Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 2
(1879)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sommier discours ouer den staet vande vier geconquesteerde capitanias Parnambuco, Itamarica, Paraiba ende Rio Grande, inde noorderdeelen van Brasil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cabo St. Augostine, achter het eylt St. Alexio barre grande, Rio das Pedras, sijn Lagomar, porto de Iaragoa, porto de Francezes, Corroripe, behalven de rivieren bequaem voor barquen en̄ cleen vaertuych, als sijn Rio de Jangados, Rio de Serinhain, Rio Formoso, Rio Vna, Camaragibi, St. Anthonio grande Alagoas, St. Miguel en̄ Rio Francisco (die naer een groote riviere te sijn, euenwel geen bequame hauenen ofte inkomen en heeft), gelijck alle rivieren, hoe schone stromen die oock binnen 's lants hebben, hebben euenwel int incomen of periculeuse clippen, die het incomen incommoderen, ofte bancken, die door de afwateringe vande rivieren ende het hart aenrollen ende barnen vande zee meest voor alle rivieren van dese custe opgeworpen sijn. De rivieren daer dese Capitanie met besproyt en̄ doorwatert wert, hoe wel ten deele hier bouen genoemt, sijn Rio San Francisco, een groote schoone riviere, altijd waterrijck, principalijck des somers als het niet en regent, als alle andere rivieren van dese custe weynich afwateren ofte sommige geheel drooch sijn. Dese rivier is op sommige plaetsen gemeten breet te sijn 300 roeden, en̄ des somers ouervloyt alle de lage landen. De redenen, die de Portugesen hier van geuen sijn, dat dese riviere ettelijcke hondert mijlen te landwaert sijnen oorspronck soude hebben uyt eenige hooge geberchten, die geduerichlijck met snee bedect souden leggen, ende des somers het snee op die geberchten smelten̄ soude desen grooten ouerloop van wateren veroorsaecken ende de riviere alsoo des somers doen desborderen. Daer aen volght Corroripe omtrent ses mijlen daer benoorden leggen̄. Volcht Rio St. Miguel, ontrent drie mijlen noortlijcker. Daer aen sijn de Alagoas, drie mijlen beneeden de riviere St. Miguel, ende noch drie mijlen daer beneden is de riviere St. Antonie Grande, en twee mijlen laeger Rio St. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonie Merin, daer aen twee mijlen noordlijcker volght de riviere Camaragibe, en̄ voorts anderhalf mijle laeger de riviere Tatou Amunha, en̄ noch soo veel noordelijcker Rio das Pedras, daer de Povoacaon de Puorto Calvo op leyt. Vijf mijlen hier beneden volght Rio Una, laten̄ tusschen beyden de schone Bahia Barra Grande, en̄ 2 mijlen benoorden Una volcht Rio Formoso, en̄ 1½ mijl daer aen volcht Rio de Serinhain, en̄ noch 2 mijlen noordlijckr Marcaugpe, noch anderhalf mijle volcht Rio de Pojuca, en̄ een ander mijl Rio de Cabo, die beyde aen Cabo St. Augustin door de barre in zee loopen. Twee mijl ende een half benoorden de Cabo is Rio de Jangados, en̄ 3½ mijl daer aen volght Rio Capiguaribi, die door de Verge loopt en̄ met Rio dos Afogados door de barra vant Reciffo d'Olinda in zee spoelt. Volcht hier aen Rio Tapado, 1½ mijl benoorden 't Reciff ende een half mijl benoorden de stadt, die des somers gestopt is ende des winters met swaren regen te met eens door barst. Een mijl benoorde Rio Tapado volght Rio Dolce, ende noch twee mijlen noordlijcker Rio Ajama en̄ een mijl verder Rio Iguaracu. Somma, dat dese Capitania veele soo groote als cleyne rivieren is hebbende, die haer te landewaert in sommìge in verscheyden armen verdeylen van verscheyden namen, de eene riviere sich inde andere exonererende. Bij dese discriptie soude wel gevought hebben, dat de selve landen, als mede andere Capitanien in een caerte afgeteeckent hier nevens gegaen hadden: maer alsoo voor desen veele afteeckeningen van dese Cust ende vele caerten UEd. sijn toegesonden, sullen het hier bij laeten, tot dat eens bequame gelegenthd vinden om een generale caert te doen ontwerpen van de streckingen van dese Cust, hare rivieren, hauenen, baeijen, haere diepten en ondiepten, en̄ oock de streckinge en̄ situatie en̄ distantie vande rivieren, steden en̄ ingenhos te landewaert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese Capitania van Parnambuco wert verdeelt in vier jurisdictien, daer van de principaelste is de jurisdictie van̄ Camera van̄ stadt Olinda; de tweede, maer de oudtste, die van̄ Camera van Igarasu; de derde de Camera van Villa Formosa de Serinhain; de vierde, die noyt geen Camara gehadt heeft, wert gerekent wat bezuyden de jurisdictie van Serinhain, strect tot Rio San Francisco, dat meest door de machtichste aldr pro libitu is geregeert geweest. Om dan vande Zuyt af te beginnen, vinden het eerste destrict, welck gesecht hebben noyt onder een welgestelde forme van jurisdictie geweest te sijn, te strecken van Rio St. Francisco tot Rio de Pira Sununga, int welcke de principaelste vlecken sijn: Openedo, Alagoas de Zul en̄ Alagoas de Norto, hebbende yder een Povoacaon de porto de Calvo. Behalven eenige mindere vlecken en̄ gehughten sijn oock in dit district eenige Ingenhos, daer van tot noch toe niet perfectel. hebben konnen geinformeert worden: sullen euenwel hier soo veel setten als ons ter kennisse gekomen is.
In Porto de Calvo sijn Ingenhos:
In Alagoa d'el Norto.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soo dat hier noch sijn ten minsten 15 Ingenhos, daer van ettelijcke geconfisqueert en̄ oock eenige vercocht sijn en̄ andere noch te vercopen staen; ende of het watermolens ofte ossenmolens sijn, alsmede of dit jaer malen sullen en̄ welcke, daer hebben tot noch toe geen bescheet van konnen bekomen. Maer die maelen sullen, konnen niet veele sijn: want alsoo den oorloge en̄ legers van beyde sijden daer onlangs gepasseert sijn, so sijn ongetwijffelt seer gedestrueert; doch het principaelste, daer sich de inwoonders op stileren, is alderhande vee, principalijck ossen ende koeijen, die daer in veele couralen in ontallicke quantiteyt sijn, van waer dit gantsche noorderdeel van Brasil, soo tot slachtinge, als tot den arbeyt, in carren ende ingenhos, is treckende meest alle het vee, dat van nooden hebben. De jurisdictie van Serinhain daer aen volgende, is streckende van Rio Pira Sununga int Zuyden, tot de Rio Marcaype int Noorden, 'twelcke perfectelijck staet afgepaelt met marquen en̄ opgerechte steenen; ende dit is onder de jurisdictie behorende een gedeelte vande Fregesia van Poiuca, vande Coralen van MarcaypeGa naar voetnoot1) af, insluytende de Ingenhos van Francisco Soares Cunha, en̄ van Miguel Fernandes de Sao en̄ de Fregesia van Una. In dit district is eerstel. gelegen de stadt genaemt Villa Formosa de Serinhain en̄ de vlecke Povoacaon de San Gonsaluo de Una, behalven eenige cleyne gehughten. De Ingenhos in dit district gelegen sijn de volgende: 1. Ingenho de Sibiro de Baixo, genaemt St. Paulo, toebehooren̄ Francisco Soares Canha, die bij ons gebleven is ende deselve besit; dese maelt. 2. Ingenho Aratangit, gent Nra Sra da Esiada, toebe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horen̄ Miguel Fernandes de Sao, die oock is bij ons gebleven ende maelt. 3. Ingenho Tapirucu de Sima, gent Nosra Sra d'Ajuda, toebehoort hebben̄ Pedro Fragosa en̄ wegen sijn absentie geconfisqueert, ende vercocht aen Willem Placcard; sal dit jaer niet maelen. 4. Ingenho Tapirucu de Baixo, van̄ aenroepinge St. Anthonie, toebehoort hebbende Alvaro Fragosa Toscano, die onder ons is gebleven, ende sal dit jaer maelen. 5. Ingenho van Donna Catarina Camela, weduwe van Jeronimo de Taide, gelegen op de riviere Jogoare, is wegen haer absentie geconfisqueert, maer noch niet vercocht, soodat, sonder heer sijnde en̄ seer vervallen, dit jaer niet sal maelen. 6. Ingenho van Camaragibi, toegeeygent St. Anthonio, toebehoren̄ Francisco Rodrigues do Porto, tot noch toe beseten bij sijn vrouwe, die ondr ons is gebleven, ende sal dit jaer noch malen. 7. Ingenho de Aracoara, die door Vincente Capello is beginnen op te rechten en̄ al een groot deel riet gehadt heeft; is geconfisqueert, alsoo desen Vincent Capello is gevangen genomen en̄ naer Hollant gesonden, soo dat oock geen heer en heeft en̄ niet sal malen. 8. Ingenho de Cocoaupe, vande aenroepinge Nossra Sra da Pinha de Franca, toebehoren̄ don Francisco de Moura, wonende in Poortugael ofte de Indien; dese Ingenho is verbrant, gants gedestrueert ende sondr heer en inwoonders. 9. Ingenho de Enaxagoa, aenroepinge Nra Sra Aprecentacaō, toebehoren̄ Manuel Pinto Pereira, die ondr ons gebleven is en̄ maect claer om noch dese saffra te malen. 10. Ingenho de Rio Formoso, aenroepinge St. Joseph, toebehoort hebbende Catarina de Fontes en̄ wegen haer absentie geconfisqueert en̄ vercocht aen Rodrigo de Barro Pimintel, ende maelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. Ingenho de Trapiche, aenroepinge St. Antoni, toebehoort hebben̄ Jaques Pires, die ouerleden is, en̄ wert beseten bij sijn vrou ende erfgenamen, en̄ sal dit jaer niet maelen. 12. Ingenho de Serinhain, aenroepinge van Todos os Santos, beseten geweest door Sebastiaen Vaaz Fra, ouerleden, en̄ soude sijn vrou die hebben ouergelevert aen Francisco Fernandes Anjo, als sijne sijnde, ende sal dit jaer niet maelen. 13. Ingenho de Serinhain, aenroepinge Nra Sra da Palma, toebehoort hebben̄ D. Madanella Pinheira; is wegen hare absentie geconfisqueert, sondr heer, sondr riet, ende en maelt niet. 14 Ingenho de Serinhain, aenroepinge Nra Sra Pedro Lopez de Vera, die ondr ons gebleven is, en̄ sal dit jaer niet maelen. 15. Ingenio vande aenroepinge Sambras, denselven Pedro Lopes de Vera toebehoren̄; sal dit jaer maelen. 16. Ingenho de Jasaru, aenroepinge St. Jeronimo, toebehoort hebben̄ Donna Catarina Camella, wede van Pero d'Albuerquerque en̄ wegen haer absentie geconfisqueert en̄ noch sonder heer, en̄ sal dit jaer niet maelen. 17. Ingenho das Ilhetas, aenroepinge Nossa Sra de Goadalupe, toebehoort hebbende Estevaon Paix Baretto, en̄ wegen sijne absentie geconfisqueert, en̄ sal niet malen. Dese Ingenho is gelegen inde Fregesia van Una; sonder heer. 18. Ingenho de Una, aenroepinge Nosra Sra da Guia, toebehoort hebbende Diogo Pais Beretto, en̄ wegen sijne absentie geconfisqueert, en̄ sal dit jaer niet maelen, en̄ noch niet vercocht. Soo dat dese Jurisdictie van Serinhain onder sich heeft 18 Ingenhos, daer van de 11 niet sullen maelen, ende onder dien sijn seven noch onvercocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aende Jurisdictie van Serinhain int noorden volcht de Jurisdictie vande stadt Olinda, welck onder sich is hebbende dese volgende Freguesias, vande Zuyd af beginnende: te weten die van Pojuca, die van Cabo St. Agostinho, die van St. Amaro do Geboathan, die van Moribequa, die van Verge, die van St. Laurenco, die van Olinda, te samen seuen Freguesias, inde welcke sijn dese naervolgende Ingenhos. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inde Freguesia van Pojuca.1. Ingenho de Sibero de Baixo, aenroepinge St. Paolo, toebehoort hebbende Franco Soares Canha, is eenen watermolen en maelt. 2. Ingenho de Sibero de Sima, toebehoort hebben̄ Manoel de Naualhas, absent; is geconfisqueert en̄ vercocht aen Joē Carnro de Maris; is een watermolen ende maelt. 3. Ingenho toebehoort hebbende Anto Gonsalves da Pas, die sich met den vijant hout; is geconfisqueert maer niet vercocht, alsoo soo seer is vervallen, datter geen forme van Ingenho te sien is; het was een watermolen. 4. Ingenho Maranhaon geeconfisqueert, maer den eygenr Joaō Tenorio tot ons weder gekeert sijnde, is weder aen hem vercocht. 5. Ingenho Coroacu, toebehoren̄ Manoel van Vizeu, die onder ons is gebleven; is een watermolen ende maelt. 6. Ingenho Bertioga, geconfisqueert, maer weder vercocht aenden eygenaer Joan Tenorio, vanden vijant weder tot ons gekomen sijnde; is een watermolen en̄ maelt. 7. Ingenho Nossra Sra de Rosario, geconfisqueert en̄ vercocht aen Juan Carnro de Maris; is een watermolen en̄ maelt. 8 Ingenho Bom Jesus, genoemt Otrapiche, geconfisqt ende vercocht aen Duarto Saraiva; is een watermolen ende maelt. 9. Ingenho da Guerra; van dese sijn seven negende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parten geconfisqueert ende vercocht aen̄ Hr Henric Schilt; is een ossenmolen en̄ maelt. 10. Ingenho St. Juan Salgado, tebehoort hebben̄ Cosmo Dias, die bij den vijant hout; is geconfisqt en̄ vercocht aen Matheus da Costa; dit is een ossenmolen en̄ maelt niet. 11. Ingenho da Pindaba, toebehoort hebben̄ Gaspar da Fonceca Carnra en̄ noch beseten door sijn soon; is een watermolen en̄ maelt. 12. Ingenho de Santa Luzia, geconfisqueert en̄ vercocht aen Amador d'Araujo; is een watermolen en̄ maelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inde Freguesia de Cabo St. Agostinho.13. Ingenho Ste Luçia, toebehoort hebben̄ Juliano Paix d'Altro, bij den vijant ouerleden, en̄ alhr vercocht aen sijn soon Joan Paix; is een ossenmolen en̄ maelt. 14. Ingenho Vtinga, aenroepinge St Francisco, den selven Juliano Paix toebehoort hebbende ende geconfisqueert, maer niet vercocht, alsoo heel vervallen is sonder een eenich riet te hebben, soodat niet sal malen. 15. Ingenho Marapatagibi, aenroepinge St. Marcos, toebehoort hebbende Gaspar de Mere, absent; is geconfisqt ende vercocht aen Michiel van Merenbergh en̄ Martinus de Coutre; is een watermolen en̄ sal niet maelen. 16. Ingenho toebehoort hebben̄ Joan Rodrigues Caminha, geconfisqueert en̄ verhuyrt aen Anthoni Vieira om dien op te bouwen; is een ossenmolentie en̄ maelt. 17. Ingenho Pirapama, aenroepinge St. Appollonia, geconfisqt en̄ vercocht aen Diogo Dias Brandaon; is een watermolen en̄ maelt. 18. Ingenho Nouo, aenroepinge St. Miguel, geconfisqt ende vercocht aen Duarta Saraiva; is een watermolen en̄ sal noch maelen. 19. Ingenho Ogarapu, aenroepinge Spiritu Santo, toebehoort hebben̄ Phillipe Paix, geconfisqt en̄ aende selve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder vercocht, als hij vanden vijant weder keerde; is een watermolen en̄ maelt. 20. Ingenho Algodoais, aenroepinge St. Francisco, toebehoort hebben̄ Miguel Pais, die weder tot ons gekeert is; is geconfisqt maer noch niet verkocht, alsoo door onse leger, dat in de belegeringe van̄ Cabo daer in heeft gelegen, heel gedestrueert is, soo dat ook niet sal maelen. 21. Ingenho Jurisaca, aenroepinge St. Joan, geconfisqt ende verkocht aen Moises Navarro; is een watermolen en̄ maelt. 22. Ingenho Nossa Sra da Conçeiçao, toebehoren̄ Donna Adriana, die bij ons gebleven is; is een watermolen en̄ maelt. 23. Ingenho Velho, aenroepinge A Madre de Deos, toebehoort hebben̄ Joan Paix Baretto, absent; is geconfisqt en̄ vercocht aen d'Hr Nicolaes de Ridder; is een watermolen en̄ maelt. 24. Ingenho da Guerra, insgelijcx van Joan Pais, insgelijcx geconfisqueert en̄ oock vercocht aende Ridder; is een ossenmolen en̄ maelt. 25. Ingenho Bom Jesus, toebehoren̄ Pedro Lopes de Vera, die onder ons is gebleven; is een watermolen en̄ maelt. 26. Ingenho St. Joan, toebehoort hebben̄ Andro de Couto, geconfisqt en̄ vercocht aen Pedro Lopes de Vera; is een watermolen en̄ sal niet maelen. 27. Ingenho St. Bras, toebehoren̄ Anto da Silva, onder ons gebleven; is een watermolen en̄ maelt. 28. Ingenho Nossra Sra das Candeas, toebehoren̄ Fernando Guomes, die onder ons is gebleven; is een watermolen en̄ maelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inde Fregesia van St. Amaro de Geboathan.29. Ingenho Goriau, toebehoren̄ Andra Soares, die bij ons is gebleven; is een watermolen en̄ maelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. Ingenho toebehoren̄ Anto Nune Ximenes, die bij ons is gebleven; is een watermolen en̄ maelt. 31. Ingenho Nossra Sra da Appresentacaō, toebehoren̄ Baltazr Gonsalves Moreno, die onder ons gebleven is; is een watermolen en̄ maelt. 32. Ingenho Nossra Sra da Conceicaō, toebehoort hebben̄ Anto Pereira Barbosa, absent en̄ geconfisqt en̄ vercocht aen̄ heer S. Carpentier; is een watermolen en̄ maelt. 33. Ingenho san Joan Babtista, toebehooren̄ Anto de Bulhoms, die present is; is een watermolen en̄ maelt. 34. Ingenho Suasuna, toebehoren̄ Joan de Barros Lorrea, present; is een watermolen en̄ maelt. 35. Ingenho Santa Anna, toebehoort hebben̄ Manuel de Sousa Dabreu, absent; geconfisqt maer niet vercocht, alsoo heel vervallen is; is een watermolen, maelt niet. 36. Ingenho Nosra Sra da Guia, is in lange jaren geen Ingenho geweest, soo datter niet is als het bloote lant en̄ bosschagie; was een watermolen. 37. Ingenho Camassarin is oock lange jaren geruyneert, heeft geen riet; was oock een watermolen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inde Freguesia van Moribequa.38. Inghenho Penamduba, toebehooren̄ Andre Soares, present; is een watermolen en̄ maelt. 39. Ingenho Moribequa, toebehoren̄ Dona Catarina d'Albuerquerque, present; is een watermolen en̄ maelt. 40. Ingenho St. Andrea, toebehoort hebben̄ Anto de Sao, absent; geconfisqt en̄ vercocht aen Gaspar Dias Fereira; is een watermolen en̄ maelt. 41. Ingenho Sta Maria, toebehoort hebben̄ den selven Anto de Sao, oock vercocht aen Gaspar Dias; is een ossenmolen ende maelt. 42. Ingenho Saō Bartolomeu, toebehooren̄ Fernando do Valle, present; is een ossenmoolen en̄ maelt. 43. Ingenho Goaxapes, aenroepinge St. Simaō, gecon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fisqt en̄ vercocht aen Vincento Rodrigues Villa Reael; is een ossenmolen, maer sal dit jaer niet malen. 44. Ingenho de Manoel Bezerra, present; is een ossenmolen en̄ maelt. 45. Ingenho Mogoaipe, toebehoort hebben̄ Louis Maxxeiros, absent; geconfisqt, maer noch niet vercocht, seer desolaet en̄ maelt niet; is een ossenmolen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inde Freguesia van Vargea.46. Ingenho de Saō Bras, toebehoort hebben̄ Anto da Silua Barbosa; is een watermolen en̄ maelt. 47. Ingenho, toebehoort hebben̄ Louis Raimires, absent; is geconfisqueert en̄ vercocht aen Jaques Hacq; is een ossenmolen, maer maelt niet. 48. Ingenho van Pedro da Cunha d'Andrada, present; is een ossenmoolen en̄ maelt. 49. Ingenho san Paulo, toebehooren̄ Henrique Afonso Pra, present; is een ossenmolen en̄ maelt. 50. Ingenho van Antoni Fernande Pessoa, present; is een ossenmolen, maelt niet. 51. Ingenho van Maria Barosa, present; is een watermolen en̄ maelt. 52. Ingenho de Carlos Franco gewesen; is geconfisqt en̄ vercocht aen d'Hr Jacob Stachouwer; is een watermolen en̄ maelt. 53. Ingenho de Marcos Andra, present; is een ossenmolen, maer maelt niet. 54. Ingenho van Joā de Mendouza, present; is een ossenmolen en̄ maelt. 55. Ingenho van Luis Bras Bezerra, present; is een watermolen en̄ maelt. 56. Ingenho van Francisco de Brito, present; is een ossenmolen en̄ maelt. 57. Ingenho van Gaspar de Mendouca, present; is een watermolen, maer maelt niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
58. Ingenho van Franco Monteiro Bezera, present; is een watermolen, seer verdestrueert en̄ maelt niet. 59. Ingenho gewesen van Dona Catarina, die lange jaren vervallen is geweest en̄ anders niet als de landen te sien sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inde Freguesia van St. Laurenço.60. Ingenho St. Bento, toebehoren̄ Franco Nunes Barbosa; is een watermolen en̄ maelt. 61. Ingenho Moribara, aenroepinge Nra Sra das Floses, toebehoort hebben̄ Gabriel da Pina, absent, en̄ geconfisqt en̄ vercocht aen Andre Sovres; is een watermolen, maelt niet. 62. Ingenho Nova Nra Sra de Monsenatte, toebehooren̄ Anto Rodrigues Moreno, present; is een ossenmolen ende maelt. 63. Ingenho de san Joan, toebehoren̄ Arnaō dolanda, bij hem latel. opgerecht; is een ossenmolen en̄ maelt. 64. Ingenho van Maciape, aenroepinge van̄ Wonden Cristi, toebehoort hebben̄ Franco de Reguo Barros; geconfisqt en̄ vercocht aen Elbert Crispijns, en̄ is een watermolen en̄ maelt. 65. Ingenho de St. Bento de Masurepe, toebehoren̄ de Benedicter ordre en̄ bij haer noch beseten; is een waterlen ende maelt. 66. Ingenho van Diogo de Costa Manel, die seer vervallen is en in lange jaren niet gemalen heeft; den heer is present, en̄ is een ossenmolen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Paratibe inde Fregesia van̄ stadt Olinda.67. Ingenho van Franco Mendes Flores, beseten bij sijn vrou Jeromina Gabral, en̄ is verpacht aen Anto da Rocha Beserra; is een watermolen en̄ maelt. Soo dat de Jurisdictie vande stadt Olinda en̄ onderhebben̄ Fregesias heeft seuen en tsestich Ingenhos, daer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 20 sijn, die niet en malen, en̄ 41, die maelen, en̄ onder de geconfisqueerde 5, die noch niet vercocht sijn.
De steden onder de Jurisdictie van Olinda sijn dese, ses in getale:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naer de Jurisdictie van̄ stadt Olinda volght die van Iguaracu, sich streckende vande rieviere Iguaribi, insluytende de landen van Masurepe tot aende paelen vande Capitania tot Itamarica.In dit district is niet meer als de stadt Villa Antigua de Iguaraco en̄ is in gene Freguesias verdeelt, en̄ is dese stadt de outste van gans Brasil. De Ingenhos, in dese Jurisdictie gelegen, sijn de naervolgen̄: 1. Ingenho de Aiania, toebehoort hebben̄ Pero da Rocha Leitaō, die om correspondentie met ons gehouden te hebben, in 't fort Ariael is opgehangen, aenroepinge dos Fieis de Deos, en̄ is nu aende erfgenamen ende maelt. 2. Ingenho de Amaja, aenroepinge Nosra Sra de Rosario, toebehooren̄ Manuel Jacome Beserra, die onder ons is gebleven en̄ maelt. 3. Ingenho de Pirajuhi, aenroepinge Nosra Sra de Nasaret, toebehoren̄ Domingos Velho Freiro, oock bij ons gebleven en̄ maelt. 9. Ingenho van Francisco Goresma da Breu, die van hier naer 't Vaderlt is gesonden; dese is gelegen inde Campinas van Igaracu, is gansch onder de voet ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbrant, is geconfisqueert ende vercocht, sal oock niet malen. 5. Ingenho de Araripe de Vima, aenroepinge Spiritu sancto, toebehoren̄ Gonsalvo Novo de Lira, die onder ons is gebleven ende maelt. 6. Ingenho de Garacutinga, aenroepinge St. Philipe en̄ St. Jago, toebehoren̄ Domingos da Costa Brandaon, die deselve besit, en̄ maelt. 7. Ingenho de Musuupe, aenroepinge St. Joan Baptista, toebehoren̄ Joan Lorenco Françez; is present, en̄ maelt. 8. Ingenho de Masurepe, aenroepinge St. Gonsalvo, toebehoorende de Benedicter Ordre, die onder ons sijn, ende maelt. Soo dat onder de Jurisdictie van Igarasu sijn acht Ingenhos, daer onder maer een is die niet en maelt, geconfisqt ende niet vercocht.
Naer de Capitanie van Parnambuco volcht de Capitania van Itamarica int suyden, als boven B. gesecht is, paelende aende selve midwaters, voort stedeken Schoppe, en̄ voorts aende Marcos, recht West aen op de hoochte van 7 graden 50 minuten, ende aende noortsijde paelt aende Capitania van Paraiba benoorden de Copissura, alwaer steene marcken sijn opgestelt, hebben̄ op d'ene sijde ingehouwen het woort Itamarica ende aen d'andere sijde Paraiba, ontrent op de hooghte van 7 graden 10 minuten, soo dat dese Capitania niet meer als elf mijlen ontrent langhs de custe heeft. Ende alsoo de Coninck, soo dese als die van Parnambuco, donatie heeft gegeven, soo is niet alleen langs de cust, maer oock West aen te landwaerts ter selver streckinge gelimiteert, ende, soo veel hebben connen verstaen, soude niet ouer de 25 mijlen int lant strecken. De eenige bequame haven van dese Capitania, om groote schepen te bergen, is de suyder barra en̄ haven van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eylant Tamarica, voorts voor barcken sijn de Barra van Catuama ofte noordergat vant selve eylant ende riviere van Goijana, nevens eenige reciftkens, Ponto dos Francezes ende Pedra Furada. De principale riviere van dese Capitania is Capiguaribi de Gaiana, daer de principale Ingenhos sijn, inde welcke sich verscheyden rivierkens exonereren, onder andere Traconhaey. Voorts heeft dese Capitania int Suyden de riviere Araripe, de welcke achter het eylant Itamarica uyt loopt. De eenige stadt ende gewesene hooftplaetse, daer de Camera pleecht te vergaderen, is gelegen op het eylant Tamarica, daer de gehele Capitania naer genaemt is, ende wert dat stedeken nu genaemt Schoppe. Dese Capitania is verdeelt in vier Freguesias, te weten Freguesia de Goiana, aenroepinge Nosra Sra de Rosario, onder welke Freguesia sijn dese volgende Ingenhos: 1. Ingenho Isipitanga, aenroepinge St. Antonio, toebehoort hebbende Laurenço Cavalcanti, en̄ wegen sijn absentie geconfisqt en̄ vercocht aen Jan Wijnants, ende maelt. 2. Ingenho de Goiana, aenroepinge St. Phillipo en̄ St. Jago, toebehoort hebbende Gaspar Pachero; is oock geconfisqt ende vercocht aen Hans Willem Louis, en̄ maelt. 3. Ingenho de Jacare, aenroepinge St. Cruys, toebehoort hebbende Joan Pais Baretto en̄ is oock geconfisqt, ende aen̄ selven H. Willem Louis vercocht, maer sal niet maelen. 4. Ingenho Traconhaey de Baixo, aenroepinge St. Miguel o Anjo, toebehoren̄ Ruy vaz Pinto, die onder ons gebleven is; sal niet maelen. 5. Ingenho de Mariuna, een ossenmolen, toebehoort hebbende Francisco Homo Dalmaida, gevlucht met Camaron; is geconfisqt en̄ noch onvercocht; sal niet maelen. 6. Ingenho dos Tres Paos, aenroepinge Nosra Sra do Encarnacaō, toebehoort hebben̄ Jeronimo Cavalcanti, met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Albuerquerque gevlucht, geconfisqt ende vercocht aen̄ heer Carpentr, ende maelt. 7. Ingenho de Traconhaō de Sima, genoemt Mosombu, toebehoort hebben̄ Jeronimo Cavalcanti; geconfisqt ende vercocht aen do Carpentier; maelt en̄ is een ossenmolen. 8. Ingenho de Sto Cosmo o Damiaō, toebehoort hebbende Cosmo da Silveira, absent; geconfisqt en̄ vercocht aen Helmich Ferreris ende sal noch dit jaer malen. 9. Ingenho de Bunari, toebehoort hebben̄ Jeronimo Cavalcanti, geconfisqueert en̄ vercocht aenden selven Helmich Fereris, sal niet maelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede Freguesia vande Capitania van Itamarica is do Abiay en̄ Tacoara, van̄ aenroepinge van Nosra Sra da Penha de França; in deselve sijn gelegen dese onderstaende Ingenhos:10. Ingenho de Copissura, toebehoort hebben̄ Dona Britis; heeft in veele jaeren niet gemalen, het lant alleen bequaem tot weylant, is geconfisqt en̄ vercocht aen Hans Willem Louyss. 11. Ingenho de Tabu de Cosmo d'Oliveira, een ossenmolen; desen is onder ons gebleven en̄ maelt. 13. Ingenho Nosra Sra do Rosario, een ossenmolen, toebehooren̄ Lucie Brandaō, is present en̄ maelt. 13. Ingenho Nosra Sra da Penha de França, ossenmolen, toebehoren̄ Isabel Gabral, wede van Baltazar Rodrigues Mendes, onder ons ouerleden, en̄ maelt. 14. Ingenho Nosra Sra do Rosario, toebehooren̄ Anto da Costa de Freitas, die onder ons is gebleven; is een ossenmolen en̄ maelt. 15. Ingenho de St. Joan Baptista, toebehoren̄ Diego de Fonceca de Lemos, oock bij ons gebleven; is een ossenmolen ende maelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De derde Fregesia vande Capitania van Itamarica is St. Lorenco de Tujucupapo, inde welcke de volgen̄ twee Ingenhos sijn:16. Ingenho de Masaranduba, toebehoren̄ Diego Lopes Lebo ende Domingos Pinto de Fonçeca, beyde present; is een ossenmolen ende maelt. 17. Ingenho de Embiapecu, aenroepinge St. Amaro, toebehoort hebben̄ Domingos d'Oliveira ende Baltazar Rodrigos Mendes, wiens erfgenamen onder ons sijn; sal noyt malen, alsoo geen bequaem landt heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde Freguesia van dese Capitania is het district van Araripe ende 't eylant Itamarica.18. Ingenho de Obu, een ossenmolen, toebehoren̄ Franco de Lugo Brito; is absent, maelt niet. 19. Ingenho de Araripe de Baixō, aenroepinge Nosra Sra de O., toebehoren̄ Fransisco Lopes de Oxosco; heeft in veel jaren niet gemalen. 20. Ingenho de Araripe do Sima, aenroepinge de bom Jesus, toebehooren̄ Franco Lopes de Orosco, die onder ons is gebleven, ende maelt. Op 't eylant Tamarica plegen van outs twee Ingenhos te sijn, daer weynich marckteeckenen van sijn, ende plant Jan Wijnants aldaer veel riet, van meyninge aldaer een ossenmolen op te rechten. Soo dat inde Capitanie van Itamarica twintich Ingenhos sijn, daer van acht sijn, die niet malen, en̄ een geconfisqueerde, die onvercocht is.
De Capitania van Itamarica volght de Capitania van Paraiba, in 't Zuyden aen̄ selve palen̄ op de hoogte van ...gra....Ga naar voetnoot1) minuten, soo gesecht is, ende in 't Noorden paelt aen̄ Capitania van Rio Grande, een mijl of twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beneden Camaratuba, op de hoogte van ontrent... gra. ... mi., de cust streckende meest Zuyd Zuyd Oost en N.N.W., soo dat dese Capitania ontrent 17 mijlen langhs de custe is hebbende. De principaelste reviere en̄ hauen in dese Capitania is de rivire Paraiba en̄ daer na Monganguape, behalven de welcke heeft noch bequaeme Baeyen, als achter Ponta de Lucena bij 't Roode Lant, anderhalf mijl ofte wel twee mijlen benoorden de rieviere Paraiba. Item de Bahia de Traicaō, in welcke beyde de alderswaerste schepen bequamel. leggen connen. Voots sijn noch veele cleyne rivierkens, als is Guaramame, besuyden Cabo Blanco, Merdri Camaratuba etc., behalven veele die het lant besproeijen en̄ inde voorgesc. vallen en vermengen, als Popocos, Mombabe in Garamame, Gargau inde Paraiba. In dese Capitania is niet meer als eene stadt, voor desen gent Philippea en̄ nu hernoemt Frederica, en̄ wert dese Capitania oock in verschyden Fregesias verdeelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese Capitanie van Paraiba heeft de volgen̄ Ingenhos.1. Ingenho das Barrairas, toebehoort hebben̄ Domingos Carnro Sanches, die sich in Lisboa onthout; is geconfisqt ende vercocht aen Josias Marischal en̄ Compe, ende maelt. 2. Ingenho de Manuel Coresma Carnro, dien oock absent is en̄ den molen geconfisqueert, en̄ aen Daniel de Haen ende Paulus Vermeulen vercocht en̄ maelt. 3. Ingenho de Tiberi, aenroepinge Ste Catarina, toebehoren̄ Jorge Homo Pinto, die onder ons is gebleven, en̄ maelt. 4. Ingenho St. Andre, denselven Jorge Home toecomen̄ ende maelt. 5. Ingenho de Jeronimo Caldena, die toebehooren soude sijn broeder Pedro Cadena, die tegenwoordich inde Bahia is; dese maelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Ingenho Tres Reis Magos, toebehoren̄ Franco Camelo de Valcacer, die onder ons woont, en̄ maelt. 7. Ingenho Spiritu Sancto, gewesen van Manuel Pirez Correa, die bij den vijant hout; is geconfisqt en̄ vercocht aen Jan Ool, ende maelt. 8. Ingenho St. Antō; een ossenmolen; gewesen van̄ selven Manuel Pires; insgelijcx vercocht aen Jan van Ool. 9. Ingenho de Rois de Brasia Rodriges en̄ hare kinderen, die onder ons wonen, ende maelt. 10. Ingenho Santo Antonio van Anthonio da Valadores, die onder ons woont; is een ossenmolen en̄ maelt. 11. Ingenho St. Lucia, is een ossenmolen, toebehoren̄ Joaō de Souto; is oock bij ons gebleven, en̄ maelt. 13. Ingenho van Maria de Rosa, wed. van Fernan̄ Dalves Romaō, onder ons gestorven; maelt. 13. Ingenho St. Antō, toebehoren̄ Ventura Mendes Castelo, die bij ons is gebleven, en̄ maelt. 14. Ingenho St. Gonsalvo, is een dobbelen ossenmolen, toebehoren̄ Antonio Pinto de Mendona; maelt en̄ is den heer present. 15. Ingenho Salvador in Inhobi, toebehorende Duarto Gomes da Silveira, die present is, en̄ maelt. 16. Ingenho Santos Cosmo e Damie, toebehoort hebben̄ Louys Brandaon, wegen sijne absentie geconfisqt ende vercocht aen Isaac de Rasiere, en̄ maelt. 17. Ingenho de Mejo, toebehoort hebben̄ Louys Camelo Brandaon, geconfisqt en̄ insgelijcx vercocht aen Isaac de Rasiere, en̄ maelt mede. 18. Ingenho de Gargau, toebehoort hebben̄ George Lopes Brandaon, die ooc gevlucht is; is geconfisqt en̄ oock vercocht aen Isaac de Basiere; sal dit jaer niet malen. 19. Ingenho Tamaratuba, toebehoren̄ Antho Barbalho, die onder ons woont, ende maelt. 20. Ingenho Mirery van Francō Alvares da Silveira, doch dese is seer vervallen, soo dat geen riet heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soo dat de Capitania van Paraiba heeft twintich Ingenhos, daer van maer twee sijn die niet en maelen, ende hebben altemael hare meesters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde Capitania is die van Rio Grande, palen̄ aen die van Paraiba, als bouen gesecht is, en̄ int Noortwesten heeft de Capitania van Siara, met verre en̄ wytstreckende landen, die doch meest woest ende onbewoont sijn, alsoo dese Capitania van Rio Grande niet verder gepeupleert is als thien a twaelff mijlen benoorden de riviere Potengi ofte Rio Grande, daer de Capitania van gedenomineert is.Dese Capitania wert verdeelt in vier Freguesias, als die van Conhau, Guajant, Potigi ende .....Ga naar voetnoot1) Ende heeft dese Capitania maer eene stadt gehadt, genaemt Cidade de Natal, gelegen anderhalf mijl vant Casteel Ceulen, de riviere opwaerts, welcke nu meest vervallen is. In de Potigi is de Camera van̄ selve Capitania me tLicentie van sijn Extie en̄ Hooge en̄ Secrete Raden, arbeydende om daer een gemeynte tot aenvang van een stadt bij een te vergaderen, sullende aldaer audientie houden, tot welcken eynde daer een publycq huys sullen bouwen, waer toe de inwoonders yder na sijne middelen sullen contribueren. Dese Capitania dan sal hebben, soo verre als dit bewoont is, ontrent 25 a 30 mijlen langs de cust. Soodat dat de conqueste van dese vier Capitanien weynich min als hondert mijlen langs de custe sal sijn streckende. Inde Capitania van Rio Grande sijn dese twee Ingenhos, te weten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Ingenho de Conhau, toebehoort hebben̄ Antonio d'Albuerquerque, geconsigneert en̄ vercocht aen̄ Sargiant Majoor George Garts en̄ d'heer Baltasar Wyntges; dese maelt. 2. Ingenho Potigi, welcke doch lange jaren vervallen is geweest, ende geseght wert geen bequaem lant te hebben. De inwoonders hebben sich in dese Capitanie principal. gestileert op vee, welck daer ouervloedich is geweest, doch door den oorloge seer geconsumeert en̄ int wilde gelopen, welck met alle neersticheyt weder tam gemaeckt en̄ inde couralen gebracht wert. Levert gereets veel vee uyt, welck naer Pariba, Itamarica en̄ Parnambuco gedreven wort, alwaer ten deele weder nieuwe couralen daer uyt geformeert werden, en̄ ten deele weder geslacht, en̄ ten deele inde Ingenhos en̄ Carre tot den arbeyt gebruyckt. De principale haven van dese Capitania is Rio Grande selve, en̄ daer naer Barra Conhau, behalven dat het noch eenige Reciffen en̄ baeykens heeft om schepen en̄ cleyn vaertuych te gebruycken, als in Bahia Formosa, Ponto de Pipa, Ponto de Bongios, Ponto Negro, ende Maerten Tijssen Baey benoorden Rio Grande.
Hoe dese landen in voortijden onder den Coninck van Spagnien sijn geregeert geweest, sal hier niet noodigh sijn aen te haelen, alsoo tselve voor desen in andere geschriften genoughsaem is ontledet geworden, maer sullen tot de tegenwoordige Regieringe comen. Sijn Extie P. Maurits, Graue van Nassau etc., als Gouuernr Captn ende Admirael Generael, mitsgaders de Edele Heeren vanden Hoogen ende Secreten Rade wegen hare Ho. Mo. de Heeren Staeten Generael vande Vereenichde Nederlanden, sijn Hoocht den Heere Prince van Oragnien en̄ de Ed. Heeren Bewinthebberen vande Generale Geoctroijeerde West Ie Compe in dese landen, gestelt in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogste Regieringe ouer de landen in Brasil, gereets geconquesteert ofte noch te conquesteren, heeft onder sich een Collegie van pol. Rade tot administratie van Justitie. Het Collegie van̄ pol. Raden, weleke soude bestaen in negen personen, is tegenwoordich seer swack ende niet maghtich de Besoignes naer behooren te depescheren: want alsoo de heer Ipo Isens in October 1636 in Paraiba is dootgebleven, ende d'hr Corn. Adriaensz. Jongkneght, naer dat hij vander tocht om de Suyt weder quam, deser werelt is ouerleden, ende d'hr Jan Robbers niet lange daer naer aende Cabo St. Agostin mede uyt dit aertsche is verscheyden, d'hr Jacob Stachouwer vrijman is geworden, de heer Poulus Seroskercken gelicentieert naer 't vaderlant te vertrecken, ende eyndelijck d'hr Henric Schilt van sijnen dienst ende officie gedeporteert; Soo resteren tegenwoordich niet meer als 3 pol. Raden, te weten d'hr Willem Schott, d'hr Balthasar Wijntgens en̄ d'hr Elias Harckmans, van̄ welcke d'hr Harckmans tot noch toe in Paraiba heeft geresideert, tot directie vande selve Capitania, soo dat hij het Collegie oock niet heeft connen bijwonen. D'hr Balthasar Wijntges hadde sijn residentie op Tamarica tot directie van die Capitania, maer het Collegie soo gestelt sijnde, hebben hem geordonneert alhier continuel. sijn residentie te houden, om t'samen met d'hr Willem Schot de saecken van Justicie te depescheren, deselve bijvougende eenige adjuncten in criminele en andere saecken van grooter importantie. Doch op dese maniere wert evenwel de Justitie en̄ andere saecken, tot haeren laste staende, niet naer behooren ende nodich gerieff vande inwoonderen gedepescheert. Ende alsoo d'hr Wm Schot en̄ Balthr Wijntges beyde haren verbonden tijt geexpireert is, ende oock yder eene Ingenho heeft gecoft, en̄ versoucken uyt haren dienst ontslaegen te sijn, doch datse wel genegen waeren in deselve soo lange te continueren, tot dat bij haer Ed. ter verga- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deringe vande XIXe andere pol. Raden mochten gesonden worden om die plaetsen te suppleren, soo sal men haer 't selve oock niet langer konnen ontseggen, als tot dat andere mogen gecomen sijn. Om dan dit Collegie weder compleet te maecken, sullen VEd. lichtelijck konnen oordelen wat alhier van noode sal sijn. Doch alsoo de principaelste besoignes vant Collegie der pol. Raden sijn betreffende de Justitie, sal ten hooghsten nodich sijn, dat eenige regtsgeleerden, die niet alleen in de Academia de theorie, maer ooc, soo 't mogelijck is, van ettelijcke jaeren eenige Rechtbancken gefrequenteert hebben, de practijck mogen geleert hebben, ende wel daer in ervaren ende geverseert sijn. De subalteerne Collegien van Justitie sijn oock alhier geeligeert, in alle Capitanien en̄ Jurisdictien op den voet ende volgens d'ordre in onse instructie, te weten: dat inde plaetsen daer bequaeme Nederlanders gevonden worden, om nevens de Portugesen als Schepenen te dienen, sijn geeligeert vijff Schepenen, twee Nederlanders en drie Portugesen; in andere plaetsen hebben moeten reguleren naer de gelegentheyt. Soo dat het Collegie der Schepenen inde Jurisdictie van Olinda, Itamarica en̄ Paraiba bestaet uyt vijff Schepenen yder, ende Serinhain, Igaracu en̄ Rio Grande drie Schepenen yder, sijnde niet meer gestelt, om dat selfs de inwoond'ren ons sulcx versochten, op datse weynich sijnde niet te veel met bedieningen moghten belast worden, tot dat de Nederlanders sich daer oock mogen nederslaen, ende aldaer bequaeme luyden gevonden werden om nevens de Portugesen te dienen, hoewel oock onder de drie Schepenen van Serinhain een Nederlander geeligeert is. Dese Collegien van Schepenen sijn voor ettelijke maenden geinstalleert ende in regieringe geweest, doch is haeren stijl tot noch toe niet connen gedresseert werden naer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ordonnantie en̄ stijle van Hollant ende Westvrieslant, om redenen eerstelijck, dat het seer swaer valt een gansch volck van haere wetten, ordre ende stijle te doen veranderen, ende eenen nieuwen stijl te doen leeren; ten anderen, om de verscheydentheyt van̄ taele, ende dat hetselve difficiel is onse ordonnantie uyt het Nederduyts in het Portugeesch ouer te setten, hoe wel hier vast met besich sijn ende in corten haer de ordonnantien de Justitie aengaende, soo veel de Collegien sal betreffen, in 't Portugeesch ouergeset sullen doen hebben. Behalven dese Collegien van Schepenen hebben oock in yder Jurisdictie een Collegie van Weesmeesteren geeligeert, bestaende uyt twee Portugesen ende een Nederlander, welcke bijgevought een Secretarius, ende is deselve gedresseert op de ordonnantie vande Weesmeesteren der stadt Amsterdam, welcke ordonnantie van̄ Weesmeesteren mutatis mutandis int Portugees is gestelt, op datse haer daer naer souden gouuerneren. Noch hebben een Collegie geformeert van Misericordia de Olinda, om te regeren en̄ administreren de goederen, huysen, landen en̄ Negers, de Misericordia ofte Gasthuys in de stadt Olinda toebehorende, bestaen̄ uyt seven personen, te weten: drie Nederlanders ende vier Portugesen, gecoren uyt de Broederschap van̄ Misericordia. De Gereformeerde Religie hier te lande aengaende, wert met goede eenicheyt het woort Godes suyver de Gereformeerde gemeynte vercondicht door de predicanten inde Duytsche taele Dnus Kesselerius, Dnus Dapper alhier opt Reciff d'Olinda, Dnus Plante, die doch nu in onse leger is gecommitteert, Dnus Polhemius op 't eylant Tamarica en̄ Goyana, Dnus Cornelius vander Poelen en̄ Dnus Doreslaer in Paraiba. Voorts is alhier op 't Reciff Dnus Soler inde Portugeesche ende France talen ende Dnus Batchelar inde Engelse in Paraiba; Dnus Johannes Oosterdagh is mede geordonneert het leger te volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soo datter noch veele plaetsen en̄ guarnisoenen sijn, die van predicanten gedestitueert sijn ende met sieckentroosters haer moeten behelpen, als daer is Rio Grande, Cabo St. Agostijn, Povoacaon de Porto Calvo en̄ Oponedo. Behalven datter veele Nederlanders Ingenhos hebben gekoft, ende andere hebben rietvelden aengenomen ende andere wat anders, ende wonen alsoo te landewaert datse niet ter predicatie connen comen; soo soude het wel noodich sijn datter eenige predicanten of bequame proponenten werden gesonden, die hier en daer int lant werden gesonden te predicken, gelijck als in Paraiba in een van̄ Ingenhos aldaer. Item in Goyana, inde Verge ende Capivaribi, inde Ingenho van Cabo St. Agostin, ende dat men de Ingenhos schatte tot contributie vanden onderhout vande selve predicanten, daer toe de Nederlanders wel genegen sullen sijn, gelijck deselve in Goyana sulcx uyt haer selven gepresenteert hebben; want het verdriet deselve langer te leven, gelijk sij langen tijt geleeft hebben, datse noyt tot gehoor van Godes woort en comen, selfs niet eenen sieckentrooster hebben, soo dat de Portugesen daer in geschandaliseert sijn, ende seggen dat wij ons noemen te sijn de gereformeerde gemeynte ende de onse aldaer ende op diergelijcke plaetsen comen in kercke noch in cluys, en̄ plegen gansch geen Godes dienst. Wat belangt de Papisten, die genieten oock de conditien van het accoort, daer op Paraiba is ouergegaen, alwaer haer de vrije exercitie van religie is toegestaen, met het gebruyck van haere kercken en cloosters. Soo sijn dan onder derselver geestelijckheyt drie ordren, te weten Franciscanen, Carmeliten ende Benedictiner. De Franciscaner monicken, die wel de sterckste sijn, hebben vijff cloosters, het eerste in Fredrica in Paraiba, het tweede in Garasu, het derde in Olinda, het vierde in Pojuca, het vijffde in Serinhain, welcke alle schoone gebouwen sijn; ende behalven dese hebben noch een cloos- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terken in Capivaribi bouen Masurepe; dese hebben nergens geen landen nochte eenich incomen als uyt de aelmoessen, die haer dagelijcx gegeven werden. De Carmelyten hebben twee cloosters, een in Paraiba, dat niet veel te beduiden heeft, het ander in Olinda, dat een schoon gebou soude sijn, maer was niet voltrocken. Van deser incomen bevinden niet als eenige huysen inde stadt Olinda, diese of selff gebouwt hadden ende verhuerden, of door andere gebout, maer dese ordre een jaerlijcx rentgen door den eygenaer daer op geset, bij hem ende sijne erfgenamen jaerl. aen die ordre uytreycken. De Benedicter monicken hebben oock twee cloosters, het eerste in Paraiba, daerse een schoon cloosterken begonnen hadden, en̄ het tweede inde stadt Olinda, dat seer schoon is; maer door den brant seer gedestrueert. Dese ordre heeft in Paraiba een schoon rietvelt, behoorende onder de Ingenho dos Barreiros, met veel lants, streckende van daer af langs de riviere Paraiba tot beneden aende forten aen wedersijts vande riviere, maeckende verscheyden eylandekens, daer onder het eylant daer het fort Restinga op leyt. In Parnambuco heeft deselve ordre een schone Ingenho met groote landen, genaemt Masurepe, die tegenwoordich maelt. Buyten dese ordren sijn noch veele Clergos, diese noemen Padres, ende sijn priesters die de misse doen ende haer met het misgelt ende watse anders bij siecken ende andersints verdienen, generen. Dese besitten haer eygene particuliere landen ende middelen, ende behalven haeren dienst behelpen sij haer oock met plantagien, diese met haer negers bearbeyden. Ouer alle dese regiert in yder Capitania ofte in seecker district eenen Vicarius, ende boven desen Vicarius is eenen Vigario Generael, die in Olinda residentie pleegh te hebben, ende was ouer alle de geestelicheyt van dese vier noordelijcke Capitanien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalven de Gereformeerde Religie en̄ paepse superstitie sijn hier te lande ook veele Joden en̄ joodsgesinde onder den inwoonderen, die sich voor desen altijt bedect gehouden ende Christenen te sijn gesimuleert hebben, uyt vreese vande Justitie ofte inquisitie. Maer sedert de conqueste beginnen eenige sich te openbaren, die sich vervougen met de Joden, die uyt het vaderlant alhier gecomen sijn, ende gebruycken met deselve haere superstitien. De Portugesen, dat oude Christenen sijn, ergeren haer seer aende vrijheyt, die de Joden wert toegelaten ofte veel eer diese sich pogen aen te nemen: want de Joden, uyt Hollant gecomen, dragen sich al wat te stout, soo int spreecken en̄ disputeren van haere superstitien, ende calumnieren vande Christelijcke Religie, dat wij genootsaect sijn geweest haer daer ouer scherpel. aen te spreecken ende hare calumnien met dreyginge van grote straffen hebben moeten coërceren, insgelijcx haere conventiculen, diese hier binnent Reciff hoe langer hoe openbaerder hielden, tot groote ergernisse van̄ Gereformeerde Religie en̄ gemeynte en predicanten, hebben doen verbieden ende door den Fiscael storen, haer scherpel. belasten̄ binnen hare geslooten huysen hare ceremonien soo bedectelijck te houden, datse niet gehoort en worden ende alsoo gene ergernis en gaven. Sij meynden, datse meer vrijheyt behoorden te hebben als de papisten, alsoo wij meer van hare trouheyt verseeckert sijn: want wij weten wel dat sij, doende openbare professie vant Jodendom, geensints onder den Spagniaeren souden willen ofte mogen comen, maer liever haer uyterste tot maintenue ende defentie van desen Staet bijsetten, daer de paepse Portugesen hadden getoont ons gans ontrou te sijn, en̄ bijde eerste veranderinge ons af te vallen. Maer om te keeren tot de Cristenheyt, de paepse ordre hebben niet alleen, als bouen verhaelt, curieus genouch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geweest om hare schone cloosters te bouwen, maer sijn bouen dat noch in alle steden een parochie kerck, behalven andere kercken en capellen, soo dat het inde steden aen kercken niet en ontbreect, gel. oock ten platten lande veele verscheyden kercken sijn, jae daer is qual. een Ingenho ofte heeft sijn kerck ofte cappelle, bequaem om een redelijcke gemeente bijeen te connen comen. De Portugeese inwoonderen sijn dapper obstinaet in 't stuck van haer religie, met soo dommen vooroordeel ingenomen, datse niet eens tot gehoor willen comen; soo sijn insgelijcx haere geestelicken, die haer dit vooroordeel inplanten, jae willen selffs van gene religie hooren spreecken. Sij hebben gansch gene kennisse vande fondamenten der Cristelijcke religie, ende den wegh ter zalicheyt is haer gansch verborgen. Sij weten anders niet als haere snoeren met paternostris, daer alle yder met eene om den hals gaen ende veeltijts inde hant met gaen, haer ave Maria prevelen, en̄ 't en waere geen goet Cristen onder haer, die niet altijt met sijn pater-noster om den hals off inde hant ginck proncken. Voorts houden sij de gereformeerde voor groote ketters ende haeten deselve niet alleen om de religie, maer principalijck om datse door deselve sijn verwonnen, soodat wat de Portugesen tot noch toe doen ende obedieren, is uyt vreese ende dwangh, niet uit eenige afectie tot onsen Staet, uytgenomen eenige seer weynige, die tonen van harten tot ons genegen te sijn. Aengaende de inwoonders int generael, die sijn of vrije luyden, of slaeven; die vrije luyden sijn of Nederlanders, Portugesen of Brasilianen. De Nederlanders sijn verbondene of vrije en̄ ontslagen luyden: van de verbondene sullen hier naer spreecken. De vrije Nederlanders sijn of vrij uyt het vaderlant gecomen, of alhier vrij gemaect; want om soldaten sonder kosten vande Compe int lant te hebben en̄ het lant te populeren, hebben wij al een aensienlijck getal officieren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en soldaten uyt haren dienst ontslaegen, als ons bleecke datse haren tijt voldaen, te weten datse volle vier jaren aen lant waren geweest, het komen niet met gerekent. Maer dit kan evenwel niet helpen tot de populatie van wijtstrecken̄ landen, alsoo oock vele alleen met die insicht ontslaegen soucken te sijn, om daer naer tot haeren wille met eenige bevrachte schepen naer het vaderlant te vertrecken, gelijck wij nu van tijt tot tijt hebben ondervonden. De vrije luyden, soo tot noch toe uyt het vaderlant sijn gecomen, sijn meest coopluyden en̄ hare dienaers, ende wat voorts van minder conditie is ouer gecomen, geneert sich meest met tappen of eenige cleyne neeringe te doen. Door dese heeft het Reciff ende Anthoni Vaaz wel treffel. aengenomen, soo dat het nu tweemael soo groot is, als het voor desen geweest is ende heel dicht bebout; maer dit magh oock niet maecken ende is van cleyne consideratie in regard vande gerequireerde populatie. Soo sal dan van nooden sijn, datter meerder diligentie gepleecht worde, ende middelen uytgevonden werden om veele Neerderlanders herwaerts te trecken, want de Compe daer ten hoogsten is aengelegen, als sijnde streckende tot melioratie en̄ conservatie van desen Staet, ende groote verminderinge van haere lasten: want hoe hier meer inwoonders comen, hoe het lant beter gebout, meer vruchten geteelt sullen worden. Als het lant vol Nederlanders ware, soo soude de Compe tegen de troulose Portugeesche inwoonderen verseeckert sijn, datse bij eenige invasien, die den vijant mochte doen, hem niet souden konnen of durven adsistentie doen ofte met vivres stercken, gelijck sij nu plegen, ende soo soude de Compe oock het platte lant in haer gewelt hebben ende de Portugesen seeckerder voor onsen Staet doen wesen, ende als het noot dede, souden dese Nederlantsche inwoonderen oock voor goede soldaten konnen dienen, mits een groot deel lange als officieren ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soldaten de wapenen gedragen hebben, ende soude de Comp. seer verlicht worden in sware guarnisoenen, diese andersints tot defentie van soo wijtstreckende custe genootsaect is te onderhouden. Want dan soude maer voor den vijant van buyten comende te sorgen hebben ende uyt het lant gesecoureert connen werden, daermen nu ter contrarie soo haest alsser yets periculeus voorvalt, hem soo wel tegen die van binnen als van buyten comende vijanden te voorsien heeft. Euenwel dient gelet, dat het niet euenveel is wat luyden herwaerts gesonden, ofte op wat voet, want eerstelijck Coloniers herwaerts te senden op den voet vant oude reglement, soude onses oordeels niet geraden nochte de Compe vorderlijck, maer ter contrarie schadelijck bevonden werden: want het soude niet proffijtelijck wesen, dat men de Coloniers de geconfisqueerde gebouwene landen inruymde, ende haer daer vijffjarige vrijheyt van alle thienden of andere gerechticheden laeten genieten, daer men de selve tot groot gelt can verkopen, ende datel. gerechticheden van komt te trecken. Oock kan men de coloniers niet geven de landen, die yemant van̄ Portugeesche inwoonders toebehooren en̄ eygen sijn: soo soude het dan wilde en̄ onbearbeyde landen moeten sijn, die tot noch toe genen particulieren heer gehadt hebben; maer die sijn seer diep te landewaert in gelegen, bouen alle bewoonde plaetsen ende coralen. Ende of de Coloniers daermet souden gedient sijn, heeft sijn bedencken; soo verre van̄ zee wonende, wat assistentie connen wij van haer hebben, alsser vijant uyt der zee quam; ende alsser eenige stropers achter door de bosschen braecken, soo souden sij wel goede voorwaghten sijn, maer den eersten aenstoot soude op haer aencomen. Hoewel dit voordeel alleen te hoopen sij, dat wij tegen de boslopers en̄ stropers al sulcke Nederlantse voorwaghten hebben, soo soude den vijant soo bedect niet connen int lant komen, nochte ergens doormarcheren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oock sal het de Coloniers seer swaer vallen met hare handen soo swaere bosschagien te vellen, ende het lant te reynigen en̄ bebouwen; het meeste arbeyden lust het meeste van̄ Nederlanders in Brasil niet seer, ende soucken maer met een gemackelijcke occupatie haer te onderhouden. 't Selve sal de Coloniers ouer comen, principalijck alsoo de arbeytsaemste luyden niet en plegen onder sulcke colonien ouer te comen, maer een opgeraept onnut volckgen, die al in 't vaderlant te leuy sijn geweest te arbeyden. Ende souden sulcke Coloniers met ledige handen comen, soude het des te minder de Compe dienen, en̄ alle assistentie van noode hebben van vivres, materialen, gelijck die voor desen onder Johan Harrison sijn ouergecomen, ende andere die d'heeren Gedeligeerde als coloniers op 't eylant Tamarica voor desen gestelt hadden, die alle soo geincolineert hebben, datse groote sommen inde magasijnen schuldich sijn, die noyt betaelt sullen worden, ende den lantbou euenwel niet sonderlings bevordert hebben, en̄ sij cael gebleven ende meest weder soldaten geworden. Oock staet te noteren, dat het een saecke van quade consequentie is alhier Coloniers te senden, diemen landen en huysen volgens het reglement voor niet soude uytmeten, want veele luyden die alhier Ingenhos gecocht hebben, die sommige niet veel beter als wilde landen sijn geweest, met weynige huysen, die beginnen oock daer nae te luysteren, ende sustineren dat sij het selve recht hebben ende datse oock als Coloniers moeten gehouden worden, en̄ haere Ingenhos ende landen te gifte hebben. Jae dat meer is, de inwoonderen van het Reciff, die sustineren, dat uyt cracht van dat reglement de erven haer oock voor niet souden moeten gelaeten worden, ende andere d'huysen, die huysen gekocht hebben, dat de finantien vande Compe vrij wat verre uyt haeren wege soude gaen. Sulcx dat de Vergaderinge in toecomende gelieve te letten, wat haer hier in te doen sal staen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die eenich voordeel met culture in Brasil sullen doen, moeten met geen ledige handen comen, maer moeten eenige middelen bij te setten hebben, soo om alle hare nodige fabrica te doen maecken (want die connen niet soo als die hier van nooden sijn uyt Hollant gebraght werden), alsmede om eenige negers te copen, sonder deweleke in Brasil niet profitabels uytgerecht kan worden. De Portugesen seggen tot een spreeckwoort: ‘die Brasil uyt Brasil wil brengen, die brenge Brasil in Brasil’, dat is die middelen en een goet capitael in Brasil wil conquesteren, die brenge een redelijck capitael in Brasil. Soo moeten dan niet arme luyden tot populatie herwaert gesonden werden, of sij moeten ten minsten een hooft hebben, die wat heeft bij te setten, gelijck oock ons dagelijcx is blijckende, dat self oude soldaten, die het lant wel bekent ende gewent sijn, vrij werdende, niet konnen bedyen, ten sij sij haer onder een Segnior d'Ingenho of andersints yemant die haer de hant biede, begeven, te weten sodanige soldaten, die haer insicht is haer met den lantbou te generen. Die luyden souden dan best dienen, die met eenige middelen quamen ende eenige slaven konden kopen ende haer alsoo met haer eygen instelden, tot dat hare geteelde vruchten weder in quaemen, ende voor sulcke valt hier groot proffijt te doen. Ondertusschen de Nederlanders, die haer alhier hebben beginnen neder te stellen ende Ingenhos hebben gekoft, doen groot devoir om de landen weder tot culture te brengen en̄ de molens weder op te rechten, daer toe groote costen aengelecht worden, ende door groote arbeytsaemheyt ende kosten sijn noch soo veel molens dit jaer aent malen gebracht, ofte immers soo treffelijck met riet beplant, dat het niet geloofelijck soude geschenen hebben, daer de Compe noch dit jaer, maer principalijek het toecomende jaer ende de volgende groot incomen van sal trecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Portugesen, soo die onder de gehoorsaemheyt van̄ Ho. Mo. Heeren Staten en̄ West-Ie Compe sijn gebleven, ende alsoo haere landen ende Ingenhos hebben behouden, als mede die eenige geconfisqueerde Ingenhos van ons hebben gekocht, thonen niet minder diligentie als de Nederlanders, hoe wel sij alle generalijck seer sijn verarmt door den oorloge, ende van haer eygen daer toe weynich raet souden weten, maer werden dapper van onse coopluyden gesecondeert, die met vele coopmanschappen haer bevindende, ende deselve weynich getrocken, seer gaerne een Sr, die eenige Ingenho ofte rietlanden heeft, verstrecken, ende leveren alle coopmanschappen ende oock contanten die sij van noden mogen hebben, ende dat op de volgende saffra te betalen, ende sommige noch langer dagh gevende, welcke de eenige middel is geweest om de culture te verwecken; daer bij comende, dat de suyckeren tegenwoordich op soo hoogen prijs sijn, 't welck yder animeert om met gewelt riet te planten, ende bij de coopl. oock groot credit maeckt voor de gene, die Ingenhos ofte rietvelden bij der hant hebben. Het derde geslachte van vrije luyden is gesecht te sijn Brasilianen, dewelcke op haer selven wonende in haer Aldeas, onder de opsicht van Nederlantse Capiteyns, haer generende met mandioque ende andere vrughten, voor soo veel tot haer onderhout meynen van node te hebben, voorts onbecommert leven, sonder eenige genegentheyt om eenige rijckdom te vergaderen, te vreden sijnde met eene neth ofte hamack om in te slaepen ende eenige schaelen van calabassen om uyt te drincken, nevens haere pijl en boge en̄ het wilt, datse inde bosschen schieten mogen tot haer onderhout, alleenlijck arbeyden om voor haer ende haer vrouwen soo veel lijwaet te verdienen als om haere lichamen te bedecken, genouch achtende als haere vrouwen een linnen hempt tot op der aerden hangende aen hebben ende sij selff eenich cleetgen mogen becomen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om een broeck ende wambais aen te hebben, al waer het oock sonder hemt. Ende ten waere dese genegentheyt, sij waren aent wereken niet te crijgen; maer om dit te verdienen, werdense aent werck gebraght; maer dan willen oock niet langer wercken als tot dat acht ellen groff lijwaet ofte eenich cleetge verdient hebben, 't welck gemeynlijck sijn 20 a 24 daegen; daermet willense weder naer haer Aldeas, seggende datse genough hebben ende niet meer van nooden, ende dan sullen sich in genen arbeyt weder laeten gehruycken, ten waere sij door haere Nederlantse Capiteyns daer toe aengeparst werden. De diensten, daer toe de Brasilianen meest gebruyct worden, is tot cappen van branthout voor d'Ingenhos ende planten van rieth en̄ schoonmaecken van rietvelden, en̄ om de karren te mennen ende regieren, beesten te hoeden en̄ diergelijcke, in welcke diensten sij niet sullen treden of, behalven den vrijen cost, moet haere betalinge eerst gestelt worden in handen van haren Capiteyn, die het haer weder ouerlevert als sij haeren dienst ende tijt voltrocken hebben. Dese Brasilianen leven tegenwoordich in veel plaetsen als sonder eenige godtsdienst, door gebreck van luyden, die in haere taele haer moghten vermaenen ende haer in haere gebeden voorgaen: want wij hebben niemant bequaem om inde Aldeas te senden, ende sij hebben uyt haer selfs de papen van haer gewesen, deselve niet meer willende admitteren. Soo ware nodich, dat men inde Aldeas bequame personen hadde, die de Brasilianen, principalijck haere jonge kinderen, onderwesen, op datse onse taele mochten leeren, ende van de cristelijeke religie de fondamenten metter tijt moghten aennemen, daer wij desen nu gecomen Spaensen schoolmeester meynen toe te gebruycken. Sij roepen selve veel om onse predicanten, ende saegen niet liever als datter eeu predicant of twee onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haer converseerde ende haer onderwees ende hare kinderen doopten, ende haere jonge luyden ten huwel. te samen gave. Gelijck oock den predict Doreslaer inde Aldeas van Paraiba groote naersticht doet om haere taele te leren en̄ haer inde religie te onderwijsen, ende is nu alsoo verre gecomen, dat hij met haer int Portugees kan spreecken, ende eenichsints haer predicatie en̄ vermaninge doen, welck de predicanten hoopen van groot effect te sullen sijn. Wij hebben gesproocken vande vrije, nu volght oock yets te seggen vande slaeven, die driederley mogen gesecht sijn, want sijn of vande cust van Africa, off van̄ Maranhaon, of van deses lants naturelen. De slaven van Africa sijn of van Angola ofte vande plaetsen daer de Compe handelt; die van Angola werden hier van de beste gehouden, deels om datse beter willen wercken, deels oock om datse, nieu ouergecomen sijnde, beters vande oude Negers leren, alsoo sij malcanderen van tale verstaen. Maer die de Compe op de custe van Ardra handelt sijn eygensinnich, traech ende qualijck aent arbeyden te krijgen, hoe wel sij, als sij willen arbeyden, veel stercker arbeyden als de Angolas; soo willen oock int eerst geen strenge commando lijden, ende verheffen sich altemet int velt tegen de feytores, die haer commanderen, deselve wel dicht de huyt vol slagen gevende, waer toe groote oorsaecke geeft, datse een taele spreecken die onse oude Negers niet en verstaen, oock niemant, 'twelck oorsaecke van misverstanden geeft; maer dit sal oock metter tijt beteren, alsoo dese eerste onse tale leren̄ ende verstant krijgende van dien arbeyt daerse in gebruyct werden, de andere, diese naer sullen volgen, sullen connen onderwijsen. Sonder alsulcke slaven ist niet mogelijck in Brasil iets uyt te rechten: sonder deselve connen gene Ingenhos malen en̄ gene landen bearbeyt worden, soo dat nootsaeckelijck in Brasil slaven moeten sijn, en̄ geensints connen geexcuseert werden, ende dat hem yemant hier in beswaert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soude vinden, soude maer een onnodige scrupuleusheyt sijn. Alsoo dan Brasil sonder Negers niet can bebouwt werden ende een groot getal derselver van nooden is, alle de werelt van gebreck van Negers clagende, soo sal ten hooghsten noodich sijn, dat alle bequame middelen aengewent werden om op de cust van Africa Negers te handelen, want daer aen de Compe grootelijcx is gelegen, want behalven dat de Compe deselve tot groot gelt vercoopt, soo geniet de Compe noch jaerlijcx van yder Neger het derdepart van sijnen arbeyt, soo dat hij euen soo wel voor de Compe als voor sijnen heer blijft arbeydende. Wat belangt de slaven van Maranhaon, die sijn daer door de Portugesen gehandelt, euen gelijck sij die in Angola handelen. Daer was een darde geslachte van slaven van Brasilianen van dese landen, daer van het meeste deel inde Bahia de Traicaon waren ten tijde van Bouwen Heynsz., en̄ bijde Portugesen tot slaven gemaect, maer dese hebben wij weder vrij doen stellen, waer wij eenige sulcke hebben connen vernemen. De Portugesen sijn door de banc weynich curieus op hare huysen ende huyshouden, haer wel gelijdende met een lemen huys, als maer de molen of sijnen bouw wel gaet. Hebben oock weynich anderen huysraet, als die tot de keucken, de taeffel, het bedde van node sijn, ende niet connen gemist worden; hare meeste pracht bestaet in silverwerck ouer taeffel. De mans gaen weynich met costelijcke clederen, nemen eenige slechte stoffe ofte oock wel laecken, kappen de broeck en̄ wambuys met groote sneden, daer eenige taff door laetende schijnen. De vrouwen werden costelijck gecleet en̄ met gout behangen, maer hebben weynich diamanten ofte gene, ende weynich goede paerlen, maer versieren haer veel met valsch goet. Sij komen noyt uyt of sij gaen bedect, of werden in een hamac, met een tapijt daer ouer, ofte besloten costelijcken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stoel gedraegen, soo datse haer maer op en toeijen om van hare cameraden en cameradres gesien te werden, ende als die haer sullen comen besoucken, latent te voren weten, soo sit de juffrou op een schoon sijde turex tapijt op de vloer gespreyt haer gesellinnen en verwaght, die oock op de tapijten nevens haer nedersitten, gelijck de snijers, haere voeten bedekt: want het waere te grooten schande dat yemant hare voeten quame te sien. Van schilderijen of diergelijcke cieraet omde muuren met te behangen, daer sijn de Portugesen gansch niet curieus in ende hebben oock geen kennisse van schilderijen. In haere kost sijn sij niet ouerdadich, want konnen haer seer wel met wat farinha ende een gedroocht visgen generen, hoewel sij oock hoenderen, calcoenen, varkens, schapen ende diergelijcke vee hebben, datse oock wel mengen, principalijck alse tot vrunt ten huyse eten. Sij hebben voorts veel schoone vruchten, als orange appelen, limoenen, citroenen, miloenen, balancias, pompoenen, bacovas, annannas, patacos, marcouje, omeri, arete, covape, de schone en̄ lieffelijcke vrucht mongaves, verscheyden legumina, milje, rijs en̄ andere meer, van welcke sij veele soorten van confituren maecken, diese hier veel eeten en seer gesonth sijn. Haren dranck is meest fonteynwater, dat seer schoon en lieflijck om drincken is; daer doppense altemet een stuck brootsuycker in, datse alsoo opsuygen, ende vercoelt dapper en̄ is heel gesont; voort wert hier oock garape gemaect van syroop, dat de Negros meest drincken, ende maecken de Brasilianen oock eenen dranck van cajouappelen, die sij geern drincken. Daer werden veel Portugesen gevonden, die genen wijn drincken; maer daer tegen sijnder weder veel die heel sterck drincken, soo datmen seyt, dat hier jaerlijcx op het Reciff wel 50000 pijpen wijn plegen te comen, die int landt geconsumeert werden; onder de vrouwen vint men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seer weynige die wijn drincken, ende veele die haer leven geen geproeft hebben. De Portugesen sijn weynich schone mannen nochte vrouwen; sijn dor van lichaem en̄ aengesicht ende swart van huyt; de vrouwen sijn gemeenlijck hare tanden jong quijt en̄ sijn door het gedurich sitten niet soo rap op hare leden als de Nederlantse vrouwen, en̄ gaen op haere chappijnen als ofse boeijen aende benen hadden. De mans sijn seer jaloers op hare vrouwen en̄ bewaeren die altijt opgesloten, als bekennende dat hare natie genegen is andre vrouwen te debaucheren. Maer hier van sal genouch sijn; sullen comen tot den handel die hier omme gaet. Den handel van Brasil, die van daar op Nederlant valt, bestaet in suyckeren, brasilienhout, tabac, confituren, huyden, verscheyden schoon werchout, en̄ sal dit landt oock veel en schoon cattoen geven, gember, ende sijn oock eenige alhier die indigo hebben beginnen te maecken, te weten eenen Daniel de Dieu ende Jacob Velthuysen, daer sij al beginsel van preuven van vertoont hebben, ende gebreect maer datse noch de rechte handelinge niet hebben gevonden. Als int vaderlant ymant gevonden konde werden, die verstant hadde om indigo te maecken, soude hier niet manqueren het kruyt in ouervloet te connen teelen, daer deselve van gemaect wort, want het wast alderwegen int wilt. Insgelijcx soude hier oock oreliqua konnen gemaeckt worden, want wij vinden oock hier en daer int wilde eenige boomkens daer deselve op wast; het selve wort oock gesustineert van couchenille; doch de bouenstaende hebben wij beginselen van preuven van, maer dit laeste en hebben noch niet connen sien. Wat coopmanschappen uyt het vaderlant dienen herwaerts gesonden, ende welcke alhier meest getrocken, ende de meeste avance op valt, sal uyt eene nevensgaende factuyre genoch gesien connen werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ambachten, die hier te lande gepleecht worden, sijn eerstelijck het rafineren van sap van suyckerriet ofte suycker maken ende wat daer aen dependeert; soo sijn hier veel timmerlieden, metselaers, smits, ketelboeters, pottebackers; voorts oock cleermakers, schoemakers, sadelmakers, silversmits, eenige seer weynige wevers, die cattoen weven ende winnen de timmerlieden, metselaers, smits, ketelboeters ten minsten drie gulden 's daeghs ende de meesters 4 en̄ 5 guld. Voorts generen haer de luyden, die inde Ingenhos niet en dienen, met nevens haer ambacht, soo se eenige konnen, noch eenige mandioqua ofte andre aertvruchten te planten, tabac ofte iets diergelijcx te teelen; sommige beginnen sich oock hier ontrent te stellen om moescruyden ende alderhande hollantse saeth te saeijen, daervan eenige opkomen, als latou, radijs, comcombers, rapen, cars etc. en̄ alle hierlantse gewassen, van pompoenen, meloenen, balancias, milie etc., ende alsoo den lijftocht in Brasil generalijck, ende principael op 't Reciff, dierder is als op eenige plaetsen ter werelt, soo werden de luyden te meer geencourageert om alles te saeijen en te planten. Wij hebben voor desen gesc. hoe alle des Compies dienaers, van de hoochste tot de laechste, op haer eygen cost hebben gestelt, daer met sij haer soo ten besten behelpen, self oock de soldaten, die liever haer costgelt ende loninge als het oude rantsoen hebben, want sij vinden haer gerief van alle hierlantsche vruchten op de marct, en̄ wert oock alle dagen versch vlees geslacht, maer sij konnen voor haer costgelt niet veel hollantse kaes koopen, ten waere erten, bonen, gort, maer sij nemen liever hier lantsche boontges. Tot noch toe hadden gecontinueert de soldaten rantsoen van broot uyt te geuen ende de waerde van broot aen haer costgelt te corten; maer alsoo wij vernamen, dat ons meel seer opginge, soo hebben oock geresolveert den sol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daeten haer costgelt ten vollen te geuen ende geen broot meer te laeten backen, als alleen hart broot voor de schepen, hoewel men in tijt van noot deselve oock wel met farinha soude connen victuaillieren. Ende is onse intentie het meel in voorraet te houden om de forten daer met te voorsien ende geprovideert te houden, 't welck de soldaten oock aengenaem is geweest, want sij konnen met het broot qualijck toe, en̄ voor het gelt konnense soo veel farinha coopen, daer redelijck mee toe konnen. Dit lant geeft niet alleen de bouengeschreven lijfftochten, maer oock meest alles wat van noode is tot huysinge ende tot schepen te bouwen, behalven ijser, teer, pick, harpuys: want om huysen te bouwen is hier of hartsteen te houwen uyt het geberchte en̄ vande clippen, ofte backsteen, die alhier gebacken wort. Alderhande timmerhout is hier ouervloedich genouch, maer het cappen en̄ arbeyden, tot daer ment hebben wil, valt costelijck. Hier sijn oock calckouens, daer soo veel steencalck gebrant wort als men van noden soude mogen hebben. Coolen werden hier oock genouch gebrant: want de Portugeese smits gebruycken niet als houtcolen om bij te smeden; doch het groote sware werck, dat onse smits hebben te maecken, kan met geen houtskoolen gesmeet werden; maer tot buspoijer soude salpeter en swavel gebreecken. Touwen wierden hier oock gemaect vande selve basten van bomen, daer de Portugesche lonten van werden gemaeckt, soo datter veele verscheyden schepen ende carvellen alhier sijn opgemaect, daer niet als ijserwerk, arpuys, pick en teer ende de seylen van buyten slants toe gebruyct werden. Dus verre hebben wij de gelegentheyt van het lant ende inwoonderen verhaelt, sullen nu comen tot de oorloochssaecken ende defentie van dese landen, eerstelijck verhalende den staet van onse vijanden. De Conte Banjola, soo de geruchten loopen, soude van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Selregippe del Rey opgebroocken ende verder geretireert sijn, op de tijdinge, die hij gehadt heeft, vande comste vande Ed. Heer Johan GijselinGa naar voetnoot1) ende WelEdele Heer Sigismund van Schoppen met onse leger, hoe wel wij informatie hebben, dat den vijant noch ontrent 2000 gewapen̄ ende half gewapende, soo soldaten als gevluchte inwoonders, onder hem hadde. De Conde de Banjola, voor ses weecken ofte twee maenden een briefgen aen sijn Extie schrijvende, versochte dat hem de vrouwe van Louys Barbalho, alsmede de vrouwe van Anthonio de Fraitas, een Capiteyn, mochte toegesonden werden, voorgevende dat Louys Barbalho met sijn terco, dat is regiment, inde Bahia was gearriveert, soo hebben een gaeuw jongman, een trompetter van sijn Extie, met de antwoorde expresselijck aenden Conde ouergesonden, om met eenen af te sien en̄ vernemen wat hij konde; die rapporteert, dat hij niet anders heeft connen verstaen, als dat Louys Barbalho soude gearriveert sijn, ende gauen wel op van 4000 man, maer connenGa naar voetnoot2) de Portugeese tercos wel, die plegen niet meer als 3, 4 tot 500 man sterck te sijn, twelck oock ongetwijffelt niet meer sal sijn, alsoo wij verstaen, dat hij in drie carvellen sij ouergecomen. Sij roemden haer in Selregippe oock seer vande groote Armade, die verwaghtende waren met veel duysent man; maer wij houdent daer voor, soo Barbalho is gearriveert met een terco, soo is het al datse te verwachten hebben, en̄ sal maer alleen op defentie van̄ Bahia aengesien sijn, gelijck oock de geruchten gingen, dat Louys Barbalho het commando ouer de militie inde Bahia gedefereert ware. Sijn vrouwe heeft euenwel ernstelijck versocht, datmen haer niet wilde verobligeren, want sij geloofde niet dat haer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
man inde Bahia gearriveert was, want hij soude aen haer geschreven hebben, soo datse oock tot naerder ordere gebleven is. De Conte de Banjola, sijn alhier de geruchten, dat hij soude retireren tot aen Torro Davila, 15 mijlen aen dees sijde de Bahia ofte St. Saluador, gelijck den Captn Anthonio de Freites oock ordre heeft gegeven aen sijn vrou, datse haer daer aen lant soude laeten setten, om bij hem te comen, soo dat van de retraite, soose niet gereets geschiet en is, niet te twijffelen is of sal geschieden, soo haest de onse sullen beginnen te genaecken. Om nu te comen tot onse saecken. Wij hebben in eene missive, daer van de copie hier nevens gaet, gesonden door een Engelsman, die van St. Thome alhier was opgebracht, aen haer ed. geschreven, wat ons hadde bewogen te resolveren 't exploict op het casteel d'Elmina bij der hant te nemen, en̄ hoe Godt de Heer 't selve met voorspoedich succes, onder het beleyt van̄ WelEdelen Heer Hans van Coyn, Colonel, ende den Sergeant Majoor Johan Goodlat, geseyt Bongarson, gesegent hebben̄, alle de schepen ende volck, die daer niet in guarnisoen gelaten waeren, te rechter tijt alhier weder waren gearriveert, soo datse, sonder yets te versuymen, dat exploict hadden geeffectueert; ende dat VEd. de naerder circumstancien mogen bekent sijn, gaen hier nevens de copien vande brieven van̄ Generael vande Cust alsmede vande lijste van artillarye ende admunitie van oorloge en̄ alles wat aldaer gevonden is. Inde selve missive hebben oock verhaelt den tocht, die wij op Ziara hadden voorgenomen, onder het beleyt van Georgen Garsman, Sargeant Majoor, den manhaften Hend. Hous, Capiteyn, met twee jachten ende 150 soldaten; maer daer connen wij noch niet vorder van schrijven, alsoo wij sedert van haer niet vernomen hebben. Dese tochten niettegenstaende, hadden ons oock niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelaeten te armeren om onsen vijant in Selregippe del Rey aen te tasten, daer toe gecommitteert de heer Johan Gijselin (alsoo sijn Extie periculeuse siecte niet heeft toegelaeten selfs in persoon derwaerts te gaen, ende den Wel Edelen Heer Sigismundus van Schoppe; met wat posture en̄ maght van volck, schepen, voorraet van vivres ende admunitie deselve onsen vijant sullen aensoucken, sal uyt onse notulen genouchsaem te sien sijn. Nu sullen comen tot beschrijvinge vande sterckten, castelen ende forten, die alhier langs dese custe ofte voor desen sijn gebouwt, ofte zedert de conqueste door de onse tot defentie vande selve sijn opgeworpen. Onder dewelcke, om vande Zuyt aff te beginnen, sich eerstelijck offereert het fort Mauritius, bij de onse geleyt op Openedo op de rivire St. Francisco, ontrent 6 mijlen vande zee, op de noortsijde vande riviere, 't welck is een fort met vijff punten, gelegen op een steyle clip, 80 voet hooch uyt het waeter, aen d'ene sijde soo steyl gescarpeert, dat daer inaccessibel is, ende aende andere sijde, daer eenichsints daer aen soude te comen sijn, daer sijn de drie bolwerken tegen gekeert; het lant rontsom leegh behalven eenen bergh, welck lant alle somer mans lengte onder water staet. Het fort heeft hooge wallen ende diepe doch drooge grachten, gelijck VEd. uit de caerte, door sijn Extie gereets gesonden of noch te senden, sullen konnen sien ende is van groote defentie. Op d'oversijde tegen ouer dit fort hebben de onse een houte wambais opgeslagen, daer in op eenen boom een batarije van drie stucken, schietende ses ponden, gemaect is. Voorts leght op deselve sijde vande riviere, beneden aende mont, eene redoute, genaemt Keert de Koe, om de riviere aldaer te commanderen, vrij te houden, onse schepen te beschermen ende den voet daer aen lant te houden, ende is gelegen in een moeras, ende sijn dese forten van artillerye, amunitie ende vivres redelijck versien, ende leggen daer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegenwoordich 300 coppen in, ende beloopt de fortificatie aldaer, die al volcomen opgemaeckt is, ontrent de twintich duysent guldens, ende wert nu geproponeert om het selve fort, binnen ende buyten, met placaerde te becleden, 't welck oock wel soo veel soude costen, daer wij ons in beswaert vinden, ende noch niet toe connen resolveren; sullen hier naer sien wat geraden mocht gevonden worden. De eerste stercte, die sich voorts presenteert, is het fort in Porto de Calvo, 't welck zedert de veroueringe seer is gesterckt, maer is voort gebleven gelijck het is geweest, seer irregulier; ende vereyscht dit fort dat daer een contrescharpe om geleyt werde met een stercke palissade. Dit fort heeft noch alle sijn artillerye en̄ meest alle de ammunitie die daer in is gevonden: alleenlijck sijn daer doen wegh haelen eenige stucken, die daer te veel waeren en̄ ongemonteert lagen: soo dat het van alles wel versien is, en̄ leggen daer in oock twee compagnien soldaten. Dit fort is gelegen op eenen hoogen bergh alleen, sonder andere hooge bergen, die 't fort commanderen souden, daer ontrent te hebben, ende loopen aen twee sijden de rivieren daer onder langhs heen. Int fort is een put, diep 18 vadem, met viercante harden steen uyt de gront tot bouen toe opgehaelt, ende heeft heel goet water. Van Porto Calvo voorts om de Noort, ontmoeten eerst de fortificatien aende Cabo St. Agostijn, alwaer niet een werck van defentie hebben, want dat om de kerck Nosra Sra de Nasareth op den hoogsten bergh vande Cabo heeft gelegen ende aldaer gemaeckt was door den vijant, dat is ouer lange als ondienstich geslicht. Het pontael, daer wij altijt de redoute tegen alle gewelt vanden vijant op gemeintineert hebben, is nu door de zee soo ongeloofelijck wegh genomen, dat d'een sijde vande redoute is ingevallen en̄ wegh gespoelt, ende wat devoir men gedaen heeft met rijsbermen om 't selve staende te houden, heeft euenwel niet willen helpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het fort Gijselin, daer tegen ouer, dat op een eylant lagh, is door de zee soo dapper ondermijnt, dat de heele front en̄ batarije is ingevallen, niettegenstaen̄ swaere bermen, die altijt daer voor vernieuwt sijn geworden; doch is eyntelijck geresolveert, alsoo dat fort zedert de veroueringe vande heele Caep niet nodich meer hadden, nochte ergens toe dienden als om volck onnuttelijck ledich te houden, datmen alles daer aff ende daer uyt lichten soude en̄ laeten de zee sijnen wille daer van hebben. Om dan de selve haven in ons gewelt te hebben, sal van node sijn, dat een fort op het pontael gelecht werde, wat meer binnenwaerts als de redoute leyt, om alsoo vande zee geen peryckel te lopen, en̄ euenwel de haven onder commando te houden ende beter verseeckert als noch voor desen is geweest. Houdende ooc op Barra de baterye, die daer altijt heeft gelegen, hoe wel de selve niet te defenderen soude sijn, als eenen vijant sterck gelandet soude sijn, want de baterye is achter open ende can niet gesloten werden, datmen daer in bedect soude connen sijn, want sij licht beneden twee hoge bergen, soo datmen vande selve met musketten vlack daer in schiet, ende door geenen muer daer in bevrijt connen sijn, al soude men die oock vrij hoge op trecken; alleenlijck is tot defentie vande selve baterije een redoute op den zuydelijcxsten van die twee bergen geleyt, die den anderen bergh beschiet ende alsoo eenichsints de batarye op de barra defendeert. Euenwel, soo veel is daer van, dat als wij een fort op het pontael hebben, dat alsdan de haven voor onsen vijant onbruycbaer is, ende wij konnen ons fort op 't pontael altijt met vivres, ammunitie ende volck secoureren, 't sij door de groote Barra, 't sij door de Barreta, als wij die in onse gewelt houden. Ende is een ongetwijffelde saecke, dat, als wij opt pontael een fort hebben, den vijant niet eens sal talen de haven aen te tasten, want sij is oock soo comodieux niet, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat daer groot gewelt aen souden doen, want daer geen diepgaende schepen binnen konnen, ende heeft een periculeus uyt- ende inkomen. Naer de Cabo St. Agostinha volcht het Reciff d'Olinda met sijn omleggen̄ forten. Daer van is het eerste fort gent Prins Willem; is gelegen inde Affogades, sijnde een vierhoeckich fort met vier bolwercken, welck een fort is seer wel gelegen, ons verseeckerende den paz inde Varge ende door 't gantsche lant, ende bevrijdende het ouercomen vant eylant St. Antonio naer de Afogados. Is gelegen in een vlack lant ende op het hoochste vant selve, soo dat het de campangne, soo wijt het canon werpen can, commandeert; heeft aende eene sijde diepe grachten naer 't noordwesten, maer int zuytoosten sijn de grachten ondiep ende den gront hoger, soodat daer wel te aprochieren soude sijn, en̄ sal dit fort nootsaeckelijck met een contrascharp moeten omringt werden, want andersints soude swack bevinden. Dit fort is van eene wonderlijcke aerde, want des somers, als het drooge is, soo is het soo hart als een steen, en̄ des winters, als het regent, soo wert het soo weeck als beslagen kalck en̄ regent altemael daer heen, soo dat het met groote kosten moet onderhouden ende gerepareert werden. Hier naer soude volgen het fort Emilia, op het eylant St. Anto, welck daer voor desen voor de hoornwercken vant fort Fredrick Henrick is geleyt geweest; maer dit is oock als onnodich verlaeten ende gedaen slechten. Volght dan het fort Fredrick Henrick selve, alias genaemt de Vijffhouck, alsoo het een fort is van vijff reguliere bolwercken. Dit fort is geleyt op 't eylant St. Antonio op eene houck, van waer sich de schepen binnen de haven vant Reciffo leggende, heel bloot ontdecken, soo dat dit fort dient tot defentie van̄ hauen. Voorts leyt dit fort op den hoogen gront, waer langhs den vijant alleenlijck gelegentheyt sou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konnen hebben om naer het groot quartier op Anthoni Vaaz te aprocheren, ende beschermt oock aldaer de waterputten, waer van daen het Reciff en̄ Antho Vaaz alleenlijck haer water souden konnen haelen bij tijden van noot ende belegeringe. Dit fort is in 't eerste niet hooger als twaelff off darthien voeten opgehaelt geweest, en̄ was met de comste van sijn Extie ende Hoge Raeden soo vervallen, dat een man te paerde met sijn volle geweer tegen de wallen soude opgelopen hebben; de stormpalen en̄ palisaden gansch verrot ende onder den voet gevallen, ende het gantsche werck seer gesackt ende de grachten genouchsaem door het opwellende sant droogh geworden. Soo hebben de grachten doen verbreden ende diepen, ende de wallen verbreden ende verhoogen tot de hooghte vande oude borstweer, ende daer weder een nieuwe borstweer bouen op doen aenleggen. Hebben oock een contrescharp op de buytencant vande gracht rontom doen opmaecken, ende eenen stercken barm tegen de zeecant, soo dat dit fort nu oock in goede defentie en̄ sterck is, maer sal de Compe wel 20 d. gulden comen te costen van 't gene datter nu nieuw aen gemaeckt is. Dit fort heeft eerstelijck een swaer hoornwerck in 't Zuyden, wtstrecken̄ naert gewesen fort Emilia, ende voor de fronte vant selve hoornwerc leyt een licht hoornwerck daer het ouer commandeert, den selven wegh wtstreckende, welcke alles noch in redelijcke ordre leyt. Van het fort Fredrick Henrick, Noort West een roerschoot, leyt een redout tot een voorwaght aende riviere Cavivaribi, om te ontdecken of daer vijant ouer de rivire poochde te comen. Volcht nu het groote quartier op Anto Vaaz, de residentie van sijn Extie, welck met eene sware hoge wal is omvangen, hebbende twee heele bolwercken int Westen ende Noortwesten, met een linie geslooten aende gracht vant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fort Ernestus, ende int Zuyden tegen de strant heeft een halff bolwerc, van waer voorts eenen vleugel ofte linie, lopen̄ langs de rivire voor bij sijn Exties logement, tot weder aende gracht vant fort Ernestus, soo dat het voor 't selve fort open leght. Dese plaets is verdeylt in straeten ende erven, daer veel luyden hebben beginnen te bouwen, ende staen gereets veel huysen, ende sijn de straten soo afgeroijeert, datse alle voor het fort Ernestus open leggen, soo dat het langs desselffs wallen ende straeten is commanderende. Het fort Ernestus, gelegen om het clooster St. Antō, soude een fort quadraet sijn, met vier bolwercken. Het is volcomen tegen de West-, Suyd- en Noortsijde, maer tegen de Oostzijde is het alleen gesloten met de oude cloostermuer, soo dat die oock nu dreycht te vallen. Soo sijn nu al in gespreck geweest om den muer af te werpen ende het fort met een aerden muer, inde forme van een tanaille, te sluyten, 't welck om de costen is evenwel noch uytgestelt geworden, alsoo daer geen perijckel is onderworpen, ende is seer nodich, dat de grachten, soo vant groote quartier, als vant fort Ernestus, gediept worden: want doogen gansch niet, ende dat met de daer uyt komende aerde een contrescharpe om beyde dese wercken gemaeckt werden. Van het fort Ernestus Noortwaert leyt het fort Waerdenburgh op eenen uytsteeckenden houck vant vaste lant; dit is een viercant fort, maer de schaersheyt vande gront heeft maer toegelaten, dat het in 't Westen, Noorden en̄ Oosten drie bolwercken conde hebben, het bolwerck in 't Zuyden daer aen manquerende. Dit fort is met een gracht vant vaste lant afgesneden, leyt rontom int water ende lijt grooten aenstoot van̄ riviere, soo dat met rijsbarmen kostelijck valt te onderhouden, ende alsoo dit fort nu daer soo nodich niet wert geoordeelt, maer dat dien gront wel met een redoute soude konnen bewaert werden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soo is goetgevonden dat men de riviere daer met sal laten begaen ende brengen het maer inde forme van een redout. Hier aen volght het Reciffe d'Olinda, de Residentie vanden Hoogen ende Secreten Rade ende den Pol. Raet, welcke plaetse oock de principaelste haven is voor groote schepen inde gantsche Capitania van Parnambuco, ende daer oock de Compe hare principale sedem belli gefigeert heeft, ende alle de generale magasijnen van vivres, artillerye, ammunitie van oorloge ende coopmanschappen besloten sijn. Dese haven is wonderlijck gelegen, want eene steene continuele clippe, gelijck als eenen dijck, veertich passen ende meerder breet, ende vande barette af meer als een mijle lang voor het Reciff strecken̄, maeckt van binnen de hauen bequaem om veel schepen te herbergen. Dese plaetse is men besich rontom met een wel flancquerende stercke palissade te besluyten, alsoo de schaersheyt vande gront niet toe en laet, dat het noch tegen de zeecant, noch tegen de binnenriviere met een wal omvangen werde, welcke palissade wel sal comen te costen acht a 10000 guld., die wij meynen te vinden ouer de huysen, erven, packhuysen, soo van̄ vrijluyden, als de Compe, alhier op het Reciffe sijnde. Inde front ende opde avenue tegen de stadt Olinda heeft het tegen de zee eene bemuerde stene batarije en̄ tegen de binnen reviere eene aerde redoute, welckers voet uyt de riviere met lossen steen sonder kalck is opgeseth, ende sijn dese twee wercken met eene houten stercke palissade aenden anderen gesloten, daer de sortie in komt. Buyten dit Reciffe bejegenen eerst het oude stenen casteel St. George, welcke, seer vervallen sijnde, de gasthuysmeesters hebben versocht voor haer siecken huys te mogen houden: sullen van binnen op hare kosten 't selve repareren ende onderhouden, mits dat sij het moghten gebruycken tot dat 't selve tot militaire diensten ende defentie van het Reciff soude van noode sijn, welck, om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oncosten voor de Compe te schouwen, ende alsoo het tegenwoordich ende misschien oock in toecomende onnodich sal sijn, goet gevonden hebben haer te consenteren. Evenwel blijven alle de stucken daer op leggen. Tegen ouer het casteel St. George leyt op het steenen Reciffe in zee en̄ op het incomen van̄ barra een schoon stenen casteel, genaemt het Water Casteel, welck tegens de zee eenichsints schadeloosGa naar voetnoot1) is geworden; de zee met alle gewelt, met alle getijen daer op arbeydende, heeft onder eenige stenen daer uyt gehaelt; doch sijn met de meester, die tselve fort eerst nieu uyt den gront heeft opgemaeckt, versproocken, dat hij met hulpe van Poortugese metselaers 't selve gat sal stoppen ende tegen de zee verseeckeren, 't welck ten hooghsten sal sijn, op datter geen vorder schade en geschiede. Voorts vant casteel St. George, op de sandstrant naer de stadt Olinda, volght het fort de Bruyn, sijnde een viercant fort, hebbende tegen de zee maer cleyne halve bolwercken, maer tegen de riviere volslaegen heele bolwercken. Dit leyt in goede ordre ende in sijn volle wesen, doch sonder gracht ofte behoorlijcke palissaden, en daer voor leyt een hoornwerck, dat wat vervallen is, en̄ een goede musquetschoot buyten dit hoornwerck leyt de redoute tot een voorwaght, ende sijn alle dese forten ende wercken met artillerye en̄ ammunitie, yder naer sijn gelegentheyt, wel versien ende met soldaten naer onse gelegent beset, maer hebben groot gebreck van̄ affuyten en̄ baterijen, daer in wij soo veel mogelijck remedieren, de Portugesen inde bosschen doende bequaem hout cappen, mits betalen̄, daer seer goede affuyten van gemaect werden̄ tot minder kosten, ende sullen̄ langer duyren als de Hollantse, alsoo geen ijser beslach van nooden hebben. De naeste fortificatien om de Noord is die van het ey- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lant Tamarica, alwaer binnen de barra sich eerstelijck vertoont het fort Oragnien, gelegen op eene santplaete, die met eene creecke vant eylant is afgescheyden, doch met laege waeter guéabel. Dit fort heeft in sijn gewelt het incomen vande haven, want de schepen die moeten daer binnen een roerschoot voorbij passeren. Dit fort is viercant, met vier bolwercken, en̄ is onlangs gerepareert ende verhooght, maer heeft gansch geen gracht nochte stormpalen, noch palissaden, welcke alles nootsaeckelijck sal dienen gemaect, de graft verdiept ende een contrascharp rontom op den buytenkant gemaect. Voor dit fort int Noorden, daer het alleen soude connen geaprocheert worden, leyt een hoornwerck. Het stedeken Schoppe, op 't selve eylant, is van outs gesterckt, gelijck het is gesterckt geworden als wij het eerst hadden ingenomen. De wijtluftige borstweringe bij de Portugesen gemaect, die met geen volck waeren te besetten, sijn van doen af verlaeten ende laeten vervallen, ende was het kerckgen int zuyden van 't stedeken, met de batarije die ouer de rivire flanqueert, aen malcander geslooten ende alsoo voor eenigen subiten ouerval vant volck ofte den vijant, die doen int lant was, genouch verseeckert, maer niet bastant voor eenige merckelijcke maght, die van buyten soude mogen comen, ende leyt noch soo op de oude wijse int noorteynde vant stedeken. Opt incomen vanden pas van Tapesima leyt een cleyn redoutgen tot een voorwaght, van geen groote defentie. Opt noordeynde vant selve eylant, opt incomen vant noordergat, leyt oock eene redoute met eene batarije, die ouer het incomen commandeert; dese redoute leyt op een hooge steenachtige gront, soo dat geen diepe gracht heeft konnen hebben, maer is met een palissade omringt; is t'enemael vervallen eude sal nootsaeckelijck weder opgemaeckt moeten werden. Naer de fortificatien vant eylant Tamarica volgen die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de riviere Paraiba, die drie sijn, een op de zuydsijde vant incomen van de riviere, een op de noortsijde, ende eene ontrent een canonschoot binnen deselve forten, bijnaer int midden vande riviere, op een santplaet van een eylandeke uytsteeckende, genaemt Restinga. Het suyder fort is gansch ende geheel van ons opgemaeckt ende het oude fortgen Sta Catarina, dat te cleyn ende becrompen ende van weynich defentie was, is geslicht ende dit op deselve plaetse daer buyten omgelecht, ende heeft tegen de lantsijde een schoon bolwerck met de cortijnen, lopende naer de zeestrant, alwaer het aen wedersijden een half bolwerck heeft, die met een tanaille aen malcander sluyten; is van redelijck groot begrijp ende schone hoge wallen, maer heeft oock wegen het welsant, gelijck op alle sandtstranden, geen diepe graghten konnen hebben; andersints is van goede defentie. Dit fort is voor onsen tijt aenbesteet en̄ genouchsaem opgemaeckt, maer bij ons meestendeel betaelt ende heeft gekost 31 d. guld. Het noorder fort, genaemt St. Antoni, is een viercant fort met vier bolwerken ende leyt noch gelijck het vanden vijant is gewonnen, uytgenomen dat het, te steyl opgeset sijnde ende derhalven dreygende te vallen, van buyten wat is moeten afgesteecken werden ende wat meer dorsseringe gegeven. Op de plaetse Restinga, int midden van̄ riviere, is het oude werck vande Portugesen gedestrueert, ende ter selver plaetse gelecht een goede redoute met halve bolwercken, met een schone batarije inde cortijne tegen de diepte vande riviere, daer de schepen moeten passeren, ende is dese plaetse soo sterck als eenige in Brasil, leggende rontom int water een gotelingschoot bijnaer vant eylant. Inde stadt Frederica is het Franciscaner clooster soo wat lichtvaerdich vast gemaect, om te dienen tot defentie ende retraite voor de inwoonders, wanneer eenige lopers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en̄ stropers, als voor desen geschiet is, haer souden willen komen molesteren. Naer de forten van Paraiba volght om de Noort het casteel Ceulen in Rio Grande, gelegen op het stenen Reciffe, op het incomen vande barra. Dit is van hartsteen seer hoogh opgetrocken met seer dicke ende stercke mueren; het heeft inde front tegen de lantsijde de forme van een hoornwerck, dat één cortine met twee halve bolwercken, op de oude maniere met oreillons en̄ casematten gemaect, ende sijn voort de andere drie sijden tenailles. Dit fort is subject eenige hooge santduynen, die daer binnen een roerschoot bij leggen, die soo hoogh sijn datse door de schietgaten den walganck konnen ontdecken, soo datmen vandaer die vant casteel op de wal gaende de solen uyt de voeten kan schieten; als wij 't belegerden planten wij ons geschut daer op ende schooten soo daer in, dat niemant op de wal dueren konde. Doch dit is geremedieert, mits bouen op de wal inde front tegen dat stene borstweer een aerde borstweer is aengeleyt, à lespreuve du canon, soo dat nu het heele fort bouen daermet bedect en̄ bevrijt is. Ende alsoo met het hooge water dit fort rontom int water leyt ende den slach vande zee moet uytstaen, soo is het onder wat beschadicht, 't welck met eenen nieuwen voet, van onder op te metselen, gerepareert wert. Dit casteel is met artillerye wel versien, want behalven het canon dat daer op verovert is, sijn noch daer op gelecht twee stucken vande vier, die gevonden werden inde carvellen, die wij daer binnen vonden, als wij quamen om dat casteel te belegeren. Generalijck alle de bouengeschreveu wercken, forten ende castelen sijn wel versien, soo van artillerye ende ammunitie. Het ware hier wel nodich geweest dat perfectelijck geinsereert ware, hoe veel stucken op yder fort laegen, ijser | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of metael, ende hare qualibre ende gewicht, alsmede perfecte lijste van alle ammunitie ende trains behouften, doch dit hebben wij dees tijt niet connen bijbrengen: sal geschieden soo haest mogelijck sal sijn. Van volck sijn alle de forten redelijck beseth; doch om onse leger sterck te velde te brengen, hebben soo vee volcx aller wegen gelicht als eenichsints mogelijck is geweest, en̄ hebben euenwel niet meer als twee a drie en twintich hondert man te velde konnen brengen, soo dat het ons dapper aen volck begint te manqueren. Vuyt de missiven, met de laeste schepen uyt het vaderlant gekomen, verstaen, hoe dat de Camer van Amsterdam, op ons aenschrijven, de andere Camers, eer dat de XIXe vergaert waeren, hadde aengemaent om yder negende part hondert en vijftich man tot recrute te senden, welck ons seer aengenaem is geweest. Maer verder gelieven te considereren, dat als wij een capitael exploit, wat verre van hier gelegen, souden bij der hant nemen, dat wij dan onse forten alhier soo beseth moeten laeten, datse haer selven konnen defenderen ende eenige invasien van eenige stroopers konnen weren ende het platte lant ende den inwoonderen beschermen. Als wij dan de bouengeschreven dartien hondert vijftich soldaten tot recrute hier souden hebben, soo souden wij euenwel niet bouen drie duysent soldaten te velde konnen brengen, want het volck ongeloofelijck dagelijcx vermindert, soo door de thuys gaende siecke, crepele, stervende, alsmede die vrijgemaeckt werden. Soo dat wij verhoopen, dat de XIXe, die daer op gevolcht sal sijn, op ons naerder versouck sal hebben geleth ende geresolveert tot al sulcke recruyte, als wij aldaer sijn versouckende, mitsgaders dat de defectueuse Cameren sullen gelast wesen hare restanten van soldaten vande voorgaende resolutien te senden, 't welck wij bevinden te wesen volgens de nevensgaende memorie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts staet oock te versorgen, dat wij oock met goeden voorraet van alderhande ammunitie van oorloge mogen versien sijn, tot welcken eynde wij hare Ed. E. ter Vergaderinge van̄ XIXe van tijt tot tijt de lijsten vant gene alhier meest gebreeckt, hebben toegesonden, ende gaet oock weder deselve lijste hier nevens, welcke versoucken op het spoedichste voldaen mogen werden, mits aftrecken̄ 't gene al reets daerop soude mogen gesonden sijn. Hier nevens gaet oock een lijste van̄ schepen, soo tegenwoordich op dese custe sijn, dewelcke het meeste part soo sijn afgevaren, datse niet langer hier konnen houden; maer sullen U Edele deselve, d'een vóór d'ander naer, met hare suyckerladinge hebben thuys te verwaghten. Soo lange acht genomen werden, dat wij hier maer weynich schepen op de custe sullen houden, ende nochtans soo der eenige vloote ofte vijant uyt Poortugael quame, soude eene gewenschte saecke sijn, soo wij hier in zee het hooft konden bieden ende slaen, eer deselve ergens mogte landen: want konnen wij eens sulcken slach treffen, dat soude de Compe voor altijt vast ende secur stellen en̄ soude den vijant noyt weder vermeten ons op dese cust te molesteren. Soo sien dat de Camers geresolveert hadden, dat yder negende part een schip soude senden; maer U Edele gelieven te considereren, dat meest alle de schepen, die tegenwoordich hier op de custe sijn, tegen 't laeste vande somer van dese custe sullen vertrocken sijn ende met suyckeren afgelaeden; soo souden nodich vinden, dat V Ed. de resotie verdobbelden ende ons toesonden achtien grote schepen, alsmede negen weerbare jaghten, doch van̄ selve aftreckende alsulcke als U Ed. sullen bevinden alhier op de custe te sijn. Ende dat deselve schepen en̄ jachten wel gemonteert mogen komen, niet alleen van artillerye en̄ ammunitie, alsmede vivres wel versien, maer principalijck van volck ende matrosen, daer voor desen groot ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breck aen is geweest: want het volck moet het werck doen ende 't en helpt niet, hoe schone ende welgemonteerde schepen, als die niet volcx genough hebben om alle instrumenten, die op deselve sijn, te doen wercken, ende alsoo den dienst te doen, die van sulcke schepen te verwaghten is. V Ed. weten, wat misslagen voor een jaer op dese custe sijn begaen; daer de schippers alle haer defentie of excuse fondeeren opde swackheyt van volck, soo dient daer in voorsien, op datse sulcke excuse niet meer hebben voor te wenden. Voor allen sal goet regart dienen genomen, dat de schepen wel uytgemaeckt werden en̄ van alles wel versien, de huyt wel dicht gespijckert ende de gantsche schepen wel versien ende gecalefaet, van zeylen, anckers, touwen, cabels etc., op dat de schepen, sonder veele reparatie alhier te doen, haeren behoorlijcken tijt op de custe mogen uyt houden: want wij verhoopen, dat 't gene de Spaigniaert sal voornemen, binnen dien tijt geattenteert sal werden: ende als wij dan die schepen sullen gebruyckt hebben, ende den vijant gestut en̄ gebroocken, sullen wij daer naer met minder schepen wel konnen doen, ende dese schepen met haer suyckerladinge weder nae 't vaderlant laeten keren. Off nu desen Staet meriteert de groote costen ende capitalen, die daer om gespendeert sijn ende noch nodich te spenderen, sal ouervloedich blijcken uyt de deductie van alle de inkomsten ende proffijten, die de Compe uyt dese landen sal konnen trecken. Eerstelijck aengaende den handel van suyckeren, daer trect de Compe eerstelijck de thienden, ten tweeden het part vanden donatarius inde Capitanien van Parnambuco en Itamarica, 't welck sullen reeckenen op 1½ prcento. Ten derden trect de Compe de recogmtie van twintich ten hondert. Ten vierden de vraghten, avarijen en̄ convoijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten vijffden de recognitien en̄ vraghten van coopmanschappen, die uyt het vaderlant moeten gesonden werden om in Brasil gesleten te werden ende om de suyckeren alhier op te copen etc. Soo maecken dan calculatie dat, als het lant weder in fleur sal sijn, 't welck nu begint, het naeste jaer dapper sal verbetert sijn ende het derde jaer meest in state sal gebraght sijn, soo sullen in dese geconquesteerde Capitanien dese volgende Ingenhos sijn:
Dese negenentnegentich Ingenhos sijn oock niet in staet om te konnen maelen 't gene sij voor desen gemalen hebben of plegen te maelen; want waer den oorloge ende des voorleden jaers invasien van̄ vijant getroffen hebben, daer sijn de Camvealen seer gedestrueert ende hebben de Ingenhos groote schade geleden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soo dat, willende calculatie maecken wat suyckeren dat dit jaer ofte dese lopende saffra, sullen konnen gemalen werden, niet hoger naer onse gissinge kan getrocken worden, als tegen vijff en twintich ℔ asucar matcho, dat is bancos en̄ moscovados t'samen, ende derselver syropen gevende duysent aroln pannelen in ider Ingenho, soo komt de calculatie uyt als volcht:
Soo dat de Compe, volgens dese calculatie, soude dese lopende safra hebben te verwaghten bouen de tienden, die verpacht sijn:
kisten suycker blanco ende moscovada, behalven de pannelen, die licht oock vier a 500 kisten voor de Compe sullen maecken. Ende soo V Ed. dan voorts daer bij vougen wat 175000 ℔ matcho 30 a 40000 ℔ panellen, die voor coopluyden ouerblijven om ouer te schepen voor vraghten, avarie etc. betalen, soo sullen V Ed. ten rouwen eenichsints sien wat inkomen dit jaer te verwaghten hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijste vande verpachtinge ende impositien van diverse veeren, passos, visscherijen, slachtinge van bestialen, wage, wijnen ende andere drinckbare als natte waren, tienden, menuzas etc., in Brasil voor den tijt van 12/m. verpacht; die minder ofte meerder maenden verpacht sijn, alle gereduceert op den tijt van een jaer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is dus verre 't gene wij V Ed., volgens den last in V Ed. missive, hebben nodich gevonden te adviseren, aengaende den tegenwoordigen staet van Brasil, ons vorders refereren̄ aen onse nevensgaende missive.
Actum den 19en Janrij 1608. Reciffo. |
|