Biografie Bulletin. Jaargang 4
(1994)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Het gevaar voor rollende koppen
| |
[pagina 108]
| |
Informanten zijn dikwijls partijgangers en dan nog wel partijgangers in soorten. Dat kan van belang blijken bij de selectie van de gegevens op betrouwbaarheid. Zij kunnen republikeinen zijn, maar ook aanhangers van het Huis tot in de dood. Laatstgenoemden zijn talrijker dan republikeinen. Maar ook binnen de gelederen der getrouwen bestaan facties, bij voorbeeld uit de Hofmanstijd. Want het is een misverstand te denken dat de affaire Hofmans was afgelopen bij het verslag van de Commissie van Drie (1956), bij de hofzuivering (1957) of bij de dood van mevrouw Hofmans (1968). Informanten praten niet alleen. Ze kunnen ook beschikken over (waardevol) materiaal: oude brieven en documenten, die niet in het Koninklijk Huisarchief terechtgekomen zijn, vergeten drukwerk,Willem III
oude boeken met commentaren in de marge. Er is nog onwaarschijnlijk veel onder de mensen, ook uit de vorige eeuw. Een speciale categorie vormen de ‘onechte’ (al of niet vermeende) nakomelingen der Oranjes, waarbij kennelijk Willem II en Willem III destijds het meest actief waren. ‘Dienstjaren’ kunnen voor een biograaf belangrijk zijn. Naarmate de gesprekspartners vaker ondervinden dat met hen en hun inlichtingen behoedzaam wordt omgegaan, worden ze mededeelzamer en schuiven zij vaker andere getuigen naar voren. Dat eerlijk zo duidelijk het langst duurt, vind ik een van de aardigste kanten van het werken aan een Oranje-biografie. Het heeft soms iets van jongensboekenromantiek: geheime ontmoetingen (‘mijn vrouw mag dit absoluut niet weten’), soms in verre landen (‘na de oorlog was voor mij in Nederland natuurlijk geen plaats meer en de prins liet onze emigratie financieren’) op ongebruikelijke tijden (‘overdag is er personeel in huis’).
* * *
De technieken bij het vinden en benutten van discrete mondelinge informatie zijn in hoofdlijnen niet ongelijk aan de (vroegere) werkwijze bij de inlichtingendiensten, waar ik ooit mee kennismaakte.Ga naar eind5 Zeker gold daar ook dat nummer één van de geboden luidt: betaal nooit een cent voor informatie. Betaalde inlichtingen zijn per definitie onbetrouwbaar. Mondelinge inlichtingen spelen bij Oranje-biografieën wellicht een belangrijker rol dan bij biografieën van andere stervelingen. Dat wil niet zeggen dat primaire en secundaire schriftelijke bronnen te versmaden zijn. Het tegendeel is waar, al valt de kwaliteit wel eens tegen. | |
[pagina 109]
| |
Wie het meest voor de hand liggende instituut benadert - het Koninklijk Huisarchief - zal zich bij voorbeeld in vele gevallen moeten behelpen met menu's, convocaties, foto's van de koninklijke stoet en dergelijke. Mij werd ooit uitgelegd dat het KHA een particuliere instelling is en dat daarom niemand enig recht kan laten gelden op inzage van documenten. Dat is zo. Bij archieven (openbare instellingen) ligt dat gunstiger, waarbij plaatselijke archieven rijkere vindplaatsen blijken te zijn dan de grote gevestigde (zoals het Algemeen Rijksarchief). Particuliere archieven bieden de meeste verrassingen. Die zijn er nog, al animeert het ARA overdracht van documenten. Ik deed dat zelf ooit met de nagelaten papieren van een oud-Kamerlid. Bij het ARA werd dit materiaal in verbazend korte tijd vakkundig gerubriceerd en voor raadpleging geschikt gemaakt. Maar enige (in mijn ogen onschuldige) brieven van intimi van prins Bernhard kunnen voortaan slechts ‘met speciale toestemming’ worden geraadpleegd. Vele Oranje-documenten zijn (vaak reeds lang geleden) ‘verspreid’. Wie dus bij voorbeeld nadere informatie wenst over de merkwaardige problemen rond het bezoek van koning Willem III aan Brielle op 1 april 1872, moet niet in Brielle, maar diep in Zeeland zoeken; of in het streekarchief in plaats van in het gemeentearchief. Buitenlandse archieven tonen meestal minder koudwatervrees. Wie bij voorbeeld iets naders wil weten over het leven van kroonprins Willem (IV), wordt in het archief van de Parij se politie rijkelijk beloond.Ga naar eind6 Tot voor enkele jaren was (met wat geluk) veel verrassends aan te treffen in de archieven in de DDR, maar sinds de val van de Berlijnse muur zijn deze bronnen aan het opdrogen. Zoals een regerend huis betaamt, opereerden de Oranjes altijd internationaal, zowel officieel als officieus. Dat buitenland is door onderzoekers en biografen nog lang niet afgegraasd. In Rusland, Polen, Duitsland, België en Engeland (maar zelfs in landen als Estland en Letland) is veel materiaal dat kennis van de collectie van het KHA (een beetje verstopt in de tuin van paleis Noordeinde) deels overbodig maakt. De Bernhard-banden (aangetroffen bij de Universiteit van Florida in Gainesville), waarop de prins honderd uit vertelt aan zijn biograaf Hatch, vormen een even recent als sprekend voorbeeld van zo'n vondst. Uiteindelijk gebruikte Alden Hatch (overleden in 1975) slechts een relatief gering deel van deze tapesGa naar eind7 (de prins op zijn praatstoel is een robuust en heldhaftig man) voor zijn biografieGa naar eind8
* * *
Buitenlandse periodieken boden (en bieden) in de regel belangwekkender informatie over Oranjezaken dan Nederlandse. En ze zijn er vaak eerder mee. Als het er op aankomt (Hofmans, de huwelijken van Irene en Beatrix, Lockheed) durven zij meer. Er is nog een facet: de leden van de Oranje-familie hebben in het buitenland meer publiciteit als rijkaards dan als regerende dynastie.Ga naar eind9 ‘Dutch Princess to Wed Commoner’ was de (nogal harteloze) kop in een provinciaal dagblad in Californië toen men in Nederland nog van niets wist. ‘Prinses Margriet volgt de stem van haar hart’, berichtte een Nederlandse krant pas dagen later. Dit soort verschillen in toon maakt de Oranjemuziek. Ik vroeg de Amerikaanse journalist hoe hij aan dat nieuws kwam. Hij had een telefoontje uit Nederland gekregen. Ik vroeg hem of hij het bericht belangrijk vond. Alles wat mensen die | |
[pagina 110]
| |
Prins Bernhard in zijn werkkamer
| |
[pagina 111]
| |
zo rijk zijn overkomt, is nieuws, zei hij. En bovendien had hij nogal wat immigranten uit Nederland en Indië onder zijn lezers en die stelden zo'n bericht op prijs. Ik heb zelf een zekere voorkeur voor oude memoires, met name van Belgen, Duitsers, Britten en Amerikanen, die met de Oranjes in aanraking kwamen. Vooral laatstgenoemden schrijven soms onbevangen over onderwerpen, die hier met de mantel der Oranjeliefde zijn afgedekt. Theodore Roosevelts beschrijving van een middag aan het hof vertelt zo veel meer over de relatie tussen Wilhelmina en Hendrik dan bladzijden vol eufemismen.Ga naar eind10 Amerikanen (Robert Kennedy, Ds Jesse Jackson, George Adamski en vele anderen) zijn klaarblijkelijk niet op de hoogte van de regel dat er geen mededelingen worden gedaan over gesprekken met leden van het Huis. Men leze een verhelderende passage in Margaret Truman's biografie van haar vader. Zij maakte in 1951 een (half officiële) Europese rondreis en lunchte in paleis Soestdijk. Juliana vertelde hoe zij zich verheugde op haar staatsbezoek aan de Verenigde Staten, hoewel daarover toen nog geen definitieve afspraken waren gemaakt. Dat vereiste niet alleen diplomatie van de dochter van de Amerikaanse president, maar bevestigde tevens de indruk dat de Nederlandse koningin vast van plan was deze reis door te zetten, hoewel de verantwoordelijke ministers (met name Drees en Stikker) daar op dat moment weinig voor voelden.Ga naar eind11
* * *
Het schrijven van een Oranje-biografie is iets anders dan het schrijven van een biografie; zo veel moge duidelijk zijn. Maar er zijn ook overeenkomsten. Ook bij een Oranje is het samenstellen (research en schrijven) een kennismakingsproces, een confrontatie met de eigen vooroordelen. De hoofdpersoon kan sympathie of antipathie opwekken, mee- of tegenvallen. Een objectieve biografie bestaat niet, maar je kunt er wel je best voor doen. En als de hoofdpersoon blijkt te zijn zoals iedereen dacht dat hij of zij was, is dat jammer, maar onvermijdelijk. De beschrevenen kunnen een ontwikkeling hebben doorgemaakt, zoals Beatrix van ‘Prinses Glimlach’ tot ‘Koningin achter de Komma’. Zij waren vroeger anders dan later, nu door het leven getekend. Ik ben een overtuigd aanhanger van de these: doe het chronologisch, dan doe je het goed. Intussen is het in principe mogelijk dat een republikein een lovende biografie aflevert van een Oranje in heden en verleden. Het tegengestelde kan (theoretisch) ook. In de praktijk houdt men daar geen rekening mee. Als een Oranje-biografie kritisch is, wordt dat met enige nadruk (soms zelfs afkeurend of ter afschrikking) vermeld en in een enkel geval wordt zo'n soort beschrijving zelfs tot afzonderlijk genre verheven.Ga naar eind12 Het is nog steeds bijzonder om in het Oranjegenre kritisch te zijn, al zou dat vanzelf moeten spreken. Nu ligt het bij de Oranjes ook in een ander opzicht wat gecompliceerder dan bij andere Europese vorstenhuizen. Niet elke Oranje-aanhanger in dit land is een overtuigde monarchist en niet elke monarchist is een aanhanger van het illustere Huis. Dat heeft te maken met de (van alle andere landen afwijkende) historische ontwikkeling van de Nederlandse staat. Het land was eeuwenlang een republiek met de Oranjes als partijhoofden, alvorens het in 1815 een koninkrijk werd. Toen moesten Willem I en zijn opvolgers als staatshoofd boven de partijen staan. Dat lukte niet altijd.Ga naar eind13 | |
[pagina 112]
| |
Verschillende Oranjes namen (met behulp van vakkundige krachten) de geschiedschrijving over hun persoon in eigen hand. Wilhelmina was het duidelijkste voorbeeldGa naar eind14, al was haar autobiografisch werk eerder een traktaat en een belijdenis. Ook prins Bernhard liet zich niet onbetuigd. Dr. J. Waterink (een pedagoog) schreef een heldenepos.Ga naar eind15 Hij had al eerder, eveneens klappertandend van hermelijnkoorts, een boek geschreven over Juliana.Ga naar eind16 Alden Hatch (een journalist) maakte er tien jaar later een heldenepos èn schelmenroman van, waarbij de prins zelf een vinger in de pap hield. Dat ontkende hij laterGa naar eind17 en nog weer later bleek dat dan weer niet waar te zijn, ten overvloede bewezen door de Bernhard-banden uit Florida. Een derde poging, twintig jaar na Hatch (in samenwerking met de auteur-uitgever Robbert Ammerlaan) werd door Beatrix (inmiddels koningin) verijdeld. Nutteloos zijn zulke werken allerminst. Jan Meyers had het in dit bladGa naar eind18 bij het rechte eind, toen hij zei: ‘wie schrijft, praat al snel zijn mond voorbij.’ Wie laat schrijven, doet dat ook. Toch heeft prins Bernhard ongetwijfeld aan geen enkele biograaf het achterste van zijn tong getoond. Veel wantrouwen blijft en leidde al tot een anti-biografie.Ga naar eind19 Dat laatste houdt ook verband met een meer algemeen probleem. In principe kan de biograaf twee dingen doen: zo nauw mogelijk met de hoofdpersoon, of met mensen uit diens naaste omgeving, samenwerkenGa naar eind20, of zo ver mogelijk bij de hoofdpersoon, of vrienden en verwanten, vandaan blijven. Een tussenweg vergroot de kans op een onevenwichtig werkstuk. Niet iedere biograaf is in staat gegevens, die de hoofdpersoon zelf heeft aangereikt, tegen hem of haar te gebruiken. Beide mogelijkheden hebben hun vooren nadelen. Maar in het Oranje-genre is de eerstgenoemde slechts mogelijk op invitatie. En buiten prins Bernhard zijn die invitaties altijd uitgebleven, hoewel beschrijvers die bereid bleken een geretoucheerd portret af te leveren, gebruikmakend van geretoucheerd materiaal (de overvloed nam onder Beatrix af) sinds jaar en dag de ‘Oranje-markt’ beheersen (bijv. Goote, Groeneveld, Herenius Kamstra, De Jonge, Kaan, Van Kuppenveld, Lammers). Bij de benadering door de Oranje-Nassau's van hun beschrijvers speelt nog een verschijnsel een rol: pulp-journalisten, ‘nette’ royalty-auteurs en historici worden door Hare Majesteits entourage kennelijk achteloos op één hoop geveegd. Dat brengt voor Oranje-historici beperkingen met zich mee (vooral in de vorm van ‘verboden toegang’ voor archiefmateriaal), die collega's uit andere landen (zoals Groot-Brittannië en Zweden) met verbazing vervullen. Andersom heerst alom verbazing (en soms afgunst) als historici wel toegang tot interessant Oranje-materiaal krijgen. Een bekend voorbeeld was de Canadese prof. S.W. Jackman, die in 1967-'68 toegang kreeg tot de correspondentie van Anna Paulowna in het KHA en daar een publikatie aan mocht wijden.Ga naar eind21 Een meer recent voorbeeld was Harry van Wijnen, die voor zijn werk over de prins-gemaal inzage kreeg in Bernhards particulier archief.Ga naar eind22
* * *
Er zullen nog vele Oranjebiografieën geschreven worden. In republieken en monarchieën (in deze volgorde) bestaat een onverminderde, maar niet ongeschokteGa naar eind23, belangstelling voor royalty. Wel is het in sommige kringen van het denkend deel der natie bon ton om royalty schouderophalend naast zich neer te leggen, al was het alleen maar omdat de regenboogpers er zo veel aandacht aan | |
[pagina 113]
| |
Bernhard en Juliana, 1968
besteedt. Met veertien kleinkinderen van Juliana en Bernhard, vermeerderd met hun ouders en grootouders valt er dan ook heel wat te melden. De groot formaat Oranjeboeken, met talloze foto's, blijven van de persen rollen. In dit verhaal gaat het echter om biografieën, waarin een poging is gedaan de werkelijkheid zo veel mogelijk te benaderen, of waarin een nieuwe, interessante these de aandacht vraagt, of eerdere vermoedens (gedocumenteerd) worden bevestigd.Ga naar eind24 Van het bovengenoemde denkend deel (ik neem het wat ruimer dan wijlen Thorbecke) menen sommigen dat HM de troonrede zelf opstelt en anderen dat Zij dit document alleen maar zonder fouten behoeft voor te lezen. Een deel meent dat de Koningin de leden van het kabinet aanwijst, een ander deel dat HM zich beperkt tot de beëdiging van de ministers. Zulke opvattingen verdienen correctie, zeker wanneer een debuterende premier wordt geconfronteerd met de ervaren Beatrix, omringd door een staf professionele medewerkers. De ministers komen en gaan, het staatshoofd blijft. De Oranjes komen en gaan over een veel groter aantal jaren. Hoe de biografen over hen oordelen is nog altijd niet uitsluitend afhankelijk van hun daden. Dat die daden (ook die uit een verder verleden) nog altijd zo veel mogelijk verborgen worden gehouden, beperkt de mogelijkheden der biografen en andere beschrijvers. Maar deze terughoudendheid prikkelt anderzijds de nieuwsgierigheid van schrijvers en lezers... | |
[pagina 114]
| |
G. Kikkert publiceerde de Oranjebiografieen Willem van Oranje (1983), Maurits van Nassau (1985), Frederik Hendrik (1986), Wilhelmina, vorstin tussen verleden en toekomst (1987), Juliana 80 jaar (1989), Koning Willem III 1817-1890 (1990), Prins Bernhard 80 jaar (1991), Geld, macht en eer. Willem I, koning der Nederlanders en Belgen 1772-1843 (1994). |
|