Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 2
(1879)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
Verbaal van het gepasseerde binnen de stad Delft, bij de electie van Z. Hoogh. den Heere Willem Carel Hendrik Friso, Prince van Oranje, tot Stadhouder, etc.
| |
[pagina 120]
| |
de omstandigheden, die te Delft en elders in verband met die ‘bevordering’ plaats grepen, voor zoo verre dat mogelijk is, juist weer te geven en zelfs iets meer dan de officiële waarheid te bevatten. Ofschoon van geheel anderen aard dan de vroeger door mij medegedeelde verbalen betreffende de Beeldstormerij in 1566 en het Accijns-oproer in 1616 te Delft voorgevallen, doet het verslag van den stads-secretaris, evenzeer als de evengenoemde, een diepen blik slaan in den toestand der gemoederen van de bevolking van Delft in die veelbewogen dagen, terwijl het tevens een nieuw en krachtig bewijs bevat voor de juistheid van het oordeel in der tijd door hun geschiedschrijver, Dirck van Bleyswijck, over hen uitgesproken, ‘dat onse voorsaten ten allen tyden hebben getoont, in den aert te zijn groote voorstanders en ware liefhebbers van de Vaderlandsche Vryheyt.’ Voor de waarheid van dat beweren voert hij tal van bewijzen aan en besluit met den wensch, dat zij, die uit zulke vrome en getrouwe voorzaten zijn gesproten, nooit van hunne loffelijke deugden mogen ontaarden, gedachtig tot welken prijs de vrijheid van het Vaderland, wier grondslagen in het bloed en de tranen hunner voorouders werden gelegd, voor hen werd gekocht, op wien daarom de heilige pligt rust haar ‘ongeschonden en ongekreuckt aen de Posteriteyt’ na te laten. Met die schoone woorden, waarmede elk Patriot - in den gezonden zin dier benaming wel te verstaan - volgaarne zal instemmen, ga ik over tot de mededeeling van het ‘Verbaal’, dat, naar ik meen, niet van alle belang ontbloot is. | |
[pagina 121]
| |
1747.
| |
[pagina 122]
| |
Provincie, op bovengemelde sijn Hoogheyd die charge, hoe eerder hoe beeter, gelieven te confereren, protesteerende van alle quade gevolgen en onheylen, die bij onstentenis of dilay van dien daeruyt souden proflueren. Hetwelcke door alle de Leeden is aengenoomen om te brengen ter kennis van de Heeren haere Principalen en aenstaende woensdag of uiterlijck donderdagh derselver resolutie ter vergaderingh daerop uyt te brengen. De Heeren deeser stads Gedeputeerde van den Daghvaert sijnde thuys gecoomen, hebben van al hetgeen, soo tot Rotterdam als in den Hage was voorgevallen aen Heeren Burgemeesteren rapport gedaen, die beslooten aenstonds de Heeren Vroedschap en veertich Raeden te doen vergaderen teegens seeven ueren; welcke Heeren, tot seeven en veertich in getal, zijnde den Heer Ingilby, gecommitteerde Raed van Hollant, in 's Hage, de Heer Keyser onlangs overleeden ende de Heer de Rover op sijn buytenplaets tot Voorburch. Boven gecoomen sijnde, hebben Haer Achtb. openingh gegeeven van de constitutie van den Lande ende de gistingh, die in de humeuren van het gemeen wierden bespeurt; waerop weesende gedelibereert, is met eenparige stemmen goedgevonden van stadsweegen te stemmen ter Vergaderingh van Hollant tot de electie van den Heere Willem Carel Hendrick Friso, Prince van Orange-Nassau, tot Stadthouder, Admirael en Capiteyn-Generael van deese Provincie. De Heeren van het Stadthuys afgaende hebben aen de gemeente, die op het gerugt, dat den Raed was vergadert om over deese saecke te delibereren, op verscheyden plaetsen, doch speciael omtrent de Marct waeren saemen gecoomen, kennis gegeven van haer genoome resolutie; waerover groote vreugde en genoegen wiert getoont, en scheen het volck uyt den anderen te gaen. Dogh omtrent acht ueren is een groote meenigte volck gecoomen aen de huysen van beyde de Vaendragers van | |
[pagina 123]
| |
het Orange-vendel, eyschende van elck sijn Vendel met uytdruckingen, waeruyt bleeck, dat zij die wilden, tot wat prijs oock was, hebben; deselve becoomen hebbende, sijn daer meede getrocken na de coster van de Nieuwe Kerck, eyschende de sleutels, om die Vendels op den Toorn te planten. Den coster sich excuserende als sulx niet connende doen buyten last van Kerckmeesteren, is het volck gegaen ten huyse van den Heer Oud-Burgemr. A. van Bleyswijck, van denselven versoeckende permissie tot het stellen van de Vendels als vooren. Waerop geantwoort sijnde, dat die permissie door een Regeerend Burgemeester most werden gegeeven, sijn deselve gecoomen voor het huys van den Heer van Berckel, sijnde den voorsittende Burgemeester en te gelijck Kerckmeester, alwaer met heevigheyd de permissie van het planten van de Vaendels op de Nieuwkerckstoorn hebben versogt; hetgeen haer, nadat den Heer Burgemeester sich wat bedagt hadde, op tussenspreecken van den Secretaris Vockestaert, die op becoome tijdingh van de ontstaene commotie was toegeschooten om te sien of van dienst conde zijn, is geaccordeert geworden; hetwelck met een groote uytgalmingh van vreugde is beantwoort. Immediaet daerop is door de daer staende gemeente verzogt, dat van de resolutie door de Heeren van de Regeeringh genoomen, Publicatie mogte geschieden, opdat een igelijck van de waerheyd van dien zoude moogen werden overtuygd, en is hetzelve wel gedifficulteert, omdat het laet en reets doncker was, en door den Secretaris sijnde bijgevoegt, dat de gemeente verzeeckerde, dat door de Regenten deezer stadt geresolveert was om den Prince tot Stadhouder en in de verdere digniteyten te verheffen, en dat haer geen meerder verseeckeringh daervan voor de puye van het stadthuys alsnu conde geeven ende dat daer meede voor als nu behoorden te vreeden te houden, doch dat de Heeren zoude tragten te persuadeeren den volgende dagh op het gewoone uyr de | |
[pagina 124]
| |
verzogte publicatie te laeten doen, heeft dit niet geholpen ende is, met permissie van den Heer Burgemeester van Berckel, den Secretaris Vockestaert, vergeselschapt van een meenigte gemeen volck, die hem egter alle respect betoonden, na 't stadhuys gegaen, alwaer heeft geconcipieert en des avonds omtrent half tien ueren nae het luyden van de groote clock, werdende ten dien eynde geligt door twee schutters, tot het houden der wagt op het stadthuys bescheyden, gedaen deeze volgende publicatie: ‘Men laet een igelijck bij deezen weeten, dat van deesen avond door de Heeren Burgemeesteren, Vroedschappen en veertich Raeden deeser stadt is geresolveert den Heer Prince van Orange te bevorderen tot Stadhouder, Capiteyn-Generael en Admirael van deese Provincie. Weshalven een ider vermaent wert sich in rust en vreede na huys te begeeven. Actum den 29. April 1747, en des avonds omtrent halff thien ueren gepubliceert door mij Secretaris, H. Vockestaert.’ hetgeen door een groot gejuigh is beantwoort. Even voor het doen der publicatie sijn op het stadthuys gecoomen de Heeren Dacquet, President-Scheepen, Weevering, Oud-Scheepen, en van Buuren, Vroedschap deeser stadt, om te sien of van nut zijn conden. Den Secretaris reets op de puye staende, is een groote aendrangh van volck gecomen, begeerende dat de hecken voor de trappe van het stadthuys, die geslooten waeren, souden werden geopent en sij op het stadthuys gelaeten werden, hetgeen is geweygert; speciael wanneer de Heeren geinformeert waeren, dat het Sluysenaers en Vlaerdingers, neevens eenige landsaeten uyt de naestgeleegen dorpen waeren, met bijvoegingh dat het stadthuys in de bewaeringh van de schutters en niet aen buytenlieden vertrouwt was. Na gedaene publicatie hebben eenige Sluysenaers versogt de Heeren te moogen spreecken, waerop geantwoort sijnde, dat soo een van hun wilde booven coo- | |
[pagina 125]
| |
men; sulx soude werden toegelaeten, is bij voorgemelde Heeren en Secretaris in de Weescamer een persoon van Maessluys gecoomen, versoeckende, dewijl, soo voorgaf, niet thuys dorsten coomen sonder blijck dat den Prins van Orange door deese stadt was tot Stadthouder geëligeert, een copie van de gedaene publicatie. Ende is hem op sijn versoeck gegeeven een certificatie door den Secretaris geteeckent, waar bij verclaerde, dat de designatie van sijn Hoogheyd tot Stadthouder door Heeren Burgemeesteren, Vroedschappen en Veertigen deeser stadt dien avond was geresolveert en door hem Secretaris soo eeven gepubliceert. Ende is aen een Vlaerdinger, op sijn versoeck binnen gelaeten, insgelijcx een soodanige certificatie gegeeven. Waerop dit volck, hetgeen soo gesegt wiert wel acht hondert en meerder man sterck te sijn, gewaepent met snaphaenen, hamers, bijlen, hooyvorcken en diergelijcke instrumenten, weeder vertrocken. Des sondags is het tamelijck stil geweest, uytgesondert dat het gemeene volck met oranjelinten verciert door de stadt hebben geloopen, een ider, die haer teegenquam daertoe hebben geforceert, oock gelt afgedwongen en sommige, die haer versoeck niet hebben willen voldoen, in het waeter geworpen hebben.Ga naar voetnoot1) Maendagh den 1. Mey, wanneer de Weth was vergadert, sijn op het scheyden der vergadering ses burgers | |
[pagina 126]
| |
van Maessluys op het stadthuys gecoomen, versoeckende de Heeren te moogen spreecken, waerop den Heer van der Dussen, sijnde den eenigste Burgemeester, die booven was, neevens den Pensionaris en den Secretaris Vockestaert sijnde overgegaen in de camer van Burgemeesteren, sijn de Maessluysenaers binnen gelaeten ende hebben aen den Heer Burgemeester overgegeeven een geschrift bij forme van request, waerinne versogten 1000 snaphaenen en daertoe cruyt en loot, en noch ses, acht stucken canon, luydende de request als volgt: ‘1747. 1 Mey.’ ‘Verzoek aan Haar ed. groot agtbaare Heere burgemeestre der stad delf.’ ‘Uyt naam van de ganse gemeente of burgerij op maassluis geven te kenne, als dat de wet of ganse Regering op maassluis bezig is om op te stellen een burgerwagt, dat zoo zijnde ontbloot van geweer om in kas van noot den viand tegen te gaan, zoo verzoeken wij uyt naam van de gansche burgerij om te mooge geniete 1000 snaphaane bij provisi, kruyt en loot na rato en nog tot dekking van het diep op de maze 6 a 8 stukken kanon, 6 a 8 ℔ kaliber, niet alleen om ons te dekken voor een landing van den viand, om als Regte welmeenende te strijde voor het vrijgevogte nederland, in bijzonder voor delft en delflands ingesetene van dien: want wij zoude den eersten aanval hebben, en dat zoo zijnde, zoude de viand door kunne dringe en loopen geheel delfland af en zoude moeten ondergaan het noodlot, hetgeen onse protestante gemeente heeft moeten ondergaan in het land van kadzand, waar van wij een man bij ons hebbe, die binne twemael vier en twintig uure in middelburg heeft gezien de vlugtende uyt dat land van kadzand zeer elendig, alles moetende verlaate, zelfs naekt en bloot zonder iets meede te kunne neeme. NB. om de muytelinge of onwetende te stuyte, zoo hebben wij hier zijnde goed gevonde om haar ed. groot | |
[pagina 127]
| |
agtbaare te verzoeken dit boven staande gelieven te aksepteere en mediaet antwoort op verwagte, om dat wij tuis koomende het gemeen kunne Raport doen, die met groote Hoope ons zulle afwagte.’ Waerop haer sijnde geantwoort, dat deese stadt noch geweer, noch cruyt en loot hadde, ende de magistraet geen de minste dispositie over 's Lands Magasijnen, maer dat soo iets van nooden hadden, sulx den Heeren Gecommitteerde Raden moesten addresseeren, hebben deselve persoonen addres versogt aen Heeren Gecommitteerde Raden, als meede een memorie van hetgeen haer door den Heer Burgemeester was geantwoort, om hetselve op haer plaets, namentlijck Maessluys, te connen toonen, hetgeen haer conform haer versoeck gegeeven sijnde, sijn deselve vertrocken. Des namiddaghs is alomme een gerugt verspreyt, dat verscheyde Franse scheepen van Duynkercken en Oostende afgevaeren voor de Maes gecoomen waeren, aldaer omtrent den Hoeck van Hollant souden landen, het geheele Westlant ende Maessluys souden afloopen, ende eyndelijck voor deese stadt stonden te coomen, waerdoor een groote vrees onder alle de inwoonders is ontstaen, hierbij coomende, dat op ordre van den Heer Officier teegens vijff ueren vergaderingh van de Weth wiert belegt, ter oorsaecke een persoon op Delfshaven was doot gesteecken, is bij de gemeente, siende dat de Heeren na 't stadthuys traeden, waervan de reede niet conden beseffen, de vrees voor het ingebeelt gevaer soo sterck gereesen, dat eenige hondert gemeene Burgers, meerendeels buyten de schutterye sijnde, sich op het stadthuys hebben begeeven en geeyscht, dat aen haer snaphaenen, cruyt en loot, mitsgaders ander geweer soude werden gegeeven om den vijand teegen te trecken; welck rumoer noch is vermeerdeert, wanneer eerst een persoen als expresse deese volgende brief bragt: | |
[pagina 128]
| |
‘Ed. Groot Achtb. Heeren.’ ende naderhant eenige persoonen van Maessluys quaemen, voorgeevende dat de Franse reets omtrent de Oranjepolder was gelant, ende dat in gevalle aen die van Maessluys geen geweer wierde gegeeven, het te laet ende het Land verlooren soude sijn, - ten dien eynde overgeevende de onderstaende missive: ‘WelEd. Gr. Agtb. Heeren.’ Welcke persoonen weederom door Heeren Burgemeesteren niet sonder veel moeyte sijn afgeweesen. De gemeente middelerwijl meer en meer door deese quaede dogh valse tijdingen in commotie geraeckt sijnde, sijn een groote | |
[pagina 129]
| |
quantiteyt van hun in de camer van de Heeren Scheepenen gedrongen, die met veel violentie geweer versogt hebben, dat haer is geweygert, ter saecke dat geen de minste swaerigheyd was te dugten, als sijnde onmoogeyck dat de Franse soodanigh desseyn souden connen executeeren, en dewijl de stadt het niet hadde noch over de magasijnen niet conde disponeeren. De Heeren Burgemeesteren, voor grooter onheylen vreesende, hebben goedgevonden de schutterije bij den anderen te roepen met ordre, dat de compagnie van de Heer Capiteyn Bogaert, wiens beurt het was, aenstonds op het stadthuys soude trecken en de andere op haer loopplaetsen souden blijven staen tot nader ordre, hetgeen met veel vigilantie geschiede. Het gemeen siende, dat geen geweer op die manier conden becoomen, heeft sich aen de Commisen van het Hollands en Generaliteyts-magasijn geaddresseert en van deselve soo veel snaphaenen, bajonetten, houwers, deegens, hellebaerden, pieken, patroontassen en bandelieren afgedwongen als noodigh meende te hebben; gelijck oock eenige schutters, die haer snaphaenen niet goet waeren, andere uyt het magasijn hebben gehaelt, dog daer voor briefjes door haer Capiteyns geteeckend hebben overgeleevert. Den Schout van Schipluyde sich meede aen Heeren Burgemeesteren om geweer hebbende geaddresseert ende een declinatoir antwoort becoomen, heeft sich na het generaliteyts-magasijn begeeven, en na desselfs welgevallen daer geweer uyt gehaelt. Twee afgezondene van Overschie, ten fine als vooren overgecoomen, is deselve aengesegt, dat geen gevaer te vreesen was, en dat, soo het noodigh geoordeelt wiert dat de opgeseetenen van geweer voorsien waeren, Heeren Burgemeesteren van Overschie, als haere Ambachtsheerlijckheyd, souden sorge draegen, die daerop content sijn vertrocken. De Heeren van Vreedenburch, de Veer, van Hulst, Verschoor en andere successivelijck ter camere van Bijdr. en Meded. II. 9 | |
[pagina 130]
| |
haer Ed. Gr. Achtb. sijnde gecoomen, hebben verseeckert dat de tijdingh van de aannaderingh van Franse ten eenemael verdigt was, dat deselve tijdingh oock in 's Hage, daer alles in rust was; volmondigh wiert teegengesproocken. Cort daerop is overgecoomen den thuynder, woonende op des Heeren scheepen Dacquet's buytenplaets, seggende dat tot sijn Heers gerustheyd quam om te verseeckeren, dat alle de vooren verhaelde tijdingen vals waeren; dat op het huysje van den gemelde heer Dacquet, alsmede op dat van den heer Goes, beyde op 's Gravesande in zee siende, was geweest, doch geen scheepen hadde ontdeckt, als eenige vissersschuytjes, die gerust op haer neeringh laegen, hetgeen nader is geconfirmeert door een man van Monster gecoomen, gelijck het bevoorens door eenige Scheevelingers, met vis na Rotterdam gaende, was vertelt geworden. Noch is ter camere van haer Ed. Gr. Achtb. gecoomen den Burgemeester Colf van Maessluys, die verseeckerde, dat alle tijdingen weegens het aencoomen van Franssen in de Maes niet alleen onwaer, maer vermits den swaeren oostenwint, het laege waeter en ontstuymigheyd van de zee volstreckt onmoogelijck was; dat oock conde seggen, dat Heeren Gecommitteerde Raeden door luyden expres uytgesonden, sich daerop hadden geinformeert, en alles soodanig hadden bevonden; dat hij soo even uyt 's Hage quam, alwaer geweer tot securiteyt voor Maessluys hadde gesolliciteert, ende dat niet conde mancqueeren den Heeren Burgemeesteren kennis te geeven, voor welcke geruststellingh gemelden Burgemeester Colf is bedanckt geworden. Eyndelijck is weederom gecoomen den Onderschout van Delfshaven, die expresselijck door haer Ed. Gr. Achtb. na de Heyde en 's Gravesande was gesonden om de waerheyd deeser tijdingh te ondersoecken; wiens rapport is geweest, dat het strand hadde langs gereeden, doch geen scheepen als eenige weynige vissers hadde gesien ende dat aldaer alles in rust was. | |
[pagina 131]
| |
Door alle deese verseeckeringen conden noch schutters noch andere burgers werden overtuygt, doch riepen, dat in alle gevalle met cruyt moesten voorsien werden, waertoe Heeren Burgemeesteren niet hebben gelieven te resolveeren, vermits gepersuadeert waeren geen gevaer van den vijand te wagten was; dat reeds laet was en het volck ten meerendeel beschoncken was, waeromme aen den Heer Officier en de Heeren Scheepenen, die noch waeren op stadthuys gebleeven, hebben versogt af te gaen, om alsoo het volck van het cesseeren van alle gevaer te persuaderen; hetgeen geschiedende, is de meenigte oock beginnen af te sacken, waerop de Heeren Burgemeesteren aen de schutters en verdere burgers hebben aengesegt, dat absoluit geresolveert waeren dien avond geen cruyt noch loot te doen uytdeelen, en dat men den volgende dagh soude overleggen wat te doen stont; hetgeen wel in het begin onaengenaem scheen, maer egter aen een ider welgevalligh is geweest, en heeft het gemeene volck sich beginnen te retireren, wanneer de Heeren Burgemeesteren den Heer Capt. van der Lely hebben versogt met sijn compagnie op het stadthuys te coomen ende die van den heer Bogaert af te lossen, hetgeen omtrent half thien ueren is geschiet, hebbende de Officiers en schutters van de compagnie van den heer Bogaert alle sich in deese actie compleet wel gedraegen, veel insultes ende periculen uygestaen, sonder dat egter imand is gequest gewerden. Ende sijn te gelijck alle de andere compagnien ordres gesonden om af te trecken, waerop de nagt in volcoome rust is gepasseert. Dingsdagh den 2. Mey sijn des morgens omtrent acht ueren ten huyse van den heer President-Scheepen Dacquet gecoomen vijff a ses der soogenaemde vrijwillige burgers, te kennen geevende, dat de gemoederen van de gemeente noch tot geen rust waeren, maer in vrees bleeven, dat de tijdingen op gisteren ingecoomen wel mogten waer sijn | |
[pagina 132]
| |
ende daerom van voornemen waeren weederom die morgen in volle geweer op de Marct te coomen ende te overleggen wat te doen soude sijn. Waerop de heer Dacquet haer met veel goede reedenen heeft tragten te desabuseren en van haer desseyn af te brengen, eyndelijck haer presenteerende een chaise met twee paerden en een van sijn bedienden om met een van deese burgers na zijn heer Dacquet's buytenplaets tot 's Gravesande te rijden; dat aldaer een wagen soude besorgt werden, waermeede van ter Heyde tot den Hoeck van Hollant toe het strant langs heen en weer soude connen rijden, alles recognosceren, ende alsdan met de chaise weeder na de stadt soude connen coomen om van sijn bevindinge rapport te doen en dat om hetselve te hooren de vrijwillige burgers conden op de Marct coomen des namiddags tussen drie ende vier ueren. De heer Dacquet van deese verrigtingh aen de Heeren van de Weth hebbende rapport gedaen, is weegens desselfs voorzigtige conduites ten deesen bedanckt. Bij deese occasie in deliberatie sijnde gebragt, of niet nut soude sijn de soogenaemde vrijwillige burgers, sijnde tegenwoordigh een corps sonder subordinatie en waeruit niets goed te wachten is, te brengen onder een of twee compagniën, ende hetselve sijnde noodigh geoordeelt, sijn tot capiteyns over deselve aengestelt mr. Willem Vlaerdingerwout, Heer van Noortschaerwoude, ende Simon Haverling, die beyde ontbooden sijnde ende versogt deesen last op haer te neemen, hetselve ter instantie van haer Achtb. ten dienste van het gemeen hebben op sich genoomen, ende sijn aen deselve actens gelijckluydende met die der Capiteyns van de schutterije gegeeven. Ende is wijders goedgevonden, dat wanneer den persoon, die na 's Gravesande is gereeden, sal weesen thuys gecoomen en goed rapport hebben gebragt, hetselve tot gerustheyd van het volck sal werden gepubliceert, en is ten eynde gearresteert de volgende notifi- | |
[pagina 133]
| |
catie: De Heeren van de Weth der stadt Delft doen een iegelijk mits deese verseekeren, dat in het seekere geïnformeert sijn, dat de tijdingen van gisteren wegens de aankomst van Fransche scheepen in de Maas of daar omtrent op onse kusten ten eenemaele buyten eenige grond ende onwaer sijn, ende dat men daarop ten volle gerust kan sijn. Weshalven de schutters deser stadt, als meede alle de inwoonders ende ook speciaal, die sich vrijwillig tot bescherming van het gemeen hebben aangebooden, bedankt werden voor den iever aan het gemeen betoont, met aanmaaningh van sich in stilte te houden, tot dat door Haer Achtbden gewaarschouwt werden, hetgeen bij de eerste seekere tijdingen van gevaar sal geschieden. Gedaan den 2. Mey 1747. Ten selven daege des namiddags den heer Burgemeester van Dussen met de ministers booven gecoomen, hebben sich voor de camer van Heeren Burgemeesteren gepresenteert vier cooplieden van Delfshaven, verhaelende hoe dat de Rotterdammers daegs te vooren in grooten getaele tot Delfshaven waeren gecoomen, begeerende dat de schutterye van Delfshaven met haer soude meede trecken, om de Fransen, die sij voorgaeven omtrent de Maes gelant te sijn, teegen te gaen, met dreygementen van insultes; doch dat haer geremonstreert sijnde, dat die tijdingh volstreckt onmoogelijck was, weeder waeren na huys gekeert, versoeckende sij, cooplieden, dat vierhondert snaphaenen met het vereyschte cruyt en loot na Delfshaven mogt werden gesonden, om bij quaede voorvallen te werden gebruyckt; waerop haer door den Heer Burgemeester sijnde geantwoort, dat de stadt geen geweer, veel min cruyt en loot in voorraet hadde, als moetende ider schutter sijn eyge geweer besorgen; doch soo sulx noodigh hadden sich aen Heeren Gecomm. Raeden conden addresseeren, is door deselve genoegen genoomen. De meergenoemde cooplieden hebben wijders voorge- | |
[pagina 134]
| |
draegen, dat eenige reeders op voorleeden maendagh tot Vlaerdingh ter saecke van de Visserye bij den anderen sijnde, hadden gemaeckt een concept noopens het opregten van eenige batterijen, dewelcke van wijnigh costen souden sijn en egter, so sij meenden, de geheele Maes voor het incoomen van vreemde scheepen souden decken; dat daarvan de afschriften hadden gemaeckt ende met den anderen afgesprooken; dat een copie van dien door die van Delfshaven aen Heeren Burgemeesteren deeser stadt, door die van Rotterdam aen de Heeren Burgemeesteren aldaer, door die van Vlaerding aen de Heeren van Schiedam, en door die van Maessluys aen de Heeren van den Brielle souden werden overgeleevert, met ootmoedigh versoeck, dat haer Ed. Gr. Achb. hetselve souden gelieven te examineren, en in cas goedgevonden wierde, het noodige daeromtrent tot securiteyt van den Lande gelievden te besorgen. Waerop de Heer Burgemeester van der Dussen heeft geantwoort, dat het geprojecteerde aen de andere Heeren Burgemeesteren souden communiceeren; en dat alles, wat conservatie van het gemeen dienstigh is, soude werden betragt; gelijck oock hetselve concept door de vier beneeden Maes-steeden ter vergaderingh van Hollant des anderen daegs gebragt sijnde, is geapprobeert ende de Heeren gecomm. Raeden versogt hetselve aenstonds ter executie te doen stellen. De vrijwillige burgers middelerwijl op de markt zijnde vergadert, is door een boode aengesegt, dat vijff of ses uyt den haeren ter Camere van haer Ed. Gr. Achtb. souden senden, die immediaet gecoomen sijnde, is haer voorgehouden, dat de Heeren haer iver siende hadden geconsidereert, dat hoe groot deselve mogte sijn, van geen dienst konde weesen ingevalle het volck niet onder eenige ordre wierde gehouden, ende daerom tot Capiteyns over dat corps hadden aengestelt mr. Willem Vlaerdingerwout en Simon Haverlingh, aen wien de vrijwilligers sich bij | |
[pagina 135]
| |
voorvallende geleegendheeden conden addresseeren en dat die moesten gehoorsamen; dat daervan aen het volck conden kennis geeven, dewelcke, zoo de keuse van de Heeren approbeerden, sulcx met het roepen van Huza conden declareren; hetgeen door de manschap van het Stadthuys weeder coomende zijnde gerapporteert, is daerop een generael geroep van Huza gevolgt. Even daerna is van 's Gravesande gereverteert den persoon des morgens om alles te onderstaen uytgesonden, dewelcke in de Camer van Heeren Burgemeesteren binnen gelaeten zijnde, gerapporteert heeft, dat van Ter Heyde tot den Hoeck van Hollant was gereeden en die wegh weederom gecoomen was, en dat niet meer dan twee scheepen gesien hadde, het eene de Maes opseylende en het andere uytloopende, sijnde beyde Coopvaerdyescheepen, en dat geen vrees voor vijand overig was; waerop geordonneert is dit aen de op de marct vergaderde burgers te communiceren; hetgeen volbragt sijnde, is de groote clock geluyt en de voorengemelde publicatie gedaen. Ende sijn daerop de vrijwilligers met den Capiteyn Haverlingh vooruitgaende na den Doelstraat getrocken, alwaer in een huys op den hoeck van de Paerdemarct de naemen van die sich vrijwilligh aengaeven ende derselver woonplaetsen door twee clercquen van de Secretarie, expres daer na toe gesonden, sijn opgeschreeven, beloopende het getal van twee hondert vijffthien coppen. Woensdagh den 3. Mey 1747, de Heeren van de Weth geïnformeert sijnde, dat dien voormiddagh den Prince van Orange tot Stadthouder, etc. deeser Provincie stont te werden geëligeert, hebben doen concipiëren de volgende publicatie: De Heeren van de Weth der stad Delft doen bij deese aan alle de Inwoonders deser stad bekent maaken de aangename tijding, dat deese morgen met eenpaerigheyd van stemmen, door de Ed. Gr. Mog. Heeren Staten van Holland en Westfriesland, sijn Hoochheyd den Heere Willem Karel | |
[pagina 136]
| |
Hendrik Friso, Prince van Orange ende Nassauw, is aangestelt tot Stadhouder, Admirael en Capiteyn-Generael van deese Provintie; ende hebben Haer Achtb. ten bewijs van vreugdeteekenen bereyds ordres gestelt, dat alle de klocken deser stadt sullen werden geluyd, het klokkengespel gespeeld en het canon gelost. Ende is voorts aan een ieder gepermitteert alle soorten van vreugdebedrijven ende illuminatiën te doen in alle ordentelijkheyd, opdat alle ongelukken moogen voorgekomen werden; ten welken eynde de gemeente aengemaant werd het schieten met allerhande soorten van geweer na te laaten. Aldus gedaan ende gearresteert den 3. Mey 1747. Ende is deselve publicatie, nadat de Heeren deeser stads gedeputeerde van de vergaderingh van Hollant waeren geretourneert, door den Secretaris van Kinschot gedaen, staende de Heer Officier van der Lelij aen de regter, en de Heer Burgemeester van Berckel aen de slinckerhand van den Secretaris op de puye, ende de verdere Heeren van de Weth voor de vensters van het Stadhuys. En is immediaet daerop met het steecken der trompetten, slaen der trommels en speelen en luyden der clocken vreugde betoont en gecontinueert tot vier ueren. Des avonds nadat de geordonneerde beedestond was gehouden, hebben alle de clocken deeser stadt geluyt en daerop gespeelt, ende sijn door alle ingezeetenen haer huysen geïllumineert, gelijck het Stadthuys meede geïllumineert was, waervoor oock eenige flambouwen branden. En is alles buyten confusie en sonder ongeluck afgeloopen. Donderdags den 4. Mey 1747 sijn weeder gecoomen de coopluyden van Delfshaven, rapporteerende dat voor het Collegie van Heeren Gecomm. Raeden geweest waeren en dat ammunitie van oorlogh versogt, doch dat, dewijl een gedeelte van deese stadt sijnde, haer versoeck was gedeclineert, en sij aen Heeren Burgemeesteren waeren gerenvoyeert geworden, vernieuwende derhalve haer versoeck, | |
[pagina 137]
| |
sonder hetwelck meenden, dat stads Haven in cas van nood niet conde werden gedefendeert; waerop is geantwoort, dat Heeren Burgemeesteren reets devoir tot het becoomen van geweer hadden aengewent, ende dat de burgers van Delfshaven conden verseeckert sijn, dat door haer Ed. Gr. Achtb. immers sooveel sorgh voor dat gedeelte van de stadt als voor het andere souden dragen, en haer derhalven van alles, wanneer nodigh was, souden voorsien. Maendagh den 15. Mey, als wanneer sijn Hoogheyd in desselvs hooge employen is geïnstalleert, is goedgevonden nochmael illimunatiën aen te regten ende daervan het gemeen kennis te geeven. | |
Publicatie.De Heeren van de Weth der stadt Delft adverteren bij deese aen alle de ingesetenen deser stadt, dat sijn Hoochheyd den Heere Prince van Orange ende Nassau op heden in de hooge ampten van Stadhouder, Capiteyn Generael ende Admirael van deese Provintie is geïnstalleert ende beëdigt. Weshalven Haer Achtbheden hebben goedgevonden, dat deese avond alle de huysen ende gebouwen binnen deese stad sullen werden geïllumineert ende verdere vreugdeteekenen bedreeven; doch recommanderen wel expresselijk aen alle ende een iegelijk bij deese, dat sij zich sullen moeten wagten met snaphaenen ofte eenig ander schietgeweer te schieten, opdat alle ongelukken moogen werden voorgekoomen. Gedaen bij de Heeren alle, den 14. Mey 1747. Waerop des avonds de clocken weederom sijn geluyt en gespeelt, van den toorn is getrompet, het Stadthuys met caerssen is geïllumineert, voor hetselve verscheyde flambauwen sijn gebrant, gelijck meede de Nieuwkerckstoorn met lantaerns is verligt geworden, hetgeen een seer goed effect deede; en hebben alle de ingeseeten insgelijcx haere huysen fraey geïllumineert en verders veel vreugde bedreeven. | |
[pagina 138]
| |
Dingsdagh den 16. Mey hebben de Heeren Burgemeesteren op becoomen bericht, dat den Prins den volgenden dagh na Zeelant stont te vertrecken, daervan aen de Capiteyns van de Schutterye kennis gegeeven, ten eynde haere onderhorige manschap souden doen aenseggen in gereetheyd te sijn, omme op de eerste ordre in de wapenen te verschijnen, ende dat haer Ed. Gr. Achtb. intentie was, dat de compagnie vrijwillige burgers buyten de Haeghpoort omtrent de Geusebrugge souden werden geplaetst; een dubbelde wagt der Invalides tusschen de beyde poorten van de Haeghpoort, ende de Schutters binnen de Haeghpoort, het oude Delft langs tot de Rotterdamse poort toe, en vervolgens langs dat gedeelte van de stadt, waerdoor sijn Hoogheyd stond te passeren, en is daervan insgelijcx kennis aen de Capiteyns der vrijwilligers ende die der Appoinctees of Invalides gegeeven, dewelcke alle aengenoomen hebben sulx te observeren. Is meede goedgevonden seeven stucken geschut buyten de Haeghpoort en gelijck getal buyten de Keetelpoort souden werden geplant, om op de aencomst en vertreck van sijn Hoogheyd en nochmael, terwijl in de stadt is en sulx driemael, te werden gelost. Woensdagh den 17. Mey de tijdingh gecoomen sijnde, dat den Prins voorneemens was deesen namiddagh omtrent vier ueren uyt den Haegh te vertrecken, is daervan aen de respective Capiteyns kennis gegeeven, ten eynde haer onderhebbende compagnien in gereetheyd souden houden, om op de comst van den Prins in de wapenen te verschijnen en gerecommandeert alle geschiet voor te coomen; waerop de Capiteyns van de schutterye hebben overgeleevert in geschrifte de volgende ordre door haer beraemt: | |
Concept-ordre voor de paradeering ter eere van sijn Hoogheyt.1. Nae dat men verwittigt sal sijn van de tijd, wan- | |
[pagina 139]
| |
neer omtrent sijn Hooght staat door te komen, alle 8 de compagnn twee a drie uuren te vooren te bescheyden op de respective loopplaatsen. 2. Yder compagnie, in ordre gestelt, sal nae het affhaalen van 't vendel trekken nae de gedestineerde posteringsplaats. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 2e blauwe even binnen de Haagpoort. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 1e blauwe bij de Begijnen steeg. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 2e witte bij de Schoolsteeg en Princenhoff. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 1e witte bij 't Gemeenlandshuys. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 2e oranje bij de Juffr. della Faille. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 1e oranje bij de twee Leeuwen. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 2e groene bij het Weeshuys. Alle front makende nae de Haegpoort.{ 1e groene eeven binnen de Rott. poort. 3. De schutters, aldaer in twee rijen geschaert sijnde, op de aennaedering van sijn Hoogheyt het geweer doen presenteren, terwijl de Officieren onder het passeeren met haer sponton, bardesaen en vendel salueren. 4. De schutters recommanderen, terwijl sijn Hoogheyt passeert, geen hoed te ligten off ook te roepen: hussa, vivat, etc. Soo oock in 't geheel niet onder de marsch off onder 't geweer, gelijk meede niet te schieten, op de boeten van twee gulden voor yder schoot, volgens de ordonnantie. 5. Sijn Hoogheyt en gevolg gepasseert sijnde, sullen de compn front moeten maeken nae de Rotterdamse poort en sal men, tot vermijding van confusie, de compagniën omleyden en soo omkeeren. 6. Nae dat sijn Hoogheyt genoegsaam buyten de stad sal sijn, sullen de 7 compagniën sagjes opmarcheeren langs het oude Delff tot aan de Rotterdamsche poort, off wel tot aan het 1e groene, 't geen de andere aldaer sal affwagten. 7. Alle de 8 compagniën dus samengetrokken sullen vervolgens in de ordre, waerin sij op haer posteringsplaat- | |
[pagina 140]
| |
sen hebben gestaan, langsaam trekken en marcheeren na de groote marckt; de distantie tusschen yder compie in die marsch sal sijn van omtrent 3 roeden. 8. De marsch-roete na de marct sal weesen over de Hoog-brug, langs de Geer, de Breesteeg-brug over, langs de westzijde van de Koornmarkt en over de Touwbrug; sullende de Route op de marct en de standtplaatsen van de compn aldaar, mitsgaders de route in 't affmarcheren sijn volgens het teekeningetje, hier bij gevoegt. 9. De compagniën op de marct op haer standplaatsen sijnde sullen gecommandeert werden snaphaen te presenteeren en bij de voet, en dat yder compagnie door sijn eygen Capiteyn in de volgende ordre: 1e groene, 1e witte, 2e groene, 2e witte en soo vervolgens over en weeder. 10. Aan haer Ed. Gr. Agtb. kennis geeve van onse aankomst; aldaar te verneemen off nog eenige verder ordres te geeven hebben en off de Officieren in het afftrekken voorbij de Burgemeesteren trekkende, de eer sullen moogen en kunnen hebben haer Ed. Groot Agtb. met de piek, bardesaan, etc. te salueeren. 11. Bij aldien haer Ed. Groot Agtb. mogten goedvinden de manschappen te komen sien, sullen de schutters het geweer moeten presenteeren en de Officieren op die tijd alleen met de hoed salueren. 12. De ordre in 't afftrekken der compn sal sijn: 1e witte, 2e witte, 1e blauwe, 2e blauwe, 1e groene, 2e groene, 1e orange, 2e orange. 13. Op de loopplaatsen gekomen sijnde sal men de compagniën scheyden, sonder dat de officieren eenigh tractement van wijn schenken off iets anders sullen vermogen te doen. Die geapprobeert is, gelijck oock de Capiteyns der vrijwillige burgers haer gegeeve ordres, streckende speciael om alle confusie tussen de schutters en vrijwilligers te mijden, hebben bekent gemaeckt, die insgelijx sijn geapprobeert. | |
[pagina 141]
| |
Des namiddags ten twee ueren is de trom geroert en sijn alle de schutters op haer ordinaris loopplaetsen vergadert, van waer idere compagnie na sijn aengeweese standplaets langs het Oude Delft is gemarcheert. Ende sijn de vrijwillige burgers op het pleyn buyten de Haeghpoort vergaert ende aldaer op de voor haer gedestineerde plaets gerangeert. Omtrent vier ueren sijn de Heeren van de Weth ten huyse van de Heer voorsittende Burgemeester van Berckel vergadert, doch is den Secretaris van Kinschot buyten de Haeghpoort gereeden, alwaer, geassisteert met den Wagtmeester en twee stads-boodens, de aencomst van sijn Hoogheyd heeft afgewagt; dewelcke omtrent half ses ueren aldaer sijnde gearriveert, is door gemelde Secretaris van Kinschot versogt, dat de Magistraet ten huyse van den Heer Burgemeester van Berckel vergadert, het geluck soude moogen hebben sijn Hoogheyd te moogen complimenteeren, en dat sijn Hoogheyd ten dien eynde daer geliefde af te treeden, hetgeen door hoogstgemelde sijn Hoogheyd is geaccordeert. En is den Secretaris van Kinschot weeder in sijn coets gegaen om aen de vergaderde Heeren rapport te doen. Den Prins is daerop, sittende in sijn coets met ses paerden, geaccompagneert met Grave Maurits van Nassau ende den heer van Roon en gevolgt van diverse andere rijtuygen, stapvoets door de compagnie vrijwilligers gepasseert, gaende den Wagtmeester en twee stadsboodens voor de coets; en de poort inreydende is het canon gelost en sijn immediaet daerop de clocken geluyt ende is sijn Hoogheyd door de Haegpoorte, de Roosbrugge over, tussen twee reyen schutters, die alle het geweer presenteerden, door rijdende, gecoomen aen het huys van den Heer Burgemeester van Berckel, alwaer de geheele Magistraet met haere Ministers voor de deur heeft gevonden, die denselven aen het portier van de coets gerecipieert ende in het | |
[pagina 142]
| |
salet hebben geleyt, alwaer een armstoel voor sijn Hoogheyd was geset, staende diverse ordinaire stoelen in de camer; doch heeft sijn Hoogheyd niet gelieven te sitten, en is door den Officier van der Lelij alsdoen een compliment ter materie dienende gemaeckt, hetwelck door sijn Hoogheyd met corte woorden, doch seer vrindelijck is beantwoort, daar bij voegende, dat seer gepresseert was om na Zeelant te vertrecken en dat dien avond noch meende af te vaeren en dat, na zijn retour aen de Leeden van de Hooge Regeeringh audientie soude verleenen; waerop sijn afscheyd neemende, is door een van de Heeren van het gevolgh, die meede ingecoomen waeren, aen sijn Hoogheyd gesegt, dat de predicanten audientie versogten, dog heeft deselve gerefuseert, vermits sijn vertreck seer gepresseert was. De predicanten egter sijnde in huys gecoomen, hebben den Prins reets buyten de camer en op de bassecourt om uyt te gaen, gevonden, doch sijn egter geavanceert, en is den Prins, teekenen van ongenoegen geevende over deese ongemackelijke visite, weeder binnen gecoomen, en door de predicanten van de Nederduytse en Walse gemeente, neevens den predicant van het gasthuys, staende in den ingangh van de deur van het salet, Dns Ruysch, oudste predicant der Neederduytse gemeente, het woord voerende, gecomplimenteert geworden, hetgeen met wijnigh woorden door sijn Hoogheyd beantwoort sijnde, is denselven weeder uytgegaen ende door de Magistraet tot aen de coets uytgeleyt, eeven als in het aencoomen was ontfangen geworden; ende is alsoo door de schutterye, die aen twee reyen tot aen de Rotterdamse poort geschaert stonden, rijdende, de stadt gepasseert, werdende middelerwijl de clocken geluyt, op 't clockespel gebeyert en door verscheyde trompetters, op de camer van de Gouverneur der Zaeyhalle geplaetst, op trompetten en walthoorens geblaesen ende het canon gelost in manieren, als hiervooren gesegt is. | |
[pagina 143]
| |
De Heeren van de Weth weeder binnen sijnde, sijn de Predicanten vertrocken. Ende nadat haer Ed. Achtb. noch eenigen tijd met den anderen gesproocken hadden, is de vergadering van de Weth gescheyden. De Heeren Burgemeesteren sich hebbende met de ministers begeeven na het stadhuys, hebben de schutterye de marct op sien trecken, en nadat alle de compagniën in ordre waeren gestelt, sijn twee Capiteyns bij Heeren Burgemeesters gecoomen, vraegende of noch iets verders van haer Ed. Gr. Achtb. dienst was, en permissie om in het aftrecken voorbij de camer der Heeren Burgemeesteren met de piecken, bartisanen en vendels te moogen salueren; waerop geantwoort is, dat Heeren Burgemeesteren seer voldaen waeren over de goede ordre door de Heeren Officieren en schutters in deesen gehouden, en dat aengenaem soude sijn, ingeval de saluade voorbij haere camer door de Capiteyns, Luitenans en Vendrigs geschieden; doch dat haer Ed. Gr. Achtb. geresolveert waeren bevoorens op de voorsael van het stadhuys te coomen ende van de puye van het Raedhuys de schutterye door een Secretaris voor haer genoome moeyte ter eere van den Prince van Orange te bedancken; hetgeen oock inmediaet is geschiet, en sijn daerop de compagniën in goede ordre afgetrocken, maeckende de Officieren haer reverentie in het aftrecken voor de Heeren Burgemeesteren, die voor de opengedaene vensters in haer camer stonden. De schutterye sijnde afgetrocken, is de compagnie der vrijwillige burgers op de marct gecoomen, maekende front na het stadthuys; dewelcke op deselve manier sijn bedanckt en afgetrocken, als van de schutters is gesegt. Welcke vrijwilligers door hunne Officiers na het Hof sijn geleyt ende aldaer alle, immers seer wijnigh uytgesondert, het geweer hebben overgegeeven, om aldaer schoon gemaeckt en bewaerdt te werden. Ende is alsoo deese ceremonie met seer goede ordre en wonderlijcke stilte, tot aller genoegen geëyndigt. | |
[pagina 144]
| |
Remarques op het verbaal van het gepasseerde binnen Delft, Mey 1747.1o. Off de Staten van Zeeland op den 25. April den Hr. Prince tot Stadhouder gecreëert hebben. Ik meene, dat op dien dagh de eerste aandrang der burgers te Ter Veere geschied zij. 2o. Bij te voegen sub 1o. Mey: dat een parthy volck met slaande trom en vliegende vendels zich op 1o. Mey na de Oost-Indische Camer hebben begeeven, om het vlaggedoek, dat aldaer was, af te eyssen, tot het maaken van wimpels en vlaggen (sijnde het ten dien daege verkooping), hetgeen aan haar door de presente Heeren wierd toegestaan en al het vlaggedoek aan dezelve gegeven. 3o. Sub 3 Mey bij te voegen: dat 2 orange vendels aan weerzijden de puye wierden uytgestooken. Dat de trompetters en waldhoornisten (waertoe diegeenen, welken op de buyten-jagten alhier gevonden wierden, sijn geëmployeert) geplaast waaren op de bovenzaal, boven de puye van het Raadhuys. |
|