Biografie Bulletin. Jaargang 12
(2002)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| ||||||||||
Omfloerste vlaggen en vaandels
| ||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||
Voorpagina Het Volk, 13 mei 1930
de SDAP in 1894 en boegbeeld van de partij, viel een dergelijke uitvaart ten deel. In 1925 had hij afscheid genomen van de politiek, vijf jaar later overleed hij. Zijn begrafenis maakte, uiteraard, veel duidelijk over Troelstra zelf, maar was bovendien een politieke demonstratie van de eerste orde, veelzeggend over het politieke zelfbeeld van de SDAP, en boordevol symbolen uit de socialistische dodencultuur. | ||||||||||
De begrafenis van TroelstraTroelstra overleed op maandagavond elf uur, 12 mei 1930. Hij stierf thuis in Scheveningen aan blaaskanker, na een ziekbed van vier jaar. De uitvaart vond plaats op vrijdag 16 mei, een mooie voorjaarsdag, met een stralende lentezon en alles in volle bloei. Tegen één uur in de middag reed een zwarte koets voor het ‘sterfhuis’ aan de Leuvenschestraat.Ga naar eind5 Een blankeiken kist werd door vooraanstaande partijleden de lijkwagen ingedragen en bedekt met de rood- en witte SDAP-vlag met de tekst: ‘Proletariërs aller landen vereenigt u.’ Achter op de koets werd een krans met rode linten van de partij gehangen, voorzien van de tekst ‘van de partij, die hem zoo lief was’. Een ‘luttel tal veldbloemen, in het wild geplukt’ werd eraan toegevoegd. Negen rijtuigen volgden de koets met het lichaam van Troelstra. In het eerste rijtuig bevond zich de familie, daarachter reed de koets met fractievoorzitter Albarda en voorzitter Oudegeest, gevolgd door onder anderen Ankersmit, hoofdredacteur van Het Volk, en ‘oude olifant’ Vliegen, een van de Twaalf Apostelen die in 1894 de SDAP hadden opgericht. Achter de koetsen schaarde zich een stoet van duizenden arbeiders. Volgens het ene dagblad bedroeg het aantal rouwenden dertigduizend, het andere schatte het op vijftigduizend. Duizenden toeschouwers sloegen de uitvaartstoet gade. Om kwart voor twee kwam de koets op de Algemene Begraafplaats in Den Haag aan. De kist werd door leden van de kamerfractie over de zwarte lopers naar de met rouwdoek en zilver beklede katafalk, opgesteld op een bordes voor een kapel, gedragen. De partijvlag en de kransen werden opnieuw over de kist gedrapeerd. Aan de voet van het bordes, aan weerszijden van de kist, schaarden zich familie en partijleden, onder wie nu ook Wibaut. Het défilé kon beginnen. Tienduizenden trekken langs de baar. De grote blauwe vlag van de NVV gaat voorbij, dan komt de rode vlag van de Internationale Transportarbeidersfederatie. Veel rode vlaggen met rouw- | ||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||
rimpels en een haag van zwarte vaandels. Het eerste gewest in de stoet is Friesland. Mensen groeten het stoffelijk overschot van Troelstra door hun hoofd naar de katafalk te richten. Banieren en vaandels worden licht omlaag gebogen, waarna de groep haar weg vervolgt. ‘Een enkele heeft een fototoestel bij zich en neemt zoo een laatste herinnering mee, een enkele wordt de ontroering te machtig, snikt.’ Na twee uur precies wordt het defilé door de afvaardiging van de Nederlandse Arbeiderssportbond afgesloten. De politie sluit daarna het kerkhof met hekken. De begrafenis kan in kleine kring beginnen. De kist wordt op een baar geplaatst en door een tiental partijmannen, onder wie Schaper en Ankersmit, naar de groeve gedragen. Wibaut en Vliegen zijn twee van de slippendragers. Het graf, een familiekelder die door de partij is betaald, bevindt zich aan de westzijde van de begraafplaats bij de ingang Bankastraat. Op de kist wordt een boeket van sparrentakken en dotterbloemen gelegd, met, in het Fries, het opschrift: ‘Wij kinderen van de Friesche weiden roepen aan Pieter Jelles een laatst vaarwel toe van 't oude geboorteland’. De kist wordt neergelaten. Een kort dankwoord wordt gesproken door Troelstra's zoon Jelle. Om kwart over vier eindigt de plechtigheid. Nauwelijks vijf minuten later ligt het graf er verlaten bij; ‘de stilte werd slechts verbroken door het monotone gebeitel van een steenhouwer die aan het monument op een ander graf arbeidde.’ In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen vindt om kwart voor vijf de herdenking plaats. De belangstelling is overweldigend, de plaatsen zijn beperkt beschikbaar; men heeft een speciaal toegangsbewijs nodig. Hoe de selectieprocedure verloopt, is niet duidelijk. In de tuinen van het Gebouw voor K. en W. luisteren vierduizend belangstellenden via luidsprekers naar de toespraken. De overige duizenden waaieren uit over de stad. Het toneel heeft een rouwbekleding van paars met zwarte banen. Rechts staat het door zijn zoon Jelle geschilderde portret van Troelstra, links komt de partijvlag te hangen. In het midden voor het spreekgestoelte de microfoon voor de VARA-radiouitzending. Het is ‘stemmig halfdonker’ en men wacht op de bestuurders van de SDAP en de NVV en de familie. De voorste rijen zijn voor hen vrijgehouden. Ondertussen speelt de organist van de Haagse Lutherse kerk ‘gedempt’ op het orgel treurmarsen van Guilmant en Beethoven en de treurmars uit de ‘Lieder Ohne Worte’ van Mendelssohn. Als de familie en partijmensen met de partijvlag die op de kist lag binnenkomen, zingt het koor ‘De Haagsche Stem’ het lied ‘Aan den Strijders’. Partijvoorzitter J. Oudegeest begint met een toespraak, gevolgd door fractievoorzitter Albarda en Emile Vandervelde namens de Tweede Internationale. Daarna spreekt de Duitse socialist Wels. De tweede voorzitter Van der Walle van het NVV sluit de reeks toespraken af, waarna Jelle Troelstra wederom een kort dankwoord uitspreekt. Tot slot zingt de ‘Stem des Volks’ het lied ‘Morgenrood’. In Amsterdam zal die avond ook een herdenkingsbijeenkomst worden gehouden. De begrafenis is door de SDAP georganiseerd. Ze is een staaltje van indrukwekkende, doodernstige, socialistische pracht en praal. De rode rouwsymbolen spreken boekdelen. De stoet is een eindeloze haag van partijvaandels en - banieren. Een grafrede blijft uit: in het graf liggen immers menselijke resten, | ||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||
geen ziel tot wie gesproken kan worden. De stoet is ook een toonbeeld van organisatiekunde, ‘een organisatie zoo krachtig en goed uitgewerkt, dat zij wel geschikt was bewondering en afgunst te wekken’.Ga naar eind6 Zij bewijst ook zelfdiscipline. De socialistische beweging onderstreept dat zij een grote groep gedisciplineerde arbeiders omvat, waarmee zij zich van andere politieke groeperingen tracht te onderscheiden. ‘De verwatenen, die smalen op de massa en schimpen op de domme kracht van het getal, zij hadden dit grootsche défilé moeten bijwonen. (...) Voor dat ogenblik althans zou hun mond gesnoerd zijn geweest en wellicht had een gevoel van eerbied zich van hen meester gemaakt (...).’Ga naar eind7 Ook de opname van het individu in het collectief komt aan de orde. In de berichtgeving in Het Volk en in de toespraken op de herdenkingsbijeenkomst wordt getreurd om het heengaan van de grote man Troelstra. Maar het ideaal dat in hem huisde en dat ook het ideaal is van de Partij, leeft voort: ‘(...) en daarom moet zijn verscheiden in ons allen, leden en bestuurders in de SDAP, het besef levendig doen worden, dat de groote dankbaarheid die in ons allen is jegens dezen voorganger (...) slechts op één hem en onze zaak waardige wijzen kan worden getoond. Dat is (...) door alleen in ons te doen branden datzelfde heilige vuur, dat in hem vlamde (...) te stellen in dienst van het socialisme, het ideaal, waaraan zijn krachten, totdat ze geheel waren uitgeput, waren gewijdGa naar eind8’, aldus ‘de Proclamatie van het Partijbestuur’.Ga naar eind9 De individu Troelstra versmelt na zijn dood in het grotere partij-ideaal, het socialisme. | ||||||||||
Strijd en vuurTroelstra's begrafenis was niet alleen een algemeen-socialistische begrafenis, maar vooral ook een specifieke SDAP-uitvaart. Uit de organisatie van de begrafenis, de toespraken en de aandacht van de pers is af te leiden hoe de partij in 1930 tegen zichzelf aankeek. De periode tussen 1919 en 1939 wordt wel eens gekenschetst als de periode van ‘de consolidatie van de rode familie’. De partij was het initiatief kwijt, doordat de RKSP regeringsdeelname van de SDAP afwees. Het initiatief werd verder afgezwakt doordat de partij oude strijdidealen niet meer uit de kast kon halen. Want waar moest, na de verwerving van het algemeen kiesrecht en de achturige werkdag, nog voor worden gestreden? Die vraag was een probleem, dat besefte vooral de groep in de strijd beproefde voorlieden zoals bijvoorbeeld Vliegen. Volgens De RooyGa naar eind10 wachtte men af welke ontwikkelingen nog in de schoot der toekomst verborgen zouden liggen. Ondertussen groeide de rode burcht. De SDAP wist een aangename nestwarmte uit te stralen. Het werd als een genoegen beschouwd bij de rode familie te horen, een familie die groeide van zo'n 40.000 leden in 1919 tot circa 70.000 in 1930. Niettemin had de beweging steeds meer genoeg aan zichzelf en raakte ze langzamerhand in zichzelf besloten. De partij was hiermee tevreden, maar de traditie stond het niet toe. Strijd en vuur waren nodig om oude idealen te verwezenlijken, vond nog steeds een deel van de partij. Ook al had de partij het marxisme al lang losgelaten, de SDAP wortelde in het revolutionaire. ‘Sociaal-democraten worden van nature, zo lijkt het wel, heen en weer geslingerd tussen twijfel en tevredenheid. De trots over het bereikte valt voortdurend samen met het besef van het onvolmaakte’, schreef De Rooy.Ga naar eind11 | ||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||
De stoet trekt langs de kist
De SDAP beschouwde zichzelf als volwassen. Dat blijkt met name uit de zelfverzekerde toespraken van de partijleiding en de ‘oude olifanten’. Het is verschrikkelijk dat Troelstra is overleden, zei men; een groot man is heengegaan, maar de partij is sterk genoeg en redt zich wel. De woorden van Vliegen waren exemplarisch: ‘Misschien is nog de grootste eer, die hem kan worden nagegeven, deze, dat de partij, nu ze hem missen moet, hem ook missen kàn, zonder dat haar positie, hare taakvervulling en hare werfkracht er zichtbaar onder lijdt. (...) Het werk waarvan hij de hoogste bouwmeester was, is hecht gefundeerd en zal worden voltooid.’Ga naar eind12 Met de uitvaart demonstreerde de SDAP dat de achterban zich met de jaren ‘innerlijk had hervormd’. ‘Als minderwaardigen voelden zij (arbeiders) zich. Hij (Troelstra) heeft het waardigheidsgevoel in hun hart gestort’, zei Vliegen later in Amsterdam.Ga naar eind13 Veelzeggend ook is een artikel van R. Kuiper in Het Volk. ‘Welk een opvoedende kracht gaat er van zo'n plechtigheid uit. Niet één die rookte, niet één met gedekt hoofd (terwijl toch Hollanders in het algemeen niet hun hoed of pet en hun pijp of sigaar afleggen). In de rouwzaal was er niet één die de plechtige stilte verbrak. Begrijpt de betekening hiervan goed, kameraden! Hier kon men zien welk een opvoeding al die menschen ontvangen hebben in en door onze beweging, uiterlijke vormen die iets zeggen omtrent het innerlijke leven van de beweging en van hen die haar vormen en leiden de vrijwillige ondergeschiktheid aan een groot doel.’Ga naar eind14 Alle tevredenheid en zelfverzekerdheid ten spijt, toonde de partij zich ook kwetsbaar. Die kwetsbaarheid werd treffend blootgelegd in de beschrijving door Het Volk van één gedenkwaardige gebeurtenis op de uitvaart. Terwijl de stoet aan de baar voorbij trok en Troelstra de laatste eer bewees, passeerde een auto. De opvallende auto verstoort de gang van de stoet naar de overledene. De redacteur van Het Volk kent de chauffeuse en doet alsof hij en de arbeiders boven de ordeverstoring staan. Maar uit de beschrijving blijkt dat de partij danig in haar wiek geschoten is: ‘Wat deert het ons of een vroeger christelijk-historisch vrouwelijk lid van den Haagschen gemeenteraad zich niet ontzag om in een protserigen auto, voorzien van een oranje- en rood-wit-blauw vlaggetje op de begraafplaats te “demonstreeren”. Troelstra heeft zich altijd trotsch van geestelijk rapalje afgewend. Doen wij hetzelfde...’Ga naar eind15 Verder raakte het de partij dat er maar weinig politieke opponenten op de begrafenis aanwezig waren. ‘Wat deert het ons dat zoo weinigen uit het burgerlijke kamp hem de laatste eer kwa- | ||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||
men bewijzen.’ Een aantal is present, ‘maar geen katholiek, zelfs niet één hunner democratische parlementsleden heeft zich kunnen opwerken tot de geesteshoogte die noodig is om den tegenstander openbaar te eeren.’Ga naar eind16 Staat deze gekwetstheid symbool voor de onmacht van de partij regeringsdeelname af te dwingen? In elk geval staat zij model voor het verlangen van de SDAP serieus te worden genomen - en de onzekerheid of dat lukt. Aan de uitvaart van Troelstra valt veel af te lezen. Maar het beeld wordt nog scherper als we de begrafenis vergelijken met de uitvaart van een andere socialist: Domela Nieuwenhuis. | ||||||||||
De begrafenis van Ferdinand Domela NieuwenhuisFerdinand Domela Nieuwenhuis was een opvallende persoonlijkheid. In 1847 te Amsterdam geboren, werd hij in 1870 Luthers predikant. Hij voelde zich geroepen zich voor de arbeiders in te zetten en legde in 1879 zijn ambt neer. In 1882 richtte hij de Sociaal Democratische Bond op. Nadat hij in 1888 als eerste socialistische kamerlid werd gekozen, zwoer hij de parlementaire weg af. Terwijl Troelstra en elf anderen de SDAP oprichtten en zich in revisionistische richting ontwikkelden, werd Domela anarchist. Zijn ideeën ventileerde hij in De Vrije Socialist en in vurige toespraken waarin hij socialistische retoriek paarde aan christelijke. Domela Nieuwenhuis overleed op 18 november 1919, eveneens op zeventigjarige leeftijd. De uitvaart van de SDB-voorman vond plaats in Amsterdam. Met de trein werd het dode lichaam vanuit zijn woonplaats Hilversum naar de hoofdstad vervoerd. Daar werd het opgebaard in de rouwzaal van het gebouw van Vereeniging Diamantclub Concordia aan het Weesperplein. Een dag later, op zaterdag 22 november, begon om half tien in de ochtend de optocht, die door het Plaatselijk Arbeidssecretariaat was georganiseerd. De kist voerde langs de Sarphatistraat, de Weteringschans, Het Leidseplein, de Nieuwe Zijdsvoorburgwal en de Martelaarsgracht, naar het Centraal Station. Een immense stoet volgde de kist, die op CS in een goederentrein werd gezet naar Velsen. In het crematorium Westerveld werd het lijk van Domela Nieuwenhuis verbrand. De overeenkomsten met Troelstra's uitvaart zijn onmiskenbaar. De rouwsymbolen waren identiek. Er werd geen grafrede gehouden en de uitvaart trok massale aandacht in Amsterdam. Maar er zijn ook verschillen. Ten eerste was de uitvaart van Domela emotioneler. Zonder dat de partijleiding het waarschijnlijk zo had bedoeld, was de symboliek sterk emotioneel geladen. De samenkomst op het Stationsplein, waar de optocht eindigt, was zo'n moment. Terwijl de arbeidersmassa vóór het Centraal Station aanzwol, werd de kist naar het eerste perron gebracht. Een socialistisch mannenkoor begeleidde de kist met gezang. De vertrekkende trein, Domela's laatste reis, symboliseerde net als het zakken van de kist in de grond en het schuiven van de kist in de oven, de verdwijning van de overledene. Bij Troelstra mochten de duizenden de kist groeten, banieren neigend naar de katafalk, maar het werkelijk afscheid was voorbehouden aan de kleine kring van familie- en partijleden. Bovendien verliep Domela's begrafenis uitbundiger dan die van Troelstra. Die uitbundigheid werd voornamelijk onderstreept door de talloze kransen en bloemstukken. Kreeg Troelstra - op eigen verzoek - slechts een ‘luttel veld- | ||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||
Troelstra. Tekening Funke Küpper
| ||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||
bloemen’ en enkele kransen, Domela Nieuwenhuis ontving honderden. De kransen en bloemstukken werden door vijftig afgevaardigden gedragen en lagen in vier open rijtuigen in de uitvaartstoet. De bloemen leken op overwinningkransen voor een uitgestreden strijder. De uitvaart van Domela stond door het open karakter dichter bij de aanwezigen. Dat was letterlijk het geval. Lag het lijk van Troelstra ‘onbereikbaar’ in een halfgesloten dodenkoets, de kist van Domela rustte op de handen van bootwerkers. Ook het lijk was ‘openbaar’. Een foto van de opgebaarde Domela prijkte in De Vrije Socialist, omkranst door bloemen. Tot slot weken de reacties op het overlijden sterk uiteen. Troelstra's heengaan werd als een smartelijk verlies ervaren. Er werd oprecht getreurd over het verscheiden van een goede vriend, een bewogen partijman, een betrokken politicus en begaafd dichter. Maar dit speelde zich af op het menselijke vlak; het verdriet betrof de persoon en werd gecombineerd met de opluchting over het einde van Troelstra's lijdensweg. De dood van Domela bracht behalve verdriet ook een schok teweeg: hoe moest het nu verder met de arbeidersbeweging? Domela's sterven werd ervaren als een steek in het hart van de beweging zelf en men vroeg zich af hoe men die klap te boven moest komen. ‘Ongetwijfeld is dit voor onze beweging een zware onherstelbare slag, en groot zal de verslagenheid zijn.’Ga naar eind17 Vol schuldgevoel werd teruggeblikt: ‘Kameraden, een groet, een zwijgende groet aan Domela Nieuwenhuis. Onderzoekt uzelf: laten wij elkaar dan in de oogen zien en de hand drukken en onszelf belooven: “Wij hebben hem niet voldoende geëerd tijdens zijn leven, we zullen zijn nagedachtenis hoog houden door ons Mensch te toonen, vrije mensch, met een forsch karakter en den onwrikbaren wil tot daden als de tijd daar zal zijn.”’Ga naar eind18 Hoe anders is de reactie op Troelstra's dood. De partij waant zich volwassen en is zich bewust van haar kracht. Er wordt een begin gemaakt, zo blijkt later, met het uitzetten van lijnen voor een ‘maakbare samenleving’. Troelstra's verscheiden treft de partij niet in het hart, het versterkt dat centrum alleen maar. Kortom, Domela's uitvaart maakt duidelijk dat Troelstra's overlijden anders werd beleefd. Domela's uitvaart was een begrafenis van arbeiders voor arbeiders. Het open karakter van de begrafenis illustreert dit. Troelstra's uitvaart was een begrafenis van de partíj voor de arbeiders. Deze conclusie sluit aan bij het feit dat de SDAP zich in 1930 ziet als een volwassen, zelfbewuste partij. Het Partijbestuur was zelfverzekerd en greep de uitvaart aan om de SDAP krachtig te profileren. De begrafenis van Troelstra was bovenal een persoonlijk afscheid. Op de uitvaart speelde zijn Friese afkomst een belangrijke rol en de belangrijkste spreker was Troelstra's zoon Jelle. Veel waardering werd uitgesproken voor de zorg waarmee de vrouw van Troelstra de SDAP-leider omringde in de laatste vier jaren toen hij ernstig ziek was. Maar de uitvaart oversteeg het persoonlijke: de begrafenis was daarnáást een politieke demonstratie van de SDAP, een publiek evenement, waarmee diepgewortelde socialistische idealen werden geventileerd. Verder weerspiegelde de begrafenis het politieke zelfbeeld van de partij op dat moment. De SDAP was een grote zelfverzekerde partij geworden met een grote aanhang. De partij was toe aan meeregeren, maar werd | ||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||
geweerd door de heersende coalitie. De onvrede daarover kwam tijdens de herdenkingstoespraken en uit de reacties op het overlijden van Troelstra naar voren. Dat een socialistische uitvaart een compleet andere politieke culturele betekenis kon hebben, bleek uit de begrafenis van SDB-voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis, elf jaar eerder. Domela's overlijden werd door de SDB gezien als een zware slag voor de socialistische beweging zelf. Men vroeg zich af hoe men die schade moest herstellen. Hoe anders werd omgegaan met de dood van Troelstra. Troelstra's verscheiden had de partij niet in het hart getroffen, maar de SDAP juist sterker gemaakt. | ||||||||||
Geraadpleegde literatuur
| ||||||||||
Bronnen
|
|