Biografie Bulletin. Jaargang 4
(1994)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Van ster tot schurk
| |
[pagina 116]
| |
persoonlijkheid. De Byron-held kenmerkt zich immers door zijn verdorven karakter. Hij is van geheimzinnige afkomst, zijn uiterlijk doet een gruwelijke zonde vermoeden: ‘Hij heeft een bleek gelaat dat is doorgroefd door een smartelijke ervaring uit het verleden, een zeldzame satanische glimlach, sporen van een duistere nobele afkomst een beter lot waardig.’Ga naar eind3 Daarnaast kan van de Byron-held gezegd worden dat hij een intellectuele, waardige doch verbitterde rebel is. Wèl blijft hij altijd hoffelijk tegenover vrouwen. Het is in het geval van Byron niet moeilijk om bewijzen te vinden dat zijn gedichten autobiografisch zijn. Net als zijn helden heeft Byron veel gereisd. Daarnaast onderhield hij naar alle waarschijnlijkheid een incestueuze relatie met zijn halfzus. Incest was, net als in vele andere romantische literaire werken, een terugkerend thema in Byrons gedichten. Bovendien verkiest Byron in 1816, net als Childe Harold, een ballingschap op het vasteland. Hij verlaat Engeland voorgoed nadat het publiek hem massaal de rug toe keert omdat het lucht heeft gekregen van de vermeende wandaden die tot het mislukken van zijn huwelijk met Annabella Milbanke zouden hebben geleid.
* * *
Elke biograaf maakt zijn eigen keuze uit het beschikbare feitenmateriaal en zeker in het geval van Byron is het bronnenmateriaal zo omvangrijk en divers dat elke biograaf de bewijzen kan vinden voor zijn hypothese over de persoon Byron. Als dan ook nog eens blijkt dat praktisch elke Byron-biograaf kritiekloos de conclusies van zijn voorgangers overneemt en zo met een negatief vooroordeel het bronnenmateriaal te lijf gaat en bovendien Byrons leven uit zijn gedichten denkt te kunnen reconstrueren, is het haast onvermijdelijk dat zijn biografieën een negatief beeld opleveren. Dit negatieve beeld wordt nog eens versterkt door de veronderstelling dat de identificatie van Byron met zijn helden tweeledig is. Byron zou niet alleen zijn helden naar zijn eigen voorbeeld hebben geschapen, er zijn ook biografen die beweren dat hij zich vervolgens als zijn helden is gaan gedragen. De biografen die eerstgenoemde theorie aanhangen - de Byron-held als zelfportret - zijn doorgaans zo overtuigd van de juistheid van de Byron-mythe, dat de autobiografische verbanden die ze menen te kunnen leggen niet meer worden geverifieerd door ander bronnenmateriaal. Met deze werkwijze stigmatiseren ze Byron als een immorele boeman. Dit stigma heeft er toe geleid dat in de secundaire literatuur het onderscheid tussen Byron en diens personages geheel is verdwenen. Deze identificatie van Byron met zijn helden gaat zelfs nog verder dan een poging om aan te tonen dat zijn werk een afspiegeling is van zijn leven: de scheidslijn tussen auteur en personage is niet alleen vervaagd, maar wordt in een enkel geval zelfs geheel opgeheven. Zo doet de Italiaanse literatuurwetenschapper Mario Praz, die toch als autoriteit op het gebied van de romantische literatuur kan worden beschouwd, het in zijn overzichtswerk La carne, morte e il diavolo nella letteratura romantica voorkomen alsof Byron en diens schepping inwisselbaar zijn. Byron is volgens hem de fatale man bij uitstek. Drie strofen uit het gedicht ‘Lara’ vormen in zijn ogen een ideaal zelfportret van Byron. Bovendien geeft hij ter illustratie van het karakter van de Byron-held feiten weer uit het leven van Byron zelf.Ga naar eind4 Aanhangers van de tweede identificatie- | |
[pagina 117]
| |
Lord Byron, geschilderd door George Gordon
| |
[pagina 118]
| |
theorie gaan ervan uit dat Byron zich als zijn literaire creatie, de Byron-held, is gaan gedragen. Deze zogenoemde ‘Byronic pose’, wordt in de meeste gevallen verklaard als een bewuste exploitatie van de publieke opinie. Uit commerciële overwegingen zou hij geen enkele moeite hebben gedaan om de Byron-mythe te ontzenuwen en zou hij voortdurend de publiciteit hebben gezocht. Byron, zo stelt een van zijn biografen, anticipeerde de mening van Oscar Wilde: ‘If there was one thing worse than being talked about, it was not being talked about.’Ga naar eind5
* * *
Omdat de methodes waarmee biografen tot een dergelijk negatief beeld van Byron zijn gekomen twijfelachtig zijn, rijst de vraag of Byron inderdaad de Byron-held was waar hij tot de dag van vandaag voor wordt aangezien. Er is een belangrijke bron die inzicht kan verschaffen in de persoon Byron, en dat zijn de vele duizenden brieven die Byron aan zijn vrienden, zakenrelaties en familieleden geschreven heeft. Byrons persoonlijke correspondentie biedt door haar lijvigheid een grote hoeveelheid informatie over Byrons leven en zijn denkbeelden over het dichterschap, vrouwen en het huwelijk, het leven in het algemeen en dergelijke. Ik heb mij in mijn onderzoek beperkt tot de 1315 brieven die Byron heeft geschreven in de periode van 29 september 1809 tot 23 oktober 1817. Deze acht jaren kunnen als Byrons ‘romantische’ periode worden beschouwd. In september 1809 bevindt Byron zich namelijk in Albanië waar hij, geïnspireerd door de lokale gebruiken, aan de eerste twee canto's van ‘Childe Harold's Pilgrimage’ begint, een epos waarin hij zijn eerste romantische held en dus de eerste Byron-held beschrijft; 1817 is het jaar waarin Byron afscheid neemt van zijn romantische periode. In dat jaar ontdekt hij de ottava rima, een Italiaanse versmaat, die met name geschikt is voor het schrijven van satires. Op 23 oktober 1817 schrijft Byron zijn uitgever dat hij zijn eerste satire, ‘Beppo’ genaamd, heeft voltooid. Met de ontdekking van dit genre heeft de romantische poëzie voor hem afgedaan. Eventuele gelijkenissen tussen Byron en zijn creatie - de Byron-held als zelfportret of als rollenspel - zouden in Byrons brieven in het tijdvak 1809-1817 traceerbaar moeten zijn.
* * *
Een brievenonderzoek is een buitengewoon geschikte methode om een impressie te krijgen van de persoon Byron. Het leven van een auteur is immers, volgens de modernistische opvatting, ‘een niet erg samenhangend geheel van de sociale rollen die hij speelt’.Ga naar eind6 Omdat de verschillende houdingen die Byron tegenover zijn correspondenten aanneemt op zich al zoveel informatie over zijn leven en karakter verschaffen, is een bestudering hiervan een belangrijke stap voor de nuancering van het bestaande beeld. Om die reden zal ik Byrons relatie tot zijn belangrijkste correspondenten, zoals die blijkt uit zijn brieven, in het kort weergeven. Byron had na het overlijden van zijn moeder in 1811 nog maar één nauw verwant familielid: zijn vijf jaar oudere halfzus Augusta. Uit Byrons brieven aan haar blijkt dat hij erg op haar gesteld is en haar dikwijls in vertrouwen neemt. Deze correspondentie verschaft, met name door de openheid die Byrons brieven aan Augusta kenmerken, een goed inzicht in zijn gevoelens over zijn mislukte huwelijk en zijn ideeën over het huwelijk in het algemeen. | |
[pagina 119]
| |
De persoon in zijn naaste omgeving aan wie hij, naar eigen zeggen, alles opbiechtte is Lady Melbourne: ‘you must always know everything concerning me -it is hard if I may not have one friend -believe me none will ever be so valued- & none ever was so trusted by yours ever.’Ga naar eind7 Zij is de enige aan wie Byron, eerst in bedekte termen, schrijft over zijn incestueuze relatie met Augusta. Al spoedig na de voltrekking van zijn huwelijk met Annabella Milbanke blijkt dat hiermee ‘het probleem Augusta’ niet is opgelost en beëindigt Byron, vermoedelijk uit schaamte, de correspondentie met Lady Melbourne. Tegenover zijn vrienden is Byron doorgaans opgewekt maar slechts enkelen is de eer voorbehouden deelgenoot te worden gemaakt van Byrons diepere gevoelsleven. Degene aan wie hij zich het meeste bloot geeft is John Cam Hobhouse, vanaf zijn studietijd tot aan zijn overlijden zijn beste vriend. Hobhouse is bijvoorbeeld de enige persoon aan wie hij openlijk schrijft over zijn bisexualiteit. Byron leerde Douglas Kinnaird op Cambridge kennen als vriend van Hobhouse. In zijn correspondentie aan hen wisselen serieuze uiteenzettingen en studentikoze grofheden zich af. Een goede illustratie van Byrons botheid in zijn brieven aan zijn studievrienden is een uitspraak in een brief aan Kinnaird over een door Byron zwanger geraakt meisje: ‘Whether this impregnation took place before I left England or since I do not know - the (carnal) connection had commenced previously to my setting out -but by or about this time she has-or is about to produce. The next question is, is the brat mine?’Ga naar eind8 Heel anders is de manier waarop Byron zich tot twee andere vrienden richt, Thomas Moore en Robert Charles Dallas. Zij hadden allebei op literair gebied al het een en ander bereikt op het moment dat Byron ze leerde kennen en uit de brieven aan hen blijkt dat Byron deze schrijvers hoog achtte en een goede indruk wilde maken. Vlak na zijn kennismaking met Moore schrijft hij hem: ‘I felt, and still feel very much flattered by those parts of your correspondence, which held out the prospect of our becoming acquainted.’Ga naar eind9 Later gaat Byron hem op zijn eigen vlotte wijze schrijven en vertrouwt hij hem zelfs zijn zieleroerselen toe. Op zakelijk niveau schreef Byron met hoge frequentie aan zijn uitgever John Murray en aan zijn zaakwaarnemer John Hanson. Tegen Hanson is hij altijd formeel en beleefd, zelfs als deze verzuimt Byrons belangen te behartigen. Met Murray onderhoudt hij zich op een meer vriendschappelijke manier. De brieven aan Anne Isabella Milbanke, de latere en enige Mrs. Byron tenslotte, zijn een geval apart. De brieven die Byron haar schreef vóór de echtverbintenis staan vol aanwijsbare onwaarheden. Zo geeft hij meerdere malen aan andere correspondenten te kennen niet gelovig te zijn of op zijn minst ernstige twijfels te hebben over het geloof. Aan de streng gelovige Annabella schrijft hij echter: ‘I believe doubtless in God. (...) the moral of Christianity is perfectly beautiful-& the very sublime of Virtue.’Ga naar eind10 Byron heeft overduidelijke bedoelingen met deze leugens: hij is vast van plan om Annabella voor zich te winnen. De brieven die Byron aan talloze andere personen schrijft zijn doorgaans vrij oppervlakkig en verschaffen daarom weinig relevante informatie over Byrons persoonlijkheid. Bovendien bevatten Byrons brieven aan hierboven genoemde personen de meest ondubbelzinnige en dus voor mijn onderzoek meest waardevolle uitlatingen. | |
[pagina 120]
| |
Geromantiseerde voorstelling van de dood van Lord Byron. Schilderij van J.D. Odevaere (1826)
Afgaand op deze uitlatingen, waarbij rekening is gehouden met de door de correspondent bepaalde toon en de plaats en tijd waarop elke brief is geschreven, verschaften de 1315 brieven uit Byrons romantische periode mij een schat aan informatie. Hieruit kon ik diverse conclusies over Byron en zijn imago trekken, waarvan ik op deze plaats de belangrijkste kort zal weergeven. Byrons toon is doorgaans monter en hij toont zich begaan met het welzijn van mensen in zijn omgeving. Dat hij enkele maanden gebukt gaat onder een zware depressie nadat zijn moeder en drie van zijn vrienden achtereenvolgens komen te overlijden, kan een normale, zelfs gezonde reactie genoemd worden. Tevens blijkt uit Byrons correspondentie dat hij, in tegenstelling tot de Byron-held, een scherp gevoel voor humor heeft. Zijn cynische wereldbeschouwingen maken zijn brieven een lust om te lezen. Hij schrijft bijvoorbeeld aan Augusta: ‘I don't know what Davies meant by telling you I liked children, I abominate the sight of them so much that I have always had the greatest respect for the character of Herod.’Ga naar eind11 En aan Thomas Moore schrijft hij: ‘Madame de Stael, who had published an essay against suicide, which, I presume, will make somebody shoot himself.’Ga naar eind12 Verder wekt Byron in zijn brieven de indruk allesbehalve onverschillig en zelfverzekerd te zijn. Meer dan eens laat hij merken veel waarde te hechten aan de publieke opinie en dikwijls informeert hij bij zijn uitgever naar recensies | |
[pagina 121]
| |
van zijn gedichten. Hij lijkt zich dan ook pas echt op zijn gemak te voelen als hij zich in Italië, ver van Engeland en het kritische Engelse publiek, gaat wijden aan het schrijven van satires, een genre dat hem veel beter bleek te liggen. In de periode dat Byron Annabella voor zich tracht te winnen doet hij in zijn brieven aan haar enkele belangwekkende uitspraken over het dichterschap. Meer dan eens laat hij haar weten geen hoge dunk te hebben van dit beroep: ‘I by no means rank poetry or poets high on the scale of intellect - this may look like affection - but it is my real opinion. It is the lava of the imagination whose eruption prevents an earthquake.’ Byron beschouwde schrijven als een verachtelijke bezigheid omdat een auteur doorgaans betaald wordt voor zijn produkten. Hij zag zichzelf graag als ‘gentleman-poet’: als aristocraat was schrijven voor hem een afleiding, geen financiële noodzaak. In het begin van zijn carrière weigerde hij dan ook, ondanks zijn schulden, elke betaling voor zijn gedichten. Vanaf 1817, als hij zich in Italië nog nauwelijks lijkt te bekommeren om zijn reputatie, begint hij grote sommen geld voor zijn gedichten aan te nemen die hij later gebruikt in de Griekse onafhankelijkheidsstrijd. Welbeschouwd gedroeg Byron zich slechts tegenover één persoon, namelijk Annabella Milbanke, expliciet als Byron-held en dat alleen omdat het van hem verwacht werd. Net als iedere andere lezer van Byrons gedichten werd Annabella geïntrigeerd door het vermoeden dat Byron een alias was voor zijn helden. Ervan uitgaand dat dit vermoeden juist was, vatte zij het als haar religieuze plicht op Byron te redden van zijn immorele, goddeloze bestaan. Uit Byrons brieven aan haar blijkt dat hij haar in deze waan wilde laten. Door zich door haar te laten redden zou zij uiteindelijk met een huwelijk instemmen. Het is zeer amusant om te lezen hoe Byron Annabella wil intrigeren zonder haar af te schrikken. In één brief lijkt de balans tussen immoreel en berouwvol naar een voor hem ongunstige kant door te slaan en haast hij zich haar te schrijven: ‘Your kind congratulations on the subject of certain prejudices against me having subsided is a little premature.’Ga naar eind13
* * *
Byrons correspondentie met Annabella is de enige waarin Byron betrapt kan worden op een pose als Byron-held. Tegenover alle andere, tientallen personen aan wie hij schrijft gedraagt hij zich bij uitstek niet als een Byron-held, maar als een ad rem, nuchter, humoristisch persoon. Als Byron al een melancholieke misantroop was, dan wist hij dat in zijn correspondentie erg goed te verbergen. Weliswaar kan uit zijn brieven geconcludeerd worden dat Byron een onverbeterlijke romanticus was, die ‘groots en meeslepend’ wilde leven, maar naar mijn idee was dat voornamelijk een aan de tijdgeest onderhevige pose. Het beeld dat dit brievenonderzoek oplevert, is dat van een onzekere, sympathieke man, met een groot gevoel voor humor, die in zijn tijd niet naar waarde werd geschat. Zijn vrijgevochten denkbeelden zouden nu niemand meer choqueren en ook zijn gevoel voor humor zou in de twintigste eeuw meer gewaardeerd worden dan in zijn eigen tijd. Misschien is ook in deze tijd een incestueuze relatie tussen broer en halfzus niet langer aanleiding tot een hetze, zoals die in de negentiende eeuw tegen Byron na diens scheiding gevoerd werd. De indruk die de onderzoeksresultaten | |
[pagina 122]
| |
achterlaten is dat Byron, in de vele studies over zijn leven en werk, postuum onrecht wordt aangedaan. Door er bij voorbaat van uit te gaan dat hij veel op zijn helden leek of dat zijn helden veel op hem leken, gaan biografen voorbij aan de positieve kwaliteiten van een dichter, die al twee eeuwen voor velen een onderwerp van nieuwsgierigheid en studie is. |
|