen worden als ze aan een stuk geschreven zijn. Ze vormen een verzameling gedachten over uiteenlopende onderwerpen, steeds geformuleerd in korte teksten, variërend van enkele regels tot enkele pagina's. Je vindt er gedachten over de wetenschap, over bepaalde wetenschappen, over de filosofie of over sommige filosofen; over wetenschappelijke principes en filosofische stellingen, en over het menselijk bewustzijn en de taal waarin dat zich uitdrukt, maar ook over liefde en vriendschap, over mannen en vrouwen en kinderen, over de mode, over eenzaamheid, en over het sociale leven; er zijn teksten over politiek, over staatslieden, over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in Europa, over de democratische instellingen en over het arbeidersvraagstuk; over God en godsdienst, over de verschillende wereldgodsdiensten, over predikanten en theologen, over heiligen en pausen, over ongelovigen en atheïsten, over de moraal, over ascetische praktijken, over de deugd in het algemeen en sommige deugden in het bijzonder, over opoffering en medelijden, over liefde en haat; over kunst en kunstenaars en kunstwerken, en over nog veel en veel meer. Hoewel er enige orde in de verzameling van teksten per hoofdstuk zit, blijft de lezer gedwongen steeds grote stappen te nemen, of van het ene onderwerp naar het andere te springen.
De meeste boeken van Nietzsche gaan dus niet over een onderwerp, maar over ongeveer alles. Ze geven van al die onderwerpen geen volledige bespreking, maar slechts een scherpe observatie of een verrassende kijk, puntig en vaak raadselachtig geformuleerd. Dat maakt het lezen ervan tot een bijzondere opgave. Je moet enerzijds voorkomen dat je de boeken beschouwt als kaartenbakken waarin je naar willekeur zelf kan ordenen en selecteren. Anderzijds moet je recht doen aan het veelzinnige en veelsoortige karakter van de teksten. Nietzsche dwingt zijn lezer bijna tot opvolging van zijn eis: zijn boeken kunnen alleen maar langzaam (lento) gelezen worden, zodat er ruimte ontstaat voor eigen bijgedachten en betekenisvolle associaties, en ook tijd voor herlezing en herdenking. De lezer wordt gestimuleerd om ‘het lezen als kunst te beoefenen’ en dat vereist onder meer, aldus Nietzsche, dat je iets leert ‘waarvoor je bijna tot koe moet worden en in ieder geval geen moderne mens moet zijn: herkauwen’ (Zur Genealogie der Moral, Vorrede 8).
| |
Safranski
In een samenvattende presentatie verdwijnt uiteraard veel van een dergelijke schriftuur. Safranski volgt de chronologie van Nietzsches leven en wijdt steeds een hoofdstuk aan een of enkele van diens teksten. Van die teksten haalt hij steeds een paar thema's naar voren, zonder de - bij voorbaat vergeefse - poging te doen om alles samen te vatten. Hij schenkt aandacht aan belangrijke gebeurtenissen uit Nietzsches leven die in zijn denken doorwerken, aan boeken die Nietzsche leest en auteurs die hem beïnvloeden, aan plannen die de denker maakt - en dat alles in een onvermijdelijk onvolledige, maar niet ongelukkige selectie. Binnen die selectie zijn een paar zaken opmerkelijk. Ik noemde al de ruime aandacht voor de jeugdgeschriften. In zijn verslag van de verhouding tussen Nietzsche en Wagner zet Safranski de kunstopvatting van de laatste uiteen, en maakt hij de religievervangende pretenties ervan
| |
| |
Hotel Alpenclub, tegenwoordig Hotel Maderanertal. Het linkergebouw was een van Nietzsches verblijfplaatsen.
duidelijk. Onder de auteurs die Nietzsche beïnvloedde, neemt volgens Safranski Max Stirner een belangrijke plaats in. Terecht wijdt hij aandacht aan de belangrijke notie Einverleibung, in het Nederlands volgens mij ten onrechte vertaald met ‘inlijving’, een woord waaruit de verwijzing naar het lichaam veel verder lijkt weggesleten dan in het Duitse woord.
Minder gelukkig lijkt me Safranski's these dat Nietzsche pleit voor een ‘tweekamerstelsel van de cultuur’ waarin wetenschap en hartstocht elkaar in balans houden. Het is waarschijnlijk Safranski zelf die wat meer evenwicht had gewild dan Nietzsche hem vermag te bieden. Ook zijn interpretatie van Nietzsches fundamentele these van de werkelijkheid als wil tot macht, heeft hij mijns inziens niet goed begrepen. Het strijdkarakter van de werkelijkheid wordt te weinig uitgewerkt, zodat de wil tot macht bij Safranski toch weer als een causaal prima verschijnt. Bij de uitleg van de gedachte van de Übermensch wordt terecht op biologistische associaties gewezen, evenals op het feit dat Nietzsche daarvan afstand neemt. Te weinig echter maakt Safranski duidelijk dat Nietzsche met deze gedachte het domein van de mens en het menselijke zelf overschrijdt. Hij waagt zich aan de gedachte dat het - ook na de dood van God - niet allemaal om de mens draait. Zijn duiding van het andere trefwoord uit Nietzsches denken, de ‘eeuwige terugkeer van hetzelfde’, is echter wel heel sterk, met name door de aandacht die hij geeft aan Nietzsches pogingen om het als een fysische theorie te presenteren.
Safranski slaagt er over het algemeen wonderwel in het veelsoortige en veelzinnige karakter van Nietzsches denken te bewaren, en toch een eenheid in zijn
| |
| |
eigen boek aan te brengen. Dat doet hij onder meer door één thema steeds te laten terugkomen. Dat is in dit geval niet alleen een literaire vondst, maar ook in filosofisch-interpretatief opzicht een goede greep, die laat zien dat we de publicist Safranski ook wetenschappelijk serieus moeten nemen. Die rode lijn wordt gevormd door de thematiek van het Ungeheure, of met de schitterende vertaalvondst van Mark Wildschut: het immense. Het woord komt weliswaar niet veel voor bij Nietzsche, maar Safranski heeft goed gezien dat de gedachte en vooral het gevoel dat zich erin uitdrukt (inderdaad: gedachte èn gevoel, denken en leven), een bepalende rol spelen. Het woord verwijst naar de tegelijk huiveringwekkende en verleidelijk aantrekkende werking van iets dat door het denken vermoed en in het leven gevoeld wordt, zonder dat het geheel begrepen, geïdentificeerd of onschadelijk gemaakt kan worden. De afgrondelijkheid van een wereld zonder God, de onbegrensde mogelijkheid van het denken zonder waarheid, de geniale interpretaties (ficties) van grote denkers die de wereld veroveren; de dionysische onrust onder een geordende werkelijkheid, de muziek die je vervoert, maar ook de krachten van het eigen leven met zijn lijden en zijn verrukkingen - dat zijn allemaal gedaantes van het immense. Safranski laat zien dat de ervaring daarvan Nietzsches denken sterk en voortdurend doortrekt.
| |
Met bloed schrijven
Wie over Immanuel Kant schrijft, doet dat al gauw leesbaarder dan Kant zelf, en dat geldt voor veel filosofen. Maar het is het lot van auteurs die over Nietzsche schrijven, dat ze zelden of nooit in de buurt komen van diens stijl en taalmeesterschap. Dat wreekt zich ook bij Safranski, hoewel hij beter schrijft dan veel van zijn collega's. Het sterkst is dat merkbaar als hij het heeft over het aforistische denken waarin Nietzsche het meest zijn eigen schrijf- en denkvorm vindt. Dat wreekt zich bij Safranski extra sterk, omdat de pretentie van de ondertitel van zijn boek iets anders doet verwachten.
Het eerder geciteerde motto boven de derde verhandeling van Zur Genealogie der Moral stamt uit het hoofdstuk ‘Over lezen en schrijven’ uit Nietzsches Also sprach Zarathustra. Niet alleen denken en leven zijn onlosmakelijk verbonden, hetzelfde geldt voor denken en schrijven of lezen. Voor veel andere filosofen gaat het slechts om de inhoud; zij veronachtzamen de vorm waarin die wordt gegoten. Nietzsche is ook in dit opzicht het tegendeel van een dualist. De tekst is het lichaam van de gedachte, en die twee kunnen op geen enkele manier van elkaar gescheiden worden. Zelfs het onderscheid in afzonderlijke woorden is eigenlijk al een misleiding. Daarom is het niet vreemd dat de eisen die de wijsheid blijkbaar stelt aan wie haar mogen benaderen (‘moedig, onbekommerd, spottend, gewelddadig’), te vinden zijn in een tekst over lezen en schrijven. Daarom weten we wat we daar kunnen verwachten:
Van alles wat geschreven wordt, houd ik slechts van dat wat iemand met zijn bloed schrijft. Schrijf met bloed: en je zult ervaren dat bloed geest is.
Het is niet gemakkelijk om vreemd bloed te verstaan: ik haat de lezende luiaards. [...]
Wie in bloed en spreuken schrijft, die wil niet gelezen, maar van buiten geleerd worden.
(Also sprach Zarathustra I, ‘Vom Lesen und Schreiben’)
| |
| |
Van dien aard is niet alles wat Nietzsche geschreven heeft, maar iets van de hartstocht en het leven van dit denken vind je wel in alles wat hij schrijft. Dat kun je niet zeggen van wat over hem geschreven wordt - zelfs in een boek als dat van Safranski, ook al wordt Nietzsche zelf daarin veel geciteerd. Juist bij Nietzsche is dit niet alleen een kwestie van vorm, maar ook van inhoud. Daarom kun je nog steeds niet beter met Nietzsche kennismaken dan via zijn teksten.
| |
Plaatjes en brieven
Zowel voor wie de denker eerst op andere wijze wil leren kennen, als voor wie na lezing van zijn teksten hem ook nog op andere manier wil ontmoeten, zijn er recentelijk een paar prachtige boeken uitgekomen. Boeken met veel foto's en met teksten die voor een groot deel bestaan uit fragmenten van Nietzsches geschriften en vooral van zijn brieven. Want behalve traktaten en aforismen heeft Nietzsche ook veel brieven geschreven. Voor een denker die geen studeerkamergeleerde is, die veel reist, die eenzaam leeft en contacten met anderen vooral per post laat gaan, zijn die brieven meer dan bijzaak - zeker wanneer die denker zichzelf, het eigen leven, een experiment voor zijn denken laat zijn.
David Krell en Donald Bates stelden een boek samen waarin de landschappen van Nietzsches leven in foto's worden getoond, deels uit Nietzsches eigen tijd, deels in prachtige zelfgemaakte opnames. Voor een deel laten die voor sommigen bekende plaatsen zien: waar Nietzsche werd geboren, waar hij werkte en waar hij verbleef. Daarnaast bevat het boek mooie opnames van de landschappen waarin Nietzsche zich ophield en waarvan hij hield. Er zijn veel berglandschappen en uitzichten over zeeën en meren afgebeeld: zijn bergen en zeeën niet krachtige representaties van het immense?
De foto's zijn voorzien van een commentaar van David Krell, en van talrijke fragmenten uit Nietzsches eigen teksten: vooral uit zijn brieven, maar ook uit boeken, autobiografische schetsen en nagelaten aantekeningen. Een voorbeeld: naast een foto die vanuit Ruta de Golf van Genua in het licht van een ondergaande zon toont, staat de volgende tekst uit Die fröhliche Wissenschaft:
Wij hebben het land verlaten en zijn scheep gegaan! We hebben de bruggen achter ons - sterker, we hebben het land achter ons afgebroken! Welaan scheepje, pas op jezelf. Naast je ligt de oceaan; weliswaar brult die niet altijd en ligt hij soms als zijde en goud en mooie dromen. Maar er zullen uren komen, waarin je zult zien dat hij oneindig is, en dat er niets verschrikkelijkers is dan oneindigheid. Oh, die arme vogel, die zich vrij voelde maar nu tegen de wanden van deze kooi stoot! Wee jou, wanneer heimwee naar het land je overvalt, alsof daar meer vrijheid zou zijn, - en er is geen ‘land’ meer!
| |
Kroniek in tekst en beeld
Minder lyrisch, maar niet minder persoonlijk is de schitterende kroniek in tekst en beeld die Raymond Benders in samenwerking met de Stiftung Weimarer Klassik samenstelde. Het boek is opgebouwd als een kalender, die bij elke mogelijke dag informatie geeft over Nietzsches leven. In de eerste jaren is dat uiteraard nog weinig, maar vanaf 1850 wordt het steeds meer, en vanaf 1860 wordt Nietzsches leven bijna van dag tot dag gedocumenteerd. Vrijwel alle gebeurtenissen in zijn leven worden vermeld, veelal via citaten uit brieven
| |
| |
‘Mit der Postkutsche auf den Splügen. Montag, 30. September.
Morgens um 4 stand ich auf, nach 5 ging die Post.
Vorher mußten wir in einem übelriechenden
Wartezimmer sitzen, unter Graubündner und Tessiner Bauern: überhaupt ist um diese frühe Stunde der Mensch ein widerwärtiges Geschöpf.
Die Abfahrt erlöste mich: denn ich hatte mich mit dem Conducteur verständigt, daß ich seinen Sitz, hoch auf dem Wagen einnehmen kontte. Da war ich allein: es wurde die schönste Postfahrt, die ich je erlebt habe. Ich schreibe nichts von den ungeheuren Großartigkeiten der Via Mala: mir ist es als ob ich die Schweiz nicht gekannt habe. Das ist meine Natur, und als wir in die Nähe des Splügen kamen, überkam mich der Wunsch, hier zu bleiben. Ich fand ein gutes Hôtel und ein rührend einfaches Zimmerchen. Doch läuft ein Balkon an ihm vorbei, mit schönster Aussicht.’
(KSB, 4, Nr. 257, p. 55)
Tekening van Nietzsche: zijn uitzicht in Splügen, 1872
van Nietzsche zelf, soms uit brieven of dagboeken van tijdgenoten die hem kenden, en voorts uit bestaande biografieën. Zijn reizen, zijn ontmoetingen met meer of minder bekende figuren, de boeken die hij bestelde bij uitgevers of bij de bibliotheek, alles wordt gedocumenteerd in geschrift en - wat bijzonder is - veelal ook in beeld: het boek biedt honderden foto's van Nietzsche en de mensen die hij ontmoette, van de titelpagina's van zijn boeken, van zijn eigen tekeningen, maar ook van de plaatsen die hij bezocht; van trein-tijdtabellen die hij moet hebben gebruikt, gastenboeken die hij tekende, affiches van voorstellingen die hij bezocht, aankondigingen van zijn colleges, enzovoort enzovoort. Het boek kan worden gelezen als een biografie van Nietzsche, samengesteld uit aantekeningen van hemzelf en tijdgenoten. Zo kun je aan de hand van citaten uit brieven van dag tot dag meemaken hoe Nietzsche zich op de uitgave van een nieuw boek verheugt en hoe hij de reacties erop noteert.
| |
Twee vrouwen
Wandelboeken zijn deze fotoboeken niet, althans niet in de zin dat je ze op een wandeling mee kunt nemen. Daarvoor zijn ze te zwaar en te groot. Biografieën van Nietzsches denken zijn ze evenmin. Terwijl Safranski zich beperkt tot een presentatie van Nietzsches denken, blijven de plaatjesboeken onvermijdelijk tot Nietzsches leven beperkt. Van alle genoemde boeken (evenals van de meeste andere publicaties over Nietzsche) geldt dat ze aan de buitenkant blijven van een leven dat door een passie voor het denken verteerd werd, en van het denken dat zo hartstochtelijk gevoeld werd dat het zelf kon bloeden en juichen. Ik sluit daarom af met een tekst van Nietzsche zelf.
In het tweede deel van Also sprach Zarathustra vertelt Zarathustra over een gesprek met zijn grote liefde: het leven, dat als vrouw wordt gepersonifieerd. In dat gesprek heeft hij het over een andere vrouw op wie hij ook zeer gesteld is, de wijsheid:
| |
| |
En toen het leven mij eens vroeg: wie is dat dan, die wijsheid? - toen zei ik ijverig: ‘Ach ja! de wijsheid!
Je dorst naar haar en krijgt er niet genoeg van, je kijkt door sluiers, je grijpt door netten.
Is ze mooi? Wat weet ik! Maar de oudste karpers worden nog door haar gelokt.
Veranderlijk is ze, en koppig; dikwijls zag ik hoe ze op haar lippen beet en hoe ze haar kam tegen de haren in streek.
Misschien is ze boosaardig en vals, en in ieder geval een vrouwspersoon; maar als ze over haarzelf spreekt, juist dan is ze het meest verleidelijk.’
Toen ik dit tegen het leven zei, lachte het boosaardig en sloot de ogen. ‘Over wie spreek je toch, zei ze, soms over mij?
En als je al gelijk zou hebben, - zeg je dat zo recht in mijn gezicht! Maar vertel nu ook eens over je wijsheid!’
Ach, en nu deed je je ogen weer open, oh mijn beminde leven! En ik had het gevoel of ik weer in het ondoorgrondelijke verzonk.
(Also sprach Zarathustra II, ‘Das Tanzlied’)
Rüdiger Safranski, Nietzsche. Biographie seines Denkens (München, Hanser 2000). Nederlandse vertaling door Mark Wildschut: Nietzsche. Een biografie van zijn denken (Amsterdam/Antwerpen, Atlas 2000) |
David Farrell Krell & Donald L. Bates, The Good European (Chicago, University of Chicago Press 1997) |
Stiftung Weimarer Klassik (Hrsg.), Friedrich Nietzsche. Chronik in Bildern und Texten. Zusammengestellt von Raymond J. Benders, Stephan Oettermann u.A. (München, Hanser Verlag & DTV 2000) |
|
|