Natuurlijk schond Fokkema willens en wetens de belofte aan de erven. Dat bleek ook uit de publicatie van een uitgebreid Lodeizenartikel van zijn hand in Maatstaf. De erven waren op zijn zachtst gezegd not amused. Mondelinge beloftes waren niet toereikend gebleken. Fokkema, Ronald Bos en ik moesten nu schríftelijk beloven niet, respectievelijk niet meer uit het persoonlijk materiaal te publiceren. Omdat we geen andere keus hadden, deden we dat.
Ik ben ervan overtuigd dat Fokkema met zijn effectieve charme enerzijds de erven van alles graag wilde beloven, maar anderzijds iedere vorm van literatuuronderzoek niet in de weg wilde staan, wilde helpen zelfs, in ieder geval aanmoedigen. Hij wilde niet het opwerpen van enige barrière op zijn wetenschapsgeweten hebben. Ik geloof dat hij ervan uit ging dat de erven de tijd gegund moest worden aan allerlei vormen van openbaarmaking te wennen. Zijn eigen artikel in Maatstaf had in dat gewennigsproces, denk ik, een welbedoelde functie.
Nadat ik een proefhoofdstuk van mijn opus aan de jongere zus van Lodeizen had laten lezen, was zij misschien niet in alle opzichten tevreden, maar in ieder geval maakte zij geen bezwaar tegen mijn vele citaten uit het zogenaamde verboden materiaal.
Ik had nu genoeg stof om mijn boek substantieel te kunnen voltooien. Lodei-zens privé-notities, ongeordend en wisselend van kwaliteit, leenden zich niet voor integrale publicatie - dat vond na ampele weging ook uitgever Van Oorschot. Voor mijn verhaal maakte ik er een ruime keuze uit. Daardoor is mijn boek een vervlechting geworden van drie uiteenlopende bestanddelen.
Het is behalve min of meer journalistieke levensbeschrijving en enige essayistiek, ook een soort bloemlezing van primaire, grotendeels ongepubliceerde, betekenisvolle teksten. Juist díe tekstfragmenten bepaalden mijn positie en visie als biograaf. In die teksten was Lodeizen zelf dusdanig aanwezig dat ik hem verder zo weinig mogelijk voor de voeten moest zien te lopen. Ik ben verantwoordelijk voor de selectie en voor de verbindende teksten, zeg maar de montage, en in die verbindende teksten klinken mijn zienswijzen door.
Door de symbiose van Lodeizens bekende en onbekende schriftuur zijn wij buitenstaanders in de gelegenheid begripvolle insiders te worden lezen wij een levensverhaal dat ook min of meer het onze is, met zijn ups en downs, zijn verwachtingen, vervullingen en, onvermijdelijk, zijn teleurstellingen - doordat het leven nu eenmaal zo is en omdat wij vaak, dom genoeg, nalaten er méér van te maken.
Gerard Bes, Liever liefde dan gedichten (Amsterdam, Balans 2001)