Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 2
(1879)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het feestmaal der Utrechtsche Priester-Broederschap.De broederschap der Priesters, Vikarissen in de vijf kapittelkerken te Utrecht, over wier ontstaan en werking in het Archief v.d. Geschied. van 't Aartsbisd. Utrecht, IV bl. 391 vv., een merkwaardige bijdrage is geleverd, placht ‘ter versterking van den broederband, en ter viering van de nagedachtenis der Weldoeners’ jaarlijks op Dinsdag na St. Odulph, in de maand Juni, een broedermaal te houden, wat tevens diende ter sluiting der plechtige feestelijkheid, welke des morgens in de kerk was gevierd. Ter nadere kennismaking met de zeden en gewoonten der zestiende eeuw zal het van belang zijn over zulk gastmaal iets naders te vernemen, te meer, wijl het een der aanzienlijkste standen uit de toenmalige maatschappij geldt. En al stelden ook de verordeningen der Broederschap vast, dat bij den besproken maaltijd ‘de hernieuwing en verlevendiging der broederschap gaan moest boven keur van spijs en drank,’ toch mogen wij met grond aannemen, dat de disch was aangericht in voege als voor den aanzienlijken stand der Priesterschap paste. De tafel werd tweemaal gedekt, zoo als blijkt uit den telkens in de rekeningen der broederschap voorkomenden post: pro vino in prandio et in coena. Het prandium, dat blijkens de noot no. 6 hier achter op bl. 410, reeds om twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uur was afgeloopen, zal wel, in den zin der oude Romeinen, moeten worden opgevat voor een tweede ontbijt, dat na afloop der plechtigheden in de kerk den broeders werd aangeboden, bestaande in een stuk tarwenbrood met een glas wijn. Het eigenlijke hoofdmaal, coena, volgde in den loop van den namiddag. Als naar gewoonte werd het geopend met het kerkelijk ‘Benedicite’ en de daarbij behoorende gebeden, terwijl de dankzegging na tafel werd gesloten met eenige gebeden voor de in het afgeloopen jaar gestorven leden der Broederschap. Onder den maaltijd werd er naar oud kristelijk gebruik eene lezing gehouden, welke voor eerst een woord van stichting bevatte, ‘om tot spijs der zielen iets te vernemen over.... de waardigheid van het priesterschap’ (Zie bovengem. Archief, bl. 414). Vervolgens werd het geheugen der broeders verfrischt door de herlezing van de Stichtings-oorkonde met de regelen der Broederschap, gevolgd door hare drievoudige goedkeuring en bevestiging door de bisschoppen Jan v. Arkel, Rudolf v. Diepholt en David v. Boergondie. De gerechten, welke ter tafel werden opgedragen, waren van nabij geregeld; luidens voorschrift werd de maaltijd ‘telken jare aangelegd vooreerst van groenten of iets dergelijks, waarna nog twee behoorlijke gerechten worden opgebracht met kaas; hierbij zal elk der broeders ontvangen een mengel wijn met het noodige bier’ (Meergenoemd Archief, bl. 410). De ham, vaak als Westphalinger bestempeld, maakte steeds het midden uit van het eerste gerecht; daarna zal de beurt wel geweest zijn aan het telken jare wederkeerende schapenvleesch, dat immer in gezelschap van de noodige boter wordt vermeld. Als derde gerecht verscheen een goed veertigtal kipjes, vooraf door den deken behoorlijk gemest, naar het schijnt aan het spit gebraden en opgedragen met struif van kruisbessen: ‘Om polver in die struyf sub pullis assatis’ heet het in de rekening van 150⅔ en volgende jaren, welke post | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naderhand vervangen wordt door ‘pro sukaro in fragris sub assatura’ zoo als hieronder voorkomt. Enkele malen kwam ook het ei als nevengerecht naast de telken jaar aanwezige Betuwsche kaas zijne plaats op de tafel innemen. Na deze vluchtige afteekening van den omtrek en zijner hoofdvormen, kunnen wij tot de onderdeelen overgaan en uit de rekeningen der Broederschap den afloop van het maal gadeslaan. Wij kiezen in het bijzonder hiertoe de rekening van het jaar 1534/35, omdat deze de beste omschrevene is en met die van 1501 en volgende jaren genoegzaam in alles overeenstemt. Vonden wij elders belangrijke opgaven, dan hebben wij daarvan gebruik gemaakt door ze tusschen haakjes in den tekst op te nemen, of in de noot er van te gewagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uittreksel uit de rekening der Priester-Broederschap te Utrecht, over het jaar 1534/35.Exposita per me Gherardum Jacobi de Vollenhoe, animarum presbyterumGa naar voetnoot1) ecclesiae S. Salvatoris Trajectensis, decanum pro tempore fraternitatis sacerdotum quinque ecclesiarum Trajectensium, in anno xxxv circa prandium celebratum die Martis post Odulphi confessoris, xv Junii, ipso die Viti et Modesti Martyrum, in domo Dni Henrici d'Jonge, canonici S. Petri Trajectensis; - et Missa fuit in eadem [Sti Petri] ecclesia servata more solito. Item in primis solvi pro decem spatulis sive armisGa naar voetnoot2) suillis mediocriter pinguibus (:quia sumus in fraternitate | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
numero fratrum nonaginta sex:), in diocesi Monasteriensi fumigatis et ex Amstelredammis missis ab amicis et ibidem emptis, simul LXIII libris, qualibet libra 1 st.;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het slot der rekening van het jaar 1535/36 vinden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij melding gemaakt van het tafel-gerief der Broederschap, als volgt: Anno millesimo quingentesimo tricesimo sexto, completis annis decanatus mei Gherardi Jacobi Vollenhoēn, ecclesiae Sti Salvatoris animarum presbyteri, quarta et finali computatione mea facta tradidi Dno Johanni Gheverdinck, vicario ecclesiae St. Petri Trajectensis, decano noviter electo, successori meo: In primis tradidi duas cistas, et quamlibet quinque clavibus et clausuris clausas, quarum quilibet procurator quinque ecclesiarum Trajectensium duas claves habet cujuslibet cistae, unam in quibus infrascripta continentur: Item septem schutellae stanneae magnae, pro armis suillibus in refectione imponendis [= grote scottelen om schouweren the dienen]Ga naar voetnoot1). Item quadragintae schutellae de stagno pro carnibus ovinis sive arietum imponendis, et pro assatura [= cleyne plattelen]. Item octoginta schutellae stanneae, hoc anno noviter reformatae et permutatae, pro oleribus ministrandis [= moesscottelen]. Item triginta novem amfrae de stanno, quaelibet de amfra vini [= quaerts-kannen]. Item quinquaginta quinque amfrae stanneae pro cerevisia ministranda [= sleepgens, scleepjens]. Item octoginta schutellae stanneae pro cenapio ministrando. Sex dosyn cissoriorum de stanno [= tinne teljuren]. Decem et novem vascula stannea sine coopertoriis pro sale imponendo [= open tinne zoutvaten]. Decem et octo crusilia pro vino ministrando, ubi vitra deficiunt [= tinne drinckcruysen]. Item 3 dosijn houten teljuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item quinque longa mensalia [= lange tafel-laken]. Item novem longa, pro manutergiis sub cissoriis ponenda. Item een trisoer-laken. Item acht drogel-doken. Item een besloten korff, out, myt een slot, om 't linnenwaet in t' leggen. Item een brede mande myt een henxel, ende een broetcorff, om teljuren mede op t'nemen, ende anders mede op ende off t'nemen, tempore refectionis.
Dat de Heeren hun tafel-gerief in behoorlijken staat onderhielden, valt af te leiden uit de volgende posten: a der rekening van 1533/34: Item pro permutatione quinque scutellarum antiquarum inaequalium pro armis suillis imponendis et pro mutatione duarum scutellarum inaequalium et fractarum pro assatura et carnibus ovinis imponendis, ponderantibus simul xxxj ℔; et ego accepi septem scutellas aequales pro armis suillis, cum duabus aliis, ponderantibus simul xii ℔ plus in pondere quam ego tradidi; pro permutatione et pondere plus ponderante quam ego tradidi de xii libris facit simul de immutatione et plus in pondere.. xxxvii st. i blanck. Item pro duabus ciphis ligneis novis, in quibus butirum paratur i st. b der rekening van 1535/36: Item pro permutatione septem scutellarum et lxxx scutellarum pro oleribus et pro i dosyn novorum cissoriorum de stagno; pro permutatione, pro signatura et additione stagni simul.......... iii flor. i blanck. Item solvi Wilhelmo fabro pro reparatione clausurae cistae, in qua vasa stannea fraternitatis continentur; quae erant concessae conventui in Outwijck per sollicitationem Magri Anthonii de Amerongen, canonici Trajectensis; quae clausura erat destructa, ita quod in toto recuperari oportuit cum ligatura ferrea; solvi........ v st. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de waardeering der munt moet hier nog worden aangemerkt, dat de rekening gehouden is in de zware Hollandsche munt: ‘xx stuf. Hollandiae pro floreno computato.’ De Hollandsche gulden telde toen 20 stuivers; De stuiver had 8 ‘deutkens’ of 16 penningen (denarii); Een branspenning gold 10 duiten, 20 penningen; Een blank had 6 duiten, 12 penningen; Het oortje deed 2 duiten, 4 penningen. De verhouding tot de lichtere Utrechtsche munt was als volgt: Twintig Utr. stuivers maakten een Utrechtschen gulden, en 12 Utrechtsche witjes (alben) maakten een Utrechtschen stuiver; doch de Hollandsche stuiver was zoo veel swaarder, dat er 15 Utrechtsche witjes ingingen. Dit geldt voor de jaren (1530 seq), waarin wij ons hebben bewogen. Voor andere tijden verwijzen wij den onderzoeker naar het rekenboek zelf, dat loopt over de jaren 1500 tot 1608. Het berust in het archief der stad Utrecht onder no. 684. Aan het Edelachtbaar Bestuur der stad Utrecht, dat door zijn gunstige beschikking ons in staat stelde het merkwaardige boek met zorg te bestudeeren, zijn wij voor de verleende gunst zeer veel dank verschuldigd. Ook jegens den verdienstelijken stadsarchivaris Mr. S. Muller Fz. achten wij ons om zijne welwillende hulp zeer verplicht, en zeggen hem daarvoor nogmaals onzen dank.
J.H. Hofman. |
|