Bijdragen en mededeelingen. Gelre, Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht. Deel 44
(1941)– [tijdschrift] Bijdragen en mededeelingen. Gelre, Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 87]
| |
gravure van n. thomas, naar een schilderij.
| |
[pagina 87]
| |
De graaf van Saint-Germain, heer van UbbergenGa naar eind1)
| |
[pagina 88]
| |
Eerst in 1753 werd Ubbergen aan hen overgedragen, doch aangezien de moeder nu nog haar eigen rechten deed gelden, kwamen de huwelijksvoorwaarden van 1722 in het gedrang. Ter zake werd wel een accoord getroffenGa naar eind5), maar er waren financieele moeilijkheden ontstaan, welke hiermee niet werden opgelost. Reeds in 1740 was het echtpaar vooruit geloopen op de erfenis en had f 30.000 opgenomen, en in 1759 had het de heerlijkheid opnieuw verbonden voor f 20.000Ga naar eind6). De donkere wolken aan den horizont naderden, naarmate de echtgenooten tengevolge van familie- en tijdsomstandigheden niet meer aan hun groote verplichtingen konden voldoen. Het is dus te begrijpen, dat graaf Bernard, te 's-Gravenhage kennis makende met een gegadigde voor de heerlijkheid, waarop een schuld van f 50.000 rustte, de gelegenheid tot verkoop te baat nam. Den 13den September 1761 werd zij voor een bedrag van f 72.500 verkocht aan de gebr. De Mist, zeepfabrikanten te Nymegen. Omtrent de betaling en verderen gang van zaken vinden we 2 jaar later in het Cuyksche leenregister: 5 Nov. 1763. Geeft te kennen Étienne Ferrand te Amsterdam........ dat hem van Abraham Adriaan en Jacob Theodoris de Mist is competeerende 130,089 gld. 17 st. en 8 penn........., dat de boedels der heeren De Mist te Nymegen insolvent verklaard, onder curateele gesteld en gedistraheerd zijn, dat de heeren De Mist van de gravin Van Welderen, geb. Van Steelant, de Graafschap en Heerlijkheid voor 72.500 gld. aangekocht, en daarop betaald hebben 33.500 gld., en daarna possessie hebben, vruchten en inkomsten genieten, dat Ubbergen leenroerig is aan den Cuyksen Leenhove ten Cuykschen rechten en dat hij om aan zijn geld te komen consent vraagt om te procedeeren. De Stadhouder der leenen te Grave verleende zijn toestemming. De protocollen van Ubbergen vermelden hieromtrent bovendien nog: 8 September 1763. De gravin Van Welderen beschuldigt de gebr. De Mist van onereuse negotie. 29 November 1763. Étienne Ferrand te Amsterdam doet besaet op de goederen van den Graaf van St. Germain, en van Ubbergen. 26 Maart 1764. Op den Graaf van St. Germain, graaf van Ubbergen, moet verhaald worden f 15.000 door Louis César de Vivette, équier te Londen, voorgeschoten. Voor zoover we weten, sloten zich bij deze schuldeischers aan: | |
[pagina 89]
| |
Jan Dirk Heineman voor f 3000, Elders voor f 2000 en De Beyer voor f 1500. Nu komen we plotseling voor de vraag te staan: Wie was deze Graaf van St. Germain? Wijlen de heer H.D.J. van Schevichaven, die als Gemeentearchivaris der stad Nymegen in zijn publicaties grooten speurzin aan den dag heeft gelegd, noemt nergens den naam van dezen Graaf, die onomstootelijk tusschen de jaren 1761 en 1764 te Ubbergen en Nymegen heeft vertoefd. Ook Justinus de Beyer, die waarlijk wel genoegen had in een schandaaltje, vermeldt in zijn Nymeegsch journaalGa naar eind7) over de jaren 1743-1767 evenmin een St. Germain. Het was daarom een verrassing, te ontdekken, dat deze persoon dezelfde is als de gelijknamige Alchemist van vermaardheid, die dikwijls in één adem genoemd wordt met Casanova en Cagliostro, doch in alle opzichten ver boven dezen uitstak. In de 2de helft der 18de eeuw genoten dezulken een gastvrije ontvangst aan de meeste hoven van Europa, verwierven zich grooten aanhang onder vooraanstaande personen en oefenden mede invloed uit op de veranderende levensbeschouwing van dien tijd, welke haar hoogtepunt vond in de Fransche revolutieGa naar eind8). We kunnen ons den ondergeschoven Heer van Ubbergen, zich ook noemend De Surmont, goed voor den geest stellen, door vooraf te vermelden enkele voor ons beschikbare gegevens uit diplomatieke kringen te 's-Gravenhage in de jaren 1759-1762. 24 December 1759. Graaf Wedell-Frys, gezant van Denemarken te Parijs, zendt aan graaf Bernstorff, minister te Kopenhagen, een memorandum van St. Germain, waarin de laatste o.a. meedeelt: Mes malheurs particuliers et qui m'ont vû naître m'imposent la nécessité de garder le silence sur ma patrie et mon véritable nom; j'ai rendu, je pense, celui que je porte, assez respectable pour que partout où j'ai été et demeuré les bons désirent me revoir et me retenir..... J'ai enrichi cette étonnante invention d'un canon qui ne recule point et par conséquent qui n'a pas besoin d'affût à roues, qui tire dix fois autant qu'un autre dans le même espace de tems, qui ne s'échauffe point du tout, qui dure toujours.....Ga naar eind9). 11 Maart 1760. St. Germain aan Madame de Pompadour: Je suis actuellement à la Haye, chez M. le Cte de Bentinck, seigneur de RhooneGa naar eind10), avec qui je suis intimement lié. J'ay si bien fait que je ne crois pas que la France ait d'ami plus sage, plus sincère et plus solide. Ce seigneur est tout puissant, tant ici qu'en Angleterre, grand homme d'état, et très parfaitement honeste homme. Il s'est entièrement ouvert à moi. Je lui parlais de l'adorable marquise de | |
[pagina 90]
| |
Pompadour dans toute l'abondance d'un coeur dont les sentimens pour vous Madame, vous sont connus depuis longtems, et sont très sûrement dignes du coeur et de la beauté de l'âme qui les a fait naître.....Ga naar eind11). 14 Maart 1760. Joseph York, Engelsch gezant te 's-Gravenhage aan Minister Holdernesse te Londen:..... Your Lord knows the History of that extraordinary man by the name of Count St. Germain who resided some time in England where he did nothing, and he has within these 2 or 3 years resided in France where he has been upon the most familiar footing with the French king, Mad. de Pompadour, Marq. de Belle-Isle etc., which has procured him a grant of the Royal Castle of Chambord and has enabled him to make a certain figure in that country..... This man is within this fortnight arrived in this country; he appeared for some days at Amsterdam, where he was much caressed and talked of..... In een particulier briefje voegde de Gezant er aan toe:..... he is an old soft speaking courtier, very devout, but very well au fait of the interior of Versailles and upon an agreable footing, respected and esteemed by the French King and distinguished by Him upon every occasion; he is personnally known to the King of Prussia by the different journeys he made to Berlin..... If what he says is true, or only a 100th part of it, France must make peace.....Ga naar eind12). 22 Maart 1760. Koning Frederik de Groote aan den Pruisischen Gezant Hellen te 's-Gravenhage: J'ai peine à croire que le roi de France voudrait charger un sujet qu'on ne saurait envisager que comme un avonturier d'une commission aussi importante que celle de négocier la pacification des troubles (het betreft de beëindiging van den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland). Vous ferez bien d'observer cet homme..... Il n'était pas muni de lettres de créance en forme, mais il montrait quelques pièces, qui prouvaient, qu'il n'était pas là sans aveu, mais par ordre exprès de la Cour de Versailles.....Ga naar eind13). 17 April 1760. De Fransche Gezant Comte d'Affry te 's-Gravenhage aan Minister Duc de Choiseul te Parijs (2 dagen na een bezoek aan den Raadpensionnaris, wien hij een verzoek had overgebracht om St. Germain in staat van beschuldiging te stellen)..... I feared instantly that the escape of M. de St. G. would be facilitated, and what I feared has happened. I expected news of this affair yesterday morning when M. de Kauderbach came to see me. He asked me if I knew of the departure of M. de St. G. I told him I did not; he informed me that the | |
[pagina 91]
| |
evening before last, between 7 and 8 o'c., M. de Bentinck had been to the house of his adventurer, that he had left him again before 9 o'c., that then M. Pieck de Zoelen had come there, that he did not stay very long, that afterwards M. de Bentinck had come again between 9 and 10, and that he had remained there until after midnight; that M. de St. G. had gone to bed, and that at 5 o'c. in the morning he had taken his tea, and that a lackey of M. de Bentinck's had appeared at the door with a hired carriage and four, into which this rascal stepped, but the landlord could not tell what road he had taken, nor could he say if M. de Bentinck's lackey went with him. This departure was so hasty that he left at the house of the landlord his sword and his belt and a packet of ‘coepeaux’ (?) either silver or tin, and some bottle of some unknown liqueur..... I believe the rascal to be sorely pressed for money. He has borrowed from the Jew Boas two thousand florins for which he has deposited with the Jew three opals, real or false, in a sealed paper. The two thousand florins should be repaid on the 25th inst.....Ga naar eind14). Graaf de St. Germain was inderdaad met hulp van Bentinck via Hellevoetsluis naar Engeland vertrokken; Comte d'Affry, die een waakzaam oog op hem hield, rapporteerde 12 Mei:..... ‘M. de Galitzin (d.i. de gezant van Rusland) informs me that the so-called Comte de St. Germain, on reaching England, found a State messenger who prohibited him going further, and who had orders to reembark him on the first vessel that sailed. He has probably returned to Helvoet, but it is clear, that he would not have lost a moment in leaving the territory of the Republic’..... en den 14en d.a.v.:..... ‘He returned to Hellevoetsluis and went on immediately to Utrecht, and from thence to Germany. M. d'Yorke thinks that he will go to Berlin, or join His Prussian Majesty’.....Ga naar eind15). Elders blijkt, dat St. Germain met M. de Galitzin was overeengekomen, dat hij onder den naam van Odar naar Rusland zou vertrekken. Bentinck's houding in dezen vindt een verklaring in het volgende:..... ‘Die Ansicht Ludwigs und des Triumvirats Pompadour, Belle-Isle und Saint-Germain war einen Sonderfrieden mit England und Preussen vorauszuschicken. Der König bestand darauf im Haag, der einzigen neutralen Stadt, wo alle Mächte durch ihre Gesandten vertreten waren, Schritte zu tun. Er stellte seine geheime Diplomatie für diesen Zweck zur Verfügung und sandte seinen bewährten Diplomaten Saint-Germain, welcher “alles wusste und berechnete”, dorthin mit den nötigen Anweisungen und Briefen, welche ihm - | |
[pagina 92]
| |
ohne Choiseul und den Gesandten d'Affry - Zutritt zu den Gesandten und den vornehmen Persönlichkeiten von Amsterdam und Haag erwirken würden’. ‘Sein Mitarbeiter CasanovaGa naar eind16) war ihm vorausgegangen, das Terrain in Bankiers- und Handelskreisen in Amsterdam zu sondieren, damit er dort eine französische Anleihe von 20 Millionen unterbringen könnte..... Saint-Germain verliess Anfang 1760 die Stadt Paris und stattete in Amsterdam den Brüdern Hope, Bankiers und Verwalter der ostindischen Kompagnie, seinen ersten Besuch ab, mit Rücksicht auf die erwähnte Anleihe’.....Ga naar eind17). 18 April 1760 vermeldt Graaf Bentinck in zijn dagboek, dat hij met warme aanbeveling van Mr. Yorke een zekeren Mr. Linières had ontvangen om patent te vragen voor een nieuwe uitvinding van een machineGa naar eind18)...... D'Affry, die op bezoek kwam, deelde mede, dat deze persoon in contact stond met St. Germain, een hoogst merkwaardig man, omtrent wien allerlei verhalen gingen, b.v. dat hij den Steen der Wijzen bezat, 100 jaar oud was, ook al zag hij er uit als een veertiger. Verder zou hij hem ontmoet hebben ten huize van de Prinses de Montauban. Te Versailles was hij een welkome en bekende persoonlijkheid, die dikwijls bezoeken aflegde bij Mad. de Pompadour. Verder gaf hij bizonderheden over diens gulheid voor wat betreft schilderijen, juweelen en rariteiten. Yorke noemde St. G. een opgewekten en zeer beschaafden man, die zich had ingedrongen bij Mad. de Pompadour, en tot wiens beschikking de Koning het kasteel van Chambord had gesteld. Na menige loftuiting schrijft Bentinck verder, dat St. Germain van Amsterdam was gekomen met Mevr. Geelvinck en den Heer A. Hope, en dat hij er dagelijks ontvangen werd ten huize van Burgemeester Hasselaar; in Den Haag werd hij door de familie Hasselaar aanbevolen bij A. Pieck van Soelen en geïntroduceerd bij Mevr. Van Byland en anderen. Op den geboortedag van den Prins van Oranje nam ik hem mee naar het bal, waar hij werd aangesproken door genoemde personen. Tijdens deze dagen verkeerde hij dagelijks met d'Affry en dineerde te zijnen huize, alvorens naar Amsterdam terug te keeren. In afwachting hiervan liet d'Affry hem 2 dagen wijn en spijzen bezorgen voor die reis en toen hij nog niet vertrok, dineerde hij ten huize van d'Affry, toen ik hem in zijn eigen belang moest aanraden vandaar te vertrekken.....Ga naar eind19). 27 Juni 1761 meldt d'Affry in een verslag: A man who calls himself a gentleman of Franche Comté who bears the name of | |
[pagina 93]
| |
Linières, came here some years ago, about the same time as the so-called Comte de St. G.: they had formed a society, in which, however, St. G. did not appear publicly, for the construction of hydraulic machines. They had issued shares in order to provide funds for this undertaking.... He undertook and carried out the construction of this machine in the town of Voorburg.....Ga naar eind20). 23 Maart 1762. De Fransche Gezant d'Affry te 's-Gravenhage schrijft aan Minister Duc de Choiseul te Parijs: Le prétendu Comte de S.G. qui étoit venu ici il y a deux ans, qui y avoit débitté qu'il étoit muni de pleins pouvoirs pour entamer une négociation entre nous et l'Angleterre, a erré depuis ce tems dans les provinces de la République et ses environs, sous des noms empruntés, et en se cachant avec soin, mais j'ai apris peu de jours que, sous le nom d'un négociant d'Amsterdam, nommé Noblet, il avoit acquis une terre en Gueldre, nommée Huberg (d.i. Ubbergen), que M. le Comte de Welderen a vendu, et sur laquelle il n'a pourtant encore payé qu'à peu près trente mille francs argent de France.....Ga naar eind21). Ook Gijsbert Jan van Hardenbroek wijdt in zijn Gedenkschriften (VI) de volgende zinsneden aan onzen kasteelheer: Aug. 1762..... ‘Dat die soogenaemde graef St. Germain thans op Ubbergen bij Ni(m)wegen woont; dat hij nog een riddermatig stuk goed buiten Zutphen heeft; dat hij een groot laboratorium aan sijn huis heeft; dat daer gantsche dagen in sit; dat de schoonste couleuren aen alle dingen kan geven die men maer bedenken kan, alsse aen leer etc.; dat hij een groot philosooph en kenner der natuur is, seer wel spreekt, deugtsaem schijnt, een Spanjaerd lijkent van geboirte, van grooten huise; dat hij van wijle sijn vr(ouw) moeder met aendoening spreekt; dat sich somtijts ondertekent Pr. d'Es... (panje?); dat hij 't (hart) hoog draegt; dat hij fabriquen in de republicq wilde favoriseeren, dog gene stadt of provintie in prejuditie van de andere, want dat Amsterdam hem reets avantages hadde gebooden, mits de voorwaerde van exclusif; dat veel dienst aen Gronsveld gedaen heeft nopens 't leggen en besorgen der couleuren voor die sijn porcelainfabricq bij Weesep; dat seer wel met (Bentinck, heer van) Rhoon is, telkens met hem gaet spreken en correspondeert; ook ene ongemene buitenlandse correspondentie heeft; dat aen alle de hoven bekent is;..... Denselve is dikwils t'Amsterdam, komt veel bij G. Hasselaer (de burgemeester), heeft ongemene fraaie stenen, rubis, saphirs, emeraude, diamanten. Men segt hij de konst soude weten om diamanten helderder water te geven en om fraaie couleuren op steenen te leggen etc.; is seer genereus, heeft groote | |
[pagina 94]
| |
goederen in de Paltz en elders in Duitschland; logeert t'Amsterdam dan in 't herenlogement, dan elders wederom, betaelt overal wel. Thans is hij van Amsterdam vertrokken, heeft kleeren, kanten, jae selfs gelt van de paruikemaker Chaudon geleent, dat hem binnen agt dagen soude betalen, dog heeft hem een brief om nog agt dagen uitstel geschreven. Hij heeft maer een apartement te Chambor(d) in Vrankrijk gehadt’.....Ga naar eind22). Nu wij voldoende georiënteerd zijn omtrent de plaats, welke St. Germain innam bij de internationale verhoudingen van ongeveer 1760, zijn enkele mededeelingen omtrent zijn verleden hier op haar plaats. Gelijk alle alchemisten, betrachtte ook deze groote geheimzinnigheid omtrent zijn naam, geboorteplaats, jeugdjaren, zijn geheele doen en laten. Eerst toen de archieven meer toegankelijk werden gesteld voor onderzoekers, kwam aan het licht, dat hij een zoon was van Franz RakocziGa naar eind23), telg uit een Zevenburgensch magnaten-geslacht, die in 1694 de oudste dochter van den landgraaf Karl van Hessen-Rheinfels huwde. Na inzegening van het huwelijk door den Aartsbisschop van Keulen, vertrok het echtpaar naar Zevenburgen, waar Rakoczi zich aan het hoofd stelde van een opstand, welke ten doel had Transsylvanië van de Habsburgers te bevrijden. Deze poging mislukte; hij moest naar Polen vluchten en zijn rijke bezittingen werden verbeurd verklaard. Hoewel Lodewijk XIV hem een jaargeld van 100.000 pond toekende, trok hij zich eerst terug in het klooster Saint-Germain, waar hij zich wijdde aan natuurkundige en philosophische studiën, daarna in een vlek aan de zee van Marmora, waar hij in 1735 overleed. Zijn echtgenoote stierf reeds in 1722 in een klooster te Parijs; zij liet hem 2 zonen na: Joseph, de hoofdpersoon van dit opstel, omstreeks 1700 geboren, en George, die een markiezin de Béthune huwde en in 1756 overleed. Ook Joseph beproefde een opstand te verwekken in zijn vaderland, doch dit was eveneens tevergeefsch; hij moest vluchten naar Turkije, van waar hij een bericht omtrent zijn overlijden deed verspreiden. Spoedig de Turksche taal machtig zijnde, verheugde hij zich als Pacha Bonneval in het vertrouwen van den Sultan. In November 1735 vertoefde hij te 's-Gravenhage bij de Wed. Vincent ‘op den Nieuwen Haven in de Tuynlaan’, eigenares van een groote collectie rariteiten, welke zelfs door vreemde vorsten werd bezocht. Daar schreef hij o.a. een bewaard gebleven brief aan den hofarts Sloane te Londen, een boekverzamelaar, wien hij een ouden Bijbel te koop aanboodGa naar eind24). | |
[pagina 95]
| |
In 1737 verbleef St. Germain aan de hoven te Toscane en Turijn, bezocht te Avignon zijn vriend Eugène van Savoye onder den naam van Humbert de Beaujeu, reisde over Venetië naar het hem bekende Constantinopel, waar hij thans onder bescherming stond van den Ned. Gezant CalkoenGa naar eind25). Terugkeerende door Tunis en Algiers, bracht hij daarna bezoeken aan zijn tantes, gehuwd met de vorsten van Sardinië en Savoye. Hier kreeg hij een kijk op de diplomatieke verhoudingen tusschen Engeland en Frankrijk, waarin hij zich nadien meer in het bizonder verdiepte. Van 1738-1742 strekte hij zijn reizen uit tot in Perzië; volgens zijn eigen verklaring was het hier, dat hij aanving de geheime natuurwetten en de Oostersche wijsheid te bestudeeren en een uitgebreide kennis van diamanten en edelsteenen opdeed. Na zijn terugkeer in Europa kwam St. Germain te Parijs, waar de Fransche koning hem vriendelijk ontving en zoo'n goeden indruk van hem kreeg, dat hij hem opdroeg het volkskind Jeanne Lenormand-Poisson, de latere Mad. de Pompadour, te onderrichten. Tusschen leermeester en leerlinge ontstond een vriendschapsverhouding, welke later ver over de landsgrenzen zou reiken. In 1745 vertoefde hij in Engeland, korten tijd later te Weenen, waar hij in de hoogste kringen verkeerde. Toen bracht hij een tweede bezoek aan Indië, waaromtrent hij later aan graaf von Lamberg schreef: ‘I am indebted for my knowledge of melting jewels to my second journey to India’. Lang kan hij daar niet vertoefd hebben, want in 1747 was hij onder den naam van Guasco in Den Haag om een uitgever te zoeken voor Montesquieu's ‘De l'esprit des lois’, en in 1748 was hij aanwezig bij het vredescongres te Aken. In September 1752 werd aan Guasco een diplomatieke zending opgedragen naar Weenen, waar hij bezoeken bracht aan den Keizer en aan den hofarts G. van Swieten. In de daartusschen liggende jaren zagen verschillende publicaties van zijn hand het licht en werden zijn antwoorden op een drietal prijsvragen bekroond met het eerelidmaatschap van de Académie Royale des Inscriptions et Belles Lettres. Zijn benoeming tot Domheer te Doornik, waaraan de helft der inkomsten van den Dom te Mechelen was verbonden, maakte hem voldoende onafhankelijk om in den vervolge af te zien van het jaargeld, dat hij geregeld van Keizerin Maria Theresia had ontvangen. Montesquieu, die zijn vriend erg dankbaar was, omdat deze zijn werk vrij had gekregen van de censuur der Jezuieten, schonk hem 100 morgen land en een reeds vroeger tijdelijk door hem betrokken | |
[pagina 96]
| |
laboratorium nabij zijn kasteel in Languedoc; de bedoeling was, dat hij er landbouwkundige proeven, o.a. met klaver, zou nemen. Het bleef bij een kort bezoek. Het trok St. Germain meer aan om onder zijn naam als Malthezer ridder, n.l. De Solar, benoemd te worden tot gezant van Malta bij den Heiligen Stoel (1756). Hij was daar tevens gezant van Sardinië en kwam er in aanraking met den Duc de Choiseul en Baron von Gleichen. In 1758 vertrok St. Germain onder den naam van Dutens met een opdracht naar Engeland, en vond tevens tijd voor het uitgeven van verschillende nieuwe geschriften. Voor de groote diensten, aan Engeland bewezen, schonk de Engelsche Koning hem een pensioen van 2000 kronen 's jaars. Toen hij het daarop volgend jaar te Parijs terugkeerde, stelde Lodewijk XV vertrekken in het kasteel van Chambord te zijner beschikking, benevens een gebouw voor het doen van proefnemingen. Gezant Von Gleichen, die hem aldaar wederom ontmoette, beschrijft den Graaf in diens opvallend schitterende kleeding, vermeldt zijn samenkomsten met het hof te Versailles, zijn uitgezochte verzamelingen van schilderijen en edelsteenen, doch ook de lichtgeloovigheid zijner toehoorders. De charme, welke van hem uitging, moest steeds - ook door zijn tegenstanders - worden erkend. Wie zou uit zijn mond niet de kunst willen vernemen van een gelukkig en lang leven? Daar de Koning en zijn omgeving ernaar verlangden den oorlog met Engeland te beëindigen, wist hij niemand, aan wien hij de voorbereiding tot den vrede beter kon opdragen dan St. Germain. De beroepsdiplomaten waren het hiermee zóó weinig eens, dat - zooals we boven gezien hebben - onze Graaf in 1760 met behulp van graaf Bentinck naar Engeland moest vluchten en ook daar werd uitgewezen. Op geheimzinnige wijze vertrok hij toen naar Rusland, waar hij in 1739 reeds een bezoek aan Keizerin Anna had gebracht om haar uit naam van den Franschen koning een bezending van 16.800 flesschen Champagnewijn aan te bieden. Nu kwam hij er den Franschen invloed versterken; hij las de geschriften van Voltaire en Montesquieu voor en verspreidde ze, hetgeen niet naliet indruk te maken. Onder den naam van Odar kwam hij in hoog aanzien bij Catharina II, werd haar particuliere secretaris en zelfs hoofd van het complot, dat Czaar Peter afzette en Catharina op den troon brachtGa naar eind26). Onmiddellijk na de Russische revolutie vertrok St. Germain, rijkelijk beloond, weer naar de Nederlanden, waar hij een terrein zocht om het resultaat zijner geheime experimenten in toepassing te brengen. | |
[pagina 97]
| |
In de 2de helft der 18de eeuw ontstond er namelijk een verhoogde belangstelling voor het verven van linnen en wol, voor bleekerijen, het in kleuren bewerken van leder, enz.. Vorstelijke personen, de Fransche Académie en ook Mad. de Pompadour gingen voor in aanmoediging van dit streven. Nieuwe cultures werden overgebracht: meekrap uit Armenië naar Avignon en uit de Levant naar Florence; roode indigo kwam uit Schotland, blauwe uit Indië en Amerika. Het behoeft ons dus niet te verwonderen, dat de bereisde en veelzijdig ontwikkelde Graaf, kennis makende met nieuwe, uit Oostersche landen afkomstige bewerkingen, welke o.a. te Turijn een begin van uitvoering vonden, deze tot een onderwerp van studie in zijn laboratoria maakte. Hij verscheen in de hoogste kringen, gekleed in stoffen, geverfd met door hemzelf vervaardigde schitterende kleuren en tinten en maakte zóó reclame voor eigen vindingen. Hij wist, dat effectvol Saksisch blauw verkregen werd door oplossing van indigo in rookend zwavelzuur, dat de inwerking van cochenille op wol een prachtige karmozijn-scharlakenkleur te voorschijn tooverde, hij wist de kleurrijke Braziliaansche houtsoorten te waardeeren op nieuwe mogelijkheden en al deze kennis te benutten in kringen, waar hij reeds op grond van zijn beminnelijke, persoonlijke eigenschappen als een welkome gast ontvangen werd. Voor den ‘conte pour rire’, zooals Frederik de Groote hem in een brief aan Voltaire noemt, den man ‘d'une élégance naturelle’ (volgens baron Grimm), voor den ‘bezitter van fabelachtige rijkdommen’ en in het bezit van een levenselixer, dat ‘een hoogen gelukkigen leeftijd verzekerde’, den muziekvirtuoos, kunstkenner, anecdotenverteller, den chemicus, uitvinder en geluksvoorspeller, stonden alle salons open. Hij won de harten der dames en de beurzen harer echtgenooten. Het schoone geslacht dong naar een handkus van den zoo suggestief spraakzamen man, die naast zijn hoofsche vormen, nauwkeurig wist, welke kleur van kleeding en juweelen, welke schoonheids- en geneesmiddelen, het best pasten voor zijn aanbidsters. Toen dus St. Germain met zijn veranderlijken, ongedurigen aard, en gewoon aan een zwervend leven, in de jaren 1762-1765 zijn vindingen ‘ten algemeenen nutte’ in toepassing ging brengen en zich daarvoor begaf op industrieel gebied, behoefde het geen verwondering te wekken, dat zoo iemand zijn ondernemingen na korten tijd met het grootste gemak aan haar lot overliet. Dat blijkt o.m. uit de oprichting van: | |
A. Een porceleinfabriek te Weesp.Voor zijn plannen tot oprichting van deze fabriek, wist St. Germain | |
[pagina 98]
| |
zich de medewerking te verschaffen van den slotvoogd te Muiden, graaf Bertrand van Gronsfeld-Diepenbroeck, en van den Amsterdamschen burgemeester G.A. Hasselaar. Zelf een uitstekend teekenaar en schilder zijnde, verbond hij aan deze fabriek de kunstenaars in hun vak: N.J. Gouron, L.V. Gerverot en Marchand. In gunstige tegenstelling met het zachte porcelein van Sèvres, werd een hardere kwaliteit verkregen. De directie trachtte het geheim ervan tevergeefs aan te bieden aan Minister Choiseul en was, niettegenstaande de bereikte alleszins gunstige resultaten, genoodzaakt om de fabriek in 1771 te sluiten. Zij ging, zonder de vaklui en zonder het geheim, over op Ds. De Mol, die den inventaris overbracht naar Oud-LoosdrechtGa naar eind27). De ondervonden tegenspoed was ten slotte niet geringer dan die, waarvan de alchemist Böttger, de uitvinder van het Meissner porcelein, getuigenis aflegde door boven zijn werkplaats te schrijven: Gott unser Schöpfer | |
B. Een vilt- en lederfabriek te Doornik.In 1763 demonstreerde St. Germain zijn vindingen voor graaf Cobenzl, gezant te Brussel, met zooveel succes, dat deze aan graaf Kaunitz, kanselier te Weenen, rapporteerde: ‘S.G. weiss alles und tut sich durch Edelsinn hervor. Aus gemeinem Leder macht er den prächtigsten Saffian. Seine Farbstoffe zur Färbung von Seide, Wolle und Holz lassen alles hinter sich was existiert’. Hij was van meening, dat het een staatszaak was om St. Germain te steunen en hem daarom alleen reeds werkplaatsen en door tusschenkomst van het bankiershuis Nettine te Brussel, ook voorschotten ter beschikking te stellen. Kaunitz was het niet eens met deze opvatting en oordeelde over den Graaf de Surmont, zooals hij zich te Doornik noemde: ‘er ist berüchtigt und verdient kein Vertrauen. Sein Leben ist eine fortwährende PrahlereiGa naar eind28)..... es wäre jedoch nicht ausgeschlossen, dass sich unter den vielen Rezepten noch einige sehr brauchbare befänden’. Cobenzl verstrekte nieuwe inlichtingen: ‘..... unser Mann besitzt in Holland ein Landgut, welches zu zwei Drittel bezahlt ist. Seine Fonds werden von dem Kaufmann, welcher sie in Seeland verpfändet hat, auf mehr als eine Million geschätzt. Er lässt sie jetzt zurückfordern, damit sie von Nettine aufbewahrt werden’. Enkele maanden later, in Juni 1763, is Cobenzl nog even enthousiast: ‘..... als ich ihn Mad. Nettine vorstellte, war sie ebenso begeistert über seine Begabung wie ich. Daraus entstand eine | |
[pagina t.o. 99]
| |
het huis ubbergen omstreeks 1845 (naar een daguerrotype).
| |
[pagina 99]
| |
grosse Freundschaft..... seine Farbwaren sind ausgezeichnet, seine Ledersorten von grosser Bedeutung und die Filzhüte können ein wichtiger Handelsartikel sein..... das Geschäft wurde gegründet und Nettine gewährte die erforderlichen Darlehen, da der Graf dazu nicht mitwirken wollte.....’ Cobenzl wil niet van bezwaren weten; een maand daarna is ‘..... das Färben von Wolle, Seide, Garn, Ziegenhaar und Baumwolle durch Bestellungen gesichert...’, doch Nettine had in dien korten tijd reeds meer dan 200.000 florijnen voorgeschoten. Daarom vreesde Kaunitz, dat St. Germain ‘eines Tages das Hasenpanier ergreift’, en vraagt hij: ‘Geht Surmont freiwillig fort oder jagt man ihn endlich weg? Im ersteren Fall darf man wohl darauf achten, dass er das Geld von Nettine nicht mitnimmt.....’ Aangenomen wordt, dat St. Germain alle schulden betaalde; of de fabriek ooit rendeerde, is niet bekend. Alvorens Doornik te verlaten, liet de Graaf de Surmont een schilderij van Raphaël uit Parijs komen en gaf het ten geschenke aan Cobenzl uit dank voor de ondervonden medewerking. De geheime recepten en de leiding der fabrieken gingen over op een zoon van Nettine. | |
C. Bleekerijen enz. te Ubbergen.Toen de gebr. De Mist de Graafschap en vrije Heerlijkheid van de Gravin van Welderen kochtenGa naar eind29), moet dit - zooals logisch uit het voorgaande volgt - geschied zijn ten behoeve van hun lastgever, St. Germain, die nimmer de volle koopsom heeft voldaan, zoodat er ook geen overschrijving op zijn naam heeft plaats gehad. Wat beoogde de Graaf, behalve een vriend(in) ter wille te zijn? Het is bekend, dat sommige streken zich beter eigenen voor het bleeken dan andere. Licht, lucht en water oefenen eenzelfden invloed uit als het thans veel gebezigde chloor. In de heerlijkheid vond hij de beschikking over veel zuiver water in de nabijheid van het kasteel en er was reeds een weide ‘ten eenenmale tot Bleyck geappropieert’, gelegen aan het MeerGa naar eind30) buiten de Hoenderpoort der stad Nymegen. Dan bevonden zich in de stad en haar omgeving leerlooierijenGa naar eind31), die voor de leerbewerking - rooken, zouten, weeken - overvloedig vlietend waterGa naar eind32) en eikenschors uit de heerlijkheidsbosschen behoefden. Duurde het looien 3 tot 5 maanden en geschiedde de ontharing op ouderwetsche wijze met behulp van kalk, St. Germain vond hier de gelegenheid om chemische middelen te doen toepassen ter bekorting van de behandeling. Zonder twijfel zijn er meer plannen gemaakt, waarvan geen gegevens te onzer beschikking staan. De gebr. De MistGa naar eind7) zouden | |
[pagina 100]
| |
er meer van kunnen hebben vertellen. De aanwezigheid van een papier- en van een stijfselfabriekGa naar eind33) boven het kasteel, misschien ook wel de bierbrouwerij naast Beekmansdal, moeten den vindingrijken Graaf beslist nieuwe perspectieven geopend hebben, alvorens hij de transactie aanging; ook voor de molens - een windkorenmolen op het veld buiten de HunnerpoortGa naar eind34) en een wind-oliemolen in het Hengstdal - zou wel een nieuwigheidje bedacht zijn, indien aan St. Germain de tijd gelaten ware en het faillissement De Mist de overschrijving niet bemoeilijkt had. Ook een winstgevende exploitatie van de minerale bronGa naar eind35), waaraan de villa Bronhuizen haar naam ontleent, en waarvoor Dr. Degener in 1745 geen toestemming van de Gravin had kunnen krijgen, of het verzamelen van Romeinsche oudhedenGa naar eind36), welke nog volop in de heerlijklijkheid te vinden waren, lag geheel in zijn lijn en zou hem terdege zijn toevertrouwd geweest. Nu viel er van zijn verblijf aldaar geen ander resultaat te boeken dan een aanplant van enkele exotische houtsoorten. De papiermolen, die in 1709 was opgericht door de Gebr. Ankersmit, en een bate van 60 goudguldens per jaar opleverdeGa naar eind37), moest gesloten worden en een perceelsgewijze verkoop van de heerlijkheid was aanstaande. Veel werd opgegeven van zijn verzameling schilderijen te Nymegen; zij werd bezocht door schilders van naam als Van LooGa naar eind38) e.a., doch toen ook hierop beslag was gelegd, bleek zij van geringe waarde te zijn. Wel had de Graaf belangstelling gewekt voor de toepassing van voor dien tijd buitengewone kleuren van eigen vinding en voor het feit, dat hij zelf het palet wist te hanteeren. Het zal den belanghebbenden veel hoofdbrekens gekost hebben om zich, zonder in opspraak te komen, uit den scheeven toestand te redden. Behalve de verschenen renten, eischten de leden- der familie Smits de eertijds voorgeschoten f 50.000; op het resteerend deel van de gebr. De Mist moest f 5000 worden verhaald; hoe de Graaf St. Germain, die ongeveer f 30.000 had afbetaald, hoe L.C. de Vivette, die voor buitenlandsche schuldeischers optrad, hoe Heineman en andere reeds genoemden het met den vertegenwoordiger der Gravin eens zijn geworden, blijft een geheim. Wèl is bekend, dat het Nymeegsche raadslid Pieck de oplossing vond in het uitschrijven van een obligatieleening, groot f 61.000, ten laste van de stad Nymegen, die als gegadigde voor de heerlijkheid optrad. De erven Smits namen hierin deel voor een bedrag van f 33.000, zoodat de stad in de gelegenheid kwam om beleend te worden met Graafschap en Heerlijkheid Ubbergen. Van Schevichaven geeft een zeer lezenswaardige beschrijving van de ceremonie der in bezit- | |
[pagina 101]
| |
neming op 10 Augustus 1764, welke met de daarvoor gebruikelijke plechtigheid geschieddeGa naar eind39). Met den gang van zaken maken we kennis, wanneer we in de heerlijkheidsprotocollen van Ubbergen eenige acten opslaan: 27 Juli 1764, waarbij voor f 17.000 overgaat op Mr. J. MoorreesGa naar eind40), stadsrentmeester, en Vrouwe Wilhelmina Catharina Stock het heerenhuis, benevens de beide vleugels met de daarin zijnde behangsels, tapijten, spiegels, schilderijen en al 't geen daarin nagelvast en den erve toestendig is, voorts de bijbehoorende tuinen met de daarin zijnde looden en andere beelden, pedestallen, steen en andere banken, vijvers, waterloopen, omliggende cingels, lanen en bijgelegen Sterrenbosch onder Ubbergen, mitsgaders het private recht van visscherij in de Rivier 't MeerGa naar eind41), voorzoover transportanten daartoe gerechtigd zijn, gelijk ook al de houtgewassen, zoo van opgaande boomen als akkermaals- en hakhout, nevens de weilanden, gelegen tusschen den weg, schietende den berg op omtrent het huis van Willem Waalen, het Rode Hert genaamd, tot aan 't eind der Heerlijkheid aan de zijde van Beek en het Nederrijkswald; en eindelijk mede een weide, de Hooge Weide genaamd, palende West den Haverkamp, Noord den Dijk, Oost aardland en andere weidens, en Zuid den weg tusschen de weiden loopend of wie daaraan geland mocht zijn, onder de Heerlijkheid gelegen. 30 Juli 1764, waarbij Vrouwe Genoveva Maria, gravin van Welderen, volmacht geeft om voor een som van f 72.500 te cedeeren aan gebr. De Mist, nadat de curateele enz. was opgeheven: de Graafschap en vrije Heerlijkheid Ubbergen, bestaande uit Heerenhuis met 2 vleugels, tuinen, vijvers, lanen en Sterrenbosch, met hooge en lage jurisdictie, vrije jacht en visscherij in het riviertje Het Meer, nevens aanstelling van richter, secretaris, schepenen, schout, collecteur van de verponding, schoolmeester, met alle daaronder behoorende erfpachten, thynsen, tienden, bouw-, hooi- en weiland bestaande in den Kopschen Bouwhof, met daarbij gehoorende Kleine Kopsche weide, den Klaverkamp, den Haverkamp, Peppelenkamp, eersten Jan op den Bergskamp, de Hooge weide, het Aardland, het Zwanebroek, de Gemeente den Elskamp, den Langen kamp naast den Peppelenkamp, den Langen kamp naast het Aardland, de Groote Kopsche weide, den 2den Jan op den Bergskamp, den Molenkamp, den tiend op het Hooge veld, de Rietbaan en Dijk er langs, de Rietbaan bij den Broerdijkschen hof en 't Geerhoekje, de houtgewassen, zoo opgaand als hakhout, de bieraccijnsen en alle verdere uitstekende rechten en gerechtigheden daarbij behoorend... | |
[pagina 102]
| |
alles leenroerig aan den Kuykschen Leenhof met 15 goudgulden te verheergewaden. 27 Nov. 1764. Gelijkluidend aan het vorig transport, doch aan J. Moorrees voor f 61.000, advocaat-fiscaal der stad Nymegen, die blijkbaar namens de stad optradGa naar eind42). Hiermee kunnen we afscheid nemen van den Graaf de Surmont. Waar bleef de Graaf de St. Germain? Opnieuw begaf hij zich onder den naam van Dutens naar Weenen en Hannover om een nieuwe uitgave van de philosofische werken van Leibnitz voor te bereidenGa naar eind43), waarover hij in voortdurende correspondentie met Voltaire was. Bovendien arbeidde hij met d'Alembert aan diens groote Encyclopedie. Verder kunnen we zijn spoor volgen in Rome, Piëmont en elders. Deze reizen wisselde hij af met een verblijf te Languedoc, waar hij het hem door Montesquieu geschonken landgoed bezat, waarover een oomzegger van bovengenoemden Bernard, graaf van Welderen, het beheer voerdeGa naar eind44). In 1769 wederom te Weenen zijnde, maakte hij aldaar kennis met Graaf Lamberg, die bijzonderheden omtrent den verderen levensloop van St. Germain heeft beschreven. Daaruit blijkt o.m., dat deze te Venetië kans zag om een bleekerij op te richten van vlas, waarop een dusdanige bewerking werd toegepast, dat het groote overeenkomst verkreeg met Italiaansche ruwe zijde. De slimmerd had kans gezien, dat daaraan een honderdtal kloostervrouwen arbeidden, doch er bestaan niet de minste aanwijzingen, dat hij erin geslaagd is om deze plannen te doen verwezenlijken. Weldra vertrok hij - zich thans Bellemare noemende - met zijn nieuwen vriend Lamberg naar Corsica, waar hij in nauwe aanraking kwam met de familie BonaparteGa naar eind45). Hieruit sproot een vriendschappelijke verhouding voort, welke hij tegen het einde van zijn leven nog benut schijnt te hebben. Als een ander bewijs van zijn groote veelzijdigheid voegen we hier nog aan toe, dat hij in 1773 uit Mantua schreef: ‘Ich habe Wildman belehrt über das Geheimnis, die Bienen zu zähmen und die Schlangen empfindlich für die Vokalmusik zu machen. Ich sah den Wildman in Haag als ich dort verhaftet wurde.....’Ga naar eind46). In de jaren 1774-1776 houdt St. Germain verblijf aan verschillende Duitsche hoven, die niet alle even enthousiast waren over hun gast. Alleen de Markgraaf van Baireuth-Ansbach schonk hem gelegenheid om in het nabij gelegen TriesdorfGa naar eind47) een laboratorium op te richten. Het waren wederom lederpreparaten en bijzonder fraaie verven voor linnen, zijde en wol, waarmede hij zijn weldoener | |
[pagina 103]
| |
voordeel hoopte te bezorgen; maar toen deze tijdens een reis naar Italië vernam, dat St. Germain te Venetië als Graaf Bellemare, te Milaan als Graaf Welldone bekend stond, vond hij daarin voldoende aanleiding om de financiëele verhouding niet langer te bestendigen. Toch bleef hij zijn chemicus eeren door een copie te laten maken van diens portret, dat aanwezig was in de verzameling schilderijen van Madame d'Urfé te ParijsGa naar eind48). Met zijn ontwerp voor het graven van een kanaal door de landengte van Suez klopte hij tevergeefs bij verschillende vorsten aan, doch een ander plan van 1775, ten doel hebbend van Baden-Baden een mondaine badplaats te maken, was zoo verdienstelijk, dat het grootendeels kon worden uitgevoerd. Als Baron GugomosGa naar eind49) zat hij zelfs eenigen tijd in het bestuur der onderneming en hij smaakte de voldoening de snelle opkomst der stad nog te beleven. Zijn verlangen naar het maken van nieuwe reizen was evenwel zoo groot, dat hij de gelegenheid aangreep, welke de Landgraaf Lodewijk IX van Hessen hem aanbood, om de leiding op zich te nemen van een studiereis met diens beide zoons naar Italië. Een beteren gids zullen de jongelui wel niet hebben kunnen treffen. Intusschen ijverde St. Germain onafgebroken met ernst, luim, overleg en list, in de hoogere kringen en onder medewerking van tal van vooraanstaande personen, zoowel vrouwen als mannen, uit alle landen, voor betere sociale verhoudingen; hij waarschuwde het Fransche koningspaar zelfs tijdig voor de op til zijnde revolutie. In 1777 staan we plotseling voor een nieuwe verrassing. Na een congres te Leipzig bijgewoond te hebben, trok St. Germain zich eenigen tijd terug in Hotel Kaiserhof te Hamburg; evenmin als elders bleef hij daar werkloos, gelijk blijkt uit een brief, dien Dresser, Voorzitter der Loge aldaar den 23sten October 1777 schreef: ‘.....er (d.i. St. Germain) macht grossen Staat und zahlt alles bar. Tag und Nacht schreibt er und mit den grössten gekrönten Häuptern führt er Briefwechsel. Von der Russischen Kaiserin bekommt er Briefe, von der Prinzessin Amalie von Preussen täglich. Ausgenommen mit Gräfin Bentinck, geboren Varel-Knyphausen, und dem französischen Gesandten verkehrt er bis heute mit niemand..... Die erwähnte Mad. Bentinck hatte damals viel Aufsehen erregt durch ihr männliches Wesen. Sie stand in Diensten der geheimen politischen Auskunftseinrichtung Voltaire's, für den sie schwärmte, aber gegenseitig war diese Schwärmerei nicht. Spöttisch nannte er sie: une dame de grande mérite et de fermeté, digne de gouverner un empire’Ga naar eind50). | |
[pagina 104]
| |
Hier kwam hij dus in nauwe aanraking met de gewezen echtgenoote van graaf Bentinck, die hem in 1760 zoo'n grooten dienst had bewezen. Na vele omzwervingen door EuropaGa naar eind51), had zij een schitterend huis betrokken te HamburgGa naar eind52) en was daar het middelpunt van een kring van staatslieden en geleerden, die zich om haar vereenigden. 's Zomers vertoefde zij te Emsbüttel. Het oordeel, dat Dresser over haar had neergeschreven is beslist niet geheel juist. Haar echtgenoot schrijft b.v. in 1744: ‘I find her letters so full of charming sentiments and noble ideas but her behaviour is incomprehensible’ en Voltaire was zóó onder haar bekoring, dat zijn woorden: ‘I should like to spend my life with you’Ga naar eind53) de uitspraak van Dresser allerminst rechtvaardigen. Hoe Graaf de St. Germain over haar dacht, moge blijken uit de volgende copieën van brieven, welke hij onder den naam van L(e) P(rince) Tz(arogy) C(omte) de Welldone tot haar richtteGa naar eind54): ‘Quelle perte pour moi, Madame la Comtesse! d'abord parce que ma cruelle toux m'empeche d'aller vous faire ma cour, de jouir du plus aimable entretien et d'admirer la plus belle ame possible et l'esprit le plus juste, et la plus agréablement lumineuse; en second lieu Madame, parce que je n'aurai pas la joie de vous entendre déclamer un morceau de l'orphelin de la Chive ainsi que l'autre jour, votre declamation est, je le jure, un vrai chef d'oeuvre..... Pour Son Excellence Madame La Comtesse de Bentinck née Comtesse d'Oldenburg. Il ne faut pas, très illustre Comtesse,
imaginer, qu'a l'abri de ces vers
je sente moins, ce qu'il y a de pervers
dans mon refus, Enfant de ma detresse:
Le cher Baron, si justice est en lui
trop vous dira ma peine d'aujourdhui!
Plus-jointe a lui mon ame tout entière
s'en vient, hélas, a la noble chaumière,
(qu'en vous logeant renferme un vrai trésor)
grace implorant pour son désastreux corps,
que le regret, plus que la toux, accable
Comtesse aimable, infiniment aimable.
24 7bre 1778. L.P.T. Cte de Welldone.
Madame la Comtesse. .....j'avais plus fait encore la joie de faire Le Bien en tout | |
[pagina 105]
| |
m'occupe entièrement je puis dire avec vérité, que de faire le bien est ma seule occupation sérieuse, sans autre vue ni récompense que le sentiment précieux qui m'en reste, puisque j'y sacrifie tems, étude, frais etc. Voici encore ce que j'avois fait de plus: comme la digne, l'aimable, la spirituelle Madame Zink a un frère Docteur et Médecine j'avois formé le projet de lui confier, le rare et tout a fait philosophique secret de ces poudres incomparables afin qu'il put en profiter en partie, avec bien d'autres, que j'aime et que j'avois nommé avant de quitter Hamburg. Depuis grand nombre d'années, que je donne en présent ces précieuses poudres a des milliers et milliers de personnes en presque tous les climats ou j'en envoie et jusqu'au port a mes frais, elles m'ont couté au dela de 20000 ducats d'Hollande (..... volgt beschrijving der samenstelling.....) tout le vaste Empire de Russie ne fait qu'en benir l'usage..... 11 Xbre 1778.
Vous savés Madame La Comtesse que je vous ay constitué impératrice absolue de tout ce qui dépend de moi, mais comme je me suis sincèrement dédié et irrétractablement voué au bien de mes confrères les hommes, ces messieurs dont les besoins sont grands, et les clameurs fortes ne me laissent guère libre sur le choix de ce qui me regarde personellement, sans quoi, avois-je jamais pu manquer aux invitations gracieuces et si chères mon coeur, qui me sont venues de votre part? Je ferai tout ce qui est en moi, pour pouvoir jouir de l'honneur que vous me destinés jeudi prochain, madame La Comtesse, et il n'y aura sûrement pas de ma faute si malheureusement il arrive que je ne le puisse pas. A vos ordres en vous baisant les mains sans cesse. Xbre 1778. L.P.T. Cte de Welldone’.
In een volgend briefje doet St. Germain een beroep op de medewerking van de Gravin om enkele zijner vindingen te gelde te maken. Wie, in verband met het boven reeds vermelde, de daarbij gevoegde opgave van bereikbaar geachte resultaten leestGa naar eind55), kan er niet langer aan twijfelen of St. Germain en Welldone éen en dezelfde persoon zijn. Een gelijkluidende aanbieding had hij een jaar tevoren aan den Koning van Pruisen gedaan: ..... ‘Si Monsieur Hamburg veut devenir le plus riche marchand du monde l'affaire sera faite en deux heures de conversation avec | |
[pagina 106]
| |
moi simplement avec l'article de la laine et pas davantage. Je le crois homme de bien, et de vérité je demande pardon, Madame, du temps que je vous dérobe, mais vous etes généreuse vous avec l'ame grande sufit, et je me flatte que vous m'aimé encore un peu; je finis et ai l'honneur d'etre pour la vie. de Votre Exellence Le très humble, et très obéissant serviteur fidèle Welldone.’
Blijkbaar heeft Mr. Hamburg er niet toe kunnen besluiten om ‘le plus riche marchand du monde’ te willen worden. St. Germain genoot meer vertrouwen van prins Karel van Hessen, Deensch stadhouder te Sleeswijk, die hem steunde en de behulpzame hand verleende om te Eckernförde aan de Kielerbocht een woning met laboratorium in gereedheid te brengen. Daar richtte ‘de materialistische windbuil’, zooals Graaf Warnstedt schreef, in 1779 voor de laatste maal een fabriek van kleurstoffen en van geneesmiddelen op, in samenwerking met zijn vriend, den apotheker Dr. Lossau. Deze zou ook de eenige persoon geweest zijn, die bij het overlijden van St. Germain op 27 Februari 1784 aanwezig wasGa naar eind56). In het desbetreffend register van de St. Nikolauskerk staat vermeld, dat ‘der sich nennende Graf von St. Germain und Welldone in hiesiger Kirche beigesetzt, ohne Reden der Geistlichen. Weitere Nachrichten sind nicht bekannt’. Aan Dr. Lossau schonk hij zijn recepten en levenslang 1200 R.D. per jaar, teneinde tot aan zijn dood den armen gratis geneeskundige hulp en geneesmiddelen te kunnen verstrekken. Daar een oproeping van erfgenamen onbeantwoord bleef, verzegelde de Landgraaf de papieren enz. en zond deze naar Kopenhagen. Gelijk eenmaal te Constantinopel, had hier een nieuwe mystificatie plaats gehad, want een jaar later nam St. Germain als baron Chef de Bien deel aan een congres te Parijs en in 1788 ontmoette de graaf de Châlons hem te Venetië. In hetzelfde jaar bewoonde hij een kamer in de Federlhof te Weenen, bleef nadien een werkzaam aandeel nemen in de Rozekruisers-organisaties, en trok zich daarna terug in Languedoc, waar hij hoogstwaarschijnlijk is overleden. Daaromtrent bestaat geen zekerheid, maar wel mag worden aangenomen, dat hij het aan zijn groote geestkracht, zijn universeele belangstelling en toewijding voor anderen, aan zijn hoogst matig en ingetogen leven te danken had, dat hij, helder van geest, een leeftijd van omstreeks honderd jaar bereikte. | |
[pagina 107]
| |
Vermelden we ten slotte nog, dat St. Germain den 7en Juli 1786 een brief schreef aan den Hollandschen Vice-Admiraal Van KinsbergenGa naar eind57) - die in 1770 op zijn aanbeveling door Catharina II benoemd was tot kapitein over een deel van de Zwarte Zeevloot, die tegen Turkije streed - en daarin de revolutionnair-patriottische beweging van de marine-officieren tegen Stadhouder Prins Willem V prees, dan zijn hiermee zeker niet alle gewichtige momenten uit het rijke leven van ‘the greatest Oriental Adept Europe has seen during the last centuries’Ga naar eind58) aangeroerd. Nog jaren na zijn overlijden moet de indruk van zijn persoon op allen, die met hem in aanraking waren gekomen, wel zeer diep zijn geweest, want in de Dictionnaire Universel van Larousse wordt hij met alle waardeering genoemd: un diplomate de premier ordre et célébrité durable. |
|