Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 2
(1879)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Memorie van den capitain ter zee Ver-Huell, met 's lands esquader in het jaar 1784/5 in Indië geweest zijnde.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanval van een moedigen en magtigen vijand af te keeren. Deeze twee reedenen maaken onder anderen, dat 't absolut noodzaakelijk is, dat men een vloot of esquader daar heeft, om de kragt onzer defensie over al te kunnen transporteeren. Voor een stand- en vergaderplaats der scheepen, zoo meede tot 't nodig opregten der magazijnen, is mijnsbedunkens Mallakka de beste geleegentheid van geheel Indien, zoo wel om de gezondheid, die nergens beeter zijn kan, als ook om dat men ten allen tijden van daar over al heen kan koomen; om dat men voor alle saisoenen vijlig legd voor stormen en orcaanen; om dat 't een pas is die de communicatie met de Oost en China zeer belemmert, en eyndelijk dat 't zeer gemakkelijk is om door een of twee fregatten de vaart open te houden met Batavia, van 't uyterste gewigt voor alle onderneemingen, zoo wel om den overvloed van alle leevensmiddelen, als om dat het Eyland Onrust de beste geleegentheid is ter vertimmering, kieling etc. die een zeeman kan begeeren. Het jatie of cajaten hout, zoo goed, zoo niet beeter dan 't eyken, is in overvloed op Java te krijgen en niet duur, hetgeen ligt na te gaan is uyt de hier bijgevoegde uitreekening, dewelke ik durf verzeekeren dat egt is. Hoeveel de houtwaaren van 't hol van een schip, vergeleeken bij 't kostende in Europa, op Java zoude koomen te staan, ziet bijlaag no. 1, kostende een balk van 13 vt lang en 12 duymen in 't vierkant nog geen vijf rijksd., kniën en kromhouten na rato, zoo wel als grooter balken, wel verstaande dat de Compagnie die leevert voor het inkoops prijs. Zaagmoolens zijn op Batavia en Onrust; ook komt gezaagd houd van Japara (een onzer bezettingen op het eyland Java). IJzer, koper en lood moet men uyt Europa hebben, ook touwwerk voor staand en loopend wand, maar om ankertouwerk behoeft men niet verleegen te weezen, die worden te Batavia, op het eyland Edam en nog meer op Cijlon geslaagen van kajer, de buytenste bast van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
callappernoot, en ook van de buytenste bast van den areekboom, zijnde niet duur; de Compagnie gebruykt dezelve om die reeden meenigvuldig; verscheyden der O.-I. schippers hebben mij betuygd dat 't zoo goed en beeter houwen is als de Europeesche touwen, zijnde die ook al dikwils slegt en verstikt in de magazijnen; pik en teer, bijna zoo goed als 't Europesche en wijnig duurder, is te Batavia ook in quantiteidt te krijgen. In den laatsten oorlog (is mijn gezegd) zijn er veele honderde vaten na Mauritius vervoerd. Zeyldoek, van catoen gemaakt, is zoo lang en breed als het vaderlandsche, heel goed tot alle ligte zeylen, word te Batavia geweeven voor 14 rijksd. de rol, ook zoude het des noods wat zwaarder kunnen gemaakt worden voor mars- en onderzeylen; dan 't catoen heeft dit nadeel dat het lang zoo duurzaam niet is als hennip, ook doet de reegen er veel effect op, evenwel neemt dat niet weg, dat men er zig in tijd van nood van bedienen kan. De Chineezen worden goeden scheeps timmerlieden, de vreemde natien gebruyken hunne dienst op de Batavische reede voor ten hoogste een rijksd. daags en bevinden er zig heel wel bij; ook leevert die natie schoone mattroosen op, alleen met deeze bepaaling, dat zij tot nog toe hardnekkig blijven wijgeren van te klimmen en na boven te gaan, de zeylen vast te maaken en te reeven; voor het werk beneeden zijn zij onverbeeterlijk, ook zoude zij van nut konnen zijn in een gevegdt om geplaatst te worden op de onderste batterij, dewijl zij in een heet climaat sterker en vlugger zijn dan de Europiaanen; daar waaren er 24 aan boord van 't O.-I. schip, daar ik de reijs mede van de Caap na Batavia heb gedaan, als meede op hetzelve daar ik de terug reyse meede zoude doen, dan zij hebben mij bij alle gelegentheid, mooy of slegt weeder, wel voldaan, zijn altoos gewillig tot werken en vrolijk. Ziet de verdere reflectie op dat suget in de bijlaag no. 2, als ook omtrent de Javaanen. Op het eerst genoemde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schip waaren ook 24 Javaanen; deeze waaren veel trager en luijer: men had er lang zoo veel dienst niet van, schoon se meede na booven gingen, als van de Chineezen. In de laatsten oorlog heeft de Compagn. door verleegentheid veel tijds haar toevlugt genoomen tot deeze inlandsche mattroosen; maar dit is niet altijd even wel uytgevallen, wijl zij bestierd moeten worden met veel voorzigtigheid. De Chineezen zijn duur; de Comp. gebruykt hun veel, zoo wel tot lossen en laaden op de Bataviasche reede als op haar vaart in 't land; zij verdienen 24 p. of 10 rijksd., buyten de kost, en dit is ruym de helft meer als de Javaanen verdienen. Particulieren hebben een proef genoomen, of twee scheepen bemand met 280 koppen, onder welke 170 Malijiers waaren, dat zeer wel is uytgevallen. Op de kotter, daar ik meede van Riouw gekoomen ben, waaren onder anderen 10 slaaven jongens, toebehoorende aan de eygenaar van 't vaartuyg; sommige van hun waaren gebooren op het eyland Balie, en weeder anderen op de eylanden in groote Oost, sijnde dat van de Bouganeese kust; onder deeze kaerels waaren een stuk of ses superbre mattroosen, bequaam tot alle scheepswerk en onvermoeyd; men verzeekerde mij dat zij in differente actien teegen den vijand, hoezeer of het de laatstgenoemde haar landslieden waaren, zig exelent gedraagen hadden. Particulieren hebben tot hun gebruyk in deezen oorlog een quantiteid slaaven laaten koopen op het eyland Balie, zijnde dat, volgens de generaale getuygenis, stoute, schoone kaerels, dan die, dezelve door een en anderen evenementen niet nodig hebbende, heeft ze de Comp. van hun overgenoomen en op een van hun scheepen, genaamt de Mercuur, op de Bataviasche reede aan boord gezonden, om daar geëxerceert en bequaam gemaakt te worden. Het schijnt wel, hetgeen gansch niet te verwonderen is, aangezien de gemeene, brutale en tot dat werk ongeschikte menschen, die de Comp. in dienst heeft, dat 't leeren exer- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ceeren en bekwaam maaken wat ruw in zijn werk is gegaan, altans na dat 't eenigen tijd geduurd had, zijn de schepsels, hun lot ondraaglijk vindende, tot de disperate resolutie gekoomen van het te willen veranderen ten kosten van hun leeven. Des ochtens op de parade weederom volgens gewoonte een van hun sterk mishandeld en geslagen wordende, nam die zijn geweer verkeerd en sloeg de stuurman met de kolf te harsens in; daar op (terwijl alle Europiaanse mattroozen van boord vlugten) kapte de muytelingen het ankertouw en zeylden zeewaards in. De vice Commandeur van de reede wierd direct gelast hun te volgen met een der gewapende scheepen, dewelke bemand met 300 koppen; men agterhaalde hun wel haast, en daarop begon een formeel gevegt, hetwelk zoo wel gesoutineerd wierd van de zeyde der muytelingen, schoon nog geen 100 koppen sterk, dat men hun niet konde meester worden; dit heeft tot 3 a 4 dagen geduurt; men schoot hun de masten van booven neer, en zij regte snags weederom stompen op; zij avanceerden alle daagen al verder in zee; eindelijk nam men de resolutie van te enteren, 't schip raakte in brand en verbranden; men kreeg eenige gevangen, dog ver de meeste ontkwamen. Dit voorval, hoe zeer ongelukkig, heeft mij echter geen kwaad idee van dit volk, hun beleid en bravoure gegeven: denkelijk zoude men met zulke menschen, wel bestierd en goed geexerceerd, wat uit kunnen voeren. In 't algemeen is mij verzeekert, dat men 't beste zeevolk onder de Mooren vind; de Engelsche gebruyken hun veel, door dien zij veel bezittingen op de vaste kust van Asia hebben en dus beeter in de occasie sijn om se te kunnen aanwerven. Op sommige der scheepen van onse Comp., die op Suratten en de kust vaaren, vind men se ook nog al; onder de Engelsche particuliere scheepen zijn er veel, die hun geheele equipage uit Mooren bestaat, en zelden of nooyt hoort men dat 't niet goed gaat of er ongelukken van koomen. Buskruyd word te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Batavia zoo goed, zoo niet beeter, gemaalen als in Holland en is maar wijnig duurder: men kan gemakkelijk 400,000 ℔ 's jaars vervaardigen. Het canon en alle oorlogs amunutie moet uit Europa aangebragt worden, anders is het niet te bekoomen. Masten, zelfs voor de grootste driedekkers, vind men in overvloed op de N.O. kust van 't eyland Sumatra over Mallakka, maar zij zijn zwaar en bros; echter gebruykt de Comp. die dikwils, ook zijn zij geamploijeert op de Fransche vloot onder de Adm de Suffren. Om UHEd.Gest. exact te kunnen berigten aangaande de victualieering en hoe veel de mattroosen komt te staan aan de Comp. in 't land, is in weerwil van mijn aangewende moeyte daar toe, mij tot nogtoe niet mogelijk geweest regt uit te kunnen vinden. De prijzen van de voornaamste dingen, als rijst, katjang, gedroogde vis etc. zijn zoo verschillende, de eene tijd of de anderen, die geene die 't afleevert, zes zoord door elkanderen, en word de schelm mede gespeeld, dat men er niet wijs uit kan worden. Ook zijn natuurlijker wijze de administrateurs en bediende, die de victualie af moeten leeveren, zoo geheim met hun zaaken, dat men wijnig te weeten kan krijgen. Evenwel zal ik, zoo veel mij mogelijk is, mijn consideratien ter needer stellen. Hetgeen verder daartoe betrekking heeft kan UHEd.Gest. in de Bijlaag no. 2 vinden. Hetgeen men uit Europa hebben moet is zoute vlees, spek; azijn word gemaakt, dog is slechter; olie word op Java gemaakt, dog is genoegzaam onbruykbaar; evenwel word die zomtijds op de Comp. scheepen gebruykt, dog ook dikwils vaderlandsche; alle andere dingen, tot de victualieering behoorende, is er te krijgen, als daar is rijst, hetgeen in plaats van gort en brood moet verstrekken; brood is daar niet te krijgen en kan er ook niet na toe gevoerd worden in die quantiteid. De Catjang, een zoord van klijne erweten, groeijende op het eyland Java, daar soup van gekookt, verstrekt in plaats van snert of erwten soup; voor het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overige drooge vis of karrewaat; sterke drank is er in overvloed. Mijns bedunkens is de beste en goedkoope manier van victualieering in Oost-Indien deeze, dat men conventie tragt te maaken met de Comp. voor hoe veel stuyvers daags of se de mattroosen willen onderhouden, wel te verstaan van die spijze, die er in het land vallen; van al hetgeen dat er na toe gezonden moet worden uit Europa, namentlijk spek, vlees, azijn, olij en boter, zoude 't land of zelve kunnen zenden, of van de Comp. overneemen, mits dat die 't leeverde teegens inkoop kostende. De manier van victualieering, zoo als die op de Comp. oorlogsscheepen toegaat, staad mij in 't geheel niet aan: die krijgen ook van 't een en ander nog extra meer als de commersiescheepen; de victualieertijd verstreeken zijnde, vraagd de Capt aanstond weeder nieuwe, schoon genoomen er dikwils nog een derde van de oude in 't schip is; hier vind hij natuurlijker wijze zijn reekening bij: of die oude word verkogt, of men krijgt de nieuwe niet alle maal in 't schip, maakende dan de administrateur dus voor een prijsje afleeverde in plaats van victualij geld. Den arme en beklagenswaardigen mattroos in die gewesten lijd niet wijnig door deeze schelmerijen, als wordende meest al in zijn randzoen, om dat de schipper dog niet te wijnig zal over houden, benadeelt. Het is niet te bepaalen voor hoe veel geld er jaarlijks randsoenen van de Comp. door de schippers verkogt worden op Batavia. Onse oorlogscheepen waaren, hoe zeer hunne victualietijd uit was, nog rijkelijk voorzien van alles: een randzoen briefje onder mij berustende van de Princes Louisa, hoe veel of er bij mijn vertrek nog in 't schip was, kan zulks aanduyden; evenwel vond men op Batavia goed om nog randsoenen na het esquader toe te zenden; het Mallakkische schip, daar ik meede na dat comtoir ben toegezeyld, was daar gedeeltelijk meede belaaden. Nu moet men echter ook in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
consideratie neemen de meenigte zieken en dooden, die er in 't esquader waaren, als maakende zulks de consumptie merkelijk minder. Men zoude ook kunnen probeeren, om dat 't niet wel te bepaalen is wat het beste is, en laaten eenige van de scheepen hun victualy inkoopen van particulieren, wel te verstaan al 't geen 't land opleeverd: misschien quam dat nog beeter koop uit; het zou dog eevenwel ook al weeder aan veele moeylijkheedens onderworpen weezen; de Comp. kan zekerlijk de meeste dingen het beste koop leeveren, ging het met hunne dienaren maar richtig in 't werk. Ik ben in 't vervolg, de memorie al tot hier toe geeyndigd te hebben, in staad gesteld UHEd.Gest. van alles te berigten tot dit art. betrekking hebbende, 't geen uit bijlaag no. 3 te zien is. Men kan uit al dit voorgaande zien, dat een vloot in de Indien nergens gebrek aan behoeft te hebben, als er maar bij tijds gezorgd word voor de wijnige Europiaanse dingen, hier boven genoemd. Dewijl 't onmogelijk is overal een genoegzaame sterke magt te houden, dient men als de voornaamste posten van verweering, mijns bedunkens, te prefereeren Batavia, Mallakka, Cijlon en de Caap de Goede Hoop. De behoudenis van de eerste plaats is absoluyt noodzakelijk om dat se de hartader van 't leeven der maatschappij is; had den commandeur Johnston, na het mislukken zijner expeditie teegen de Caap, direct cours gesteld na Batavia, hij zoude 't zeer waarschijnlijk met geringe moeyten veroverd hebben, want toen was daar wijnig toestel tot verweering (Toen Adm Huges in deeze zeeën verscheen, is mij verzeekert dat 't garnisoen van Batavia maar bestond uit 80 dienst doende Europiaansche soldaaten; toen ik die hooftstad verliet waaren er 200). Met Batavia zoude het gansche eyland Java en eyndelijk geheel Indien van zelfs gevallen zijn in handen van den vijand, soo wel uit gebrek aan leevensmiddelen, als andere noodzakelijke onder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steuning; thans is het beeter voorzien, maar nogthans in verre na zoo niet als het behoorde te weezen. Voor de land- en waterpoort van 't kasteel heeft men twee lunette gelegd, die niets wilde zeggen: ook is die geheele sterkte van binnen zoo vol gebouwen dat men de bezitters met eenige wijnig bomben tot 't uiterste kan forceeren. Nog gebrekkiger is de stad, even als het kasteel met een hoogen muur omringt, op veele plaatse zeer ingesakt en geheel onbequaam tot defensie; op de punte beplant met canon, waar zeeker met de meeste geen drie schooten zal gedaan worden of de affuyten vallen aan stukken van elkanderen: zoo slegt zijn die voorzien. Om deze reeden heeft de Hooge Regeering door het opwerpen van eenige batterijen, het aandoen der stranden en naderen na de stad tragten moeijelijk te maken; maar dewijl die niet zijn aangelegd, mijns bedunkens, op plaatzen, die door hunne situatie de defensie kragtdadig ondersteunen, is er wijnig hoop dat alle deeze werken aan 't gehoopte doelwit zullen beantwoorden. Het land, oostwaards van de stad geleegen, is ter lengte van ruym 400 roeden, zeer week en modderagtig en boovendien doorsneeden met veele visvijvers en slooten, zoo dat het niet waarschijnlijk is dat men hier iets behoeft te vreezen. Het eynde van dit strand stoot teegen een breed en tamelijk diep water, de zoutrivier Ansjol genaamt, aan bijde zijde begroeyd met digte wildernissen; meer oostwaards is de grond zandig en hard, maar de passagie na de stad gaande is zeer smal en permitteerd op veele plaatsen nauwelijks dat ses man in 't frond kunnen opmarcheeren. Van 't groote nadeel van der opmarch, zoo wel als om de meenigvuldige reeven en ongelijke dieptens, voor dit strand leggende, is het niet waarschijnlijk dat de vijand het daar zal zoeken. Te Batavia is men echter zoo vast in 't contrarie denkbeeld geweest, dat daar op eenige afstand van elkanderen vijf batterijen zijn opgeworpen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl men aan 't wester strand maar een eenige, gansch niet zwaar gemonteerde, gemaakt heeft. Het zoude veel beeter zijn geweest langs de zoo even genoemde zoutrivier Ansjol een lienie te trekken en die met een goed gedeelte van zwaar canon bepland, dewijl dit, gevoegd bij de situatie van het terrain aan de overzeyde, alle aannaderinge, zoo niet geheel onmogelijk, ten minsten ten uytersten gevaarlijk maakt. Een gedeelte der landmilitie zoude men met groot succes in de wildernisse kunnen plaatsen, alwaar zij zig zeer goed kunnen verdeelen zonder bevreest te weezen dat vreemde troupen haar daar zullen vervolgen, ongereekent dat het meer overeen komt met den aart der Javaanen, zig op dergelijke plaatze te verweeren dan op het vlakke veld. Eene steene fort, Ansjol geheeten, niet ver van daar geleegen, is ten eenemaal nutteloos, dewijl het op geenderlij wijze kan te zaamen werken tot eenig plan van defensie. Het strand van de stad aan de westzijde is doorgaans hart en reedelijk wel geschikt om met succes te landen. Omtrent een uur gaans buyten de stad is een uitwatering, de Fluyt genaamd, geduurende den oorlog geslooten met paalwerk, dat nu al wederom verwaarloost en vergaan is: ook legt aldaar de batterij hier booven genoemd. Omtrent in 't midden tusschen de stad en deeze plaats heeft men de wildernisse tot aan de zee schoon gekapt, het welke voor een groote onvoorzigtigheid moet gehouden worden, om dat men den vijand dus den weg geweezen heeft waar hij kan inkoomen; het strand is daar zoo vast, dat men zonder merkelijke ongemak tot aan zee gaat: ook is daar voor 't gelande volk beeter geleegentheid zig te formeeren en in ordre op te marcheeren, niet teegenstaande zoo wel hier als daar geschikte plaatse zijn de nadering na de stad beswaarlijk te maaken, en door het oordeelkundig gebruyk eener goede veldartillerie, zoo meede door 't plaatze van knappe schutters in tuynen en wildernis, hun veel volk te doen verliezen. Aan de mond van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de groote Rivier, waar in men opvaart van de reede na Batavia; is een zoogenaamd waterkasteel; het was genoegzaam gansch weg gezonken, dan met den oorlog heeft men het weer opgehaald; evenwel wil het bijzonder wijnig zeggen. Een wijnig verder na binnen vind men nog een werk, 't Loo genaamd; dog het is niet denkelijk dat den vijand ooydt zonder het zig te beklagen, zal probeeren de stad te attaqueeren, door deeze rivier vaarende, dewijl 't onmolijk is, als men van een behoorlijk getal goede artillerie voorzien is, om teegen 't canon dat men op 't waterkasteel, op 't Loo en op nog een batterij verder binnenwaards vind, die alle de rivier bestrijken, met booten en chaloupen kan inkoomen; evenwel zoo als de omstandigheeden thans zijn, durf ik de gevolgen niet te bepaalen, zoo Batavia [door een] entreprenant Chef, die op de bravoures van zijn volk kan vertrouwen, op die wijze geattaqueert wierd. Het algemeen voordeel van 't Bataviasche strand is, dat men nergens [landen kan], behalven op een plaats, Tranjong Priok genaamt, beoosten de stad, en daar zal men 't niet probeeren, wijl de opmarsch na Batavia te lang en bijna onmogelijk is, zoo digt met de scheepen kan naderen, dat men de landing kan dekken (een van de eerste vereystens, wil men landing met vrugt doen), zoo dat 't vuur van de wal wel gederigeerd zijnde, een schrikkelijke slagting zoude verwekken eer men 't land genadert is. Zeer waarschijnlijk zal een kundig vijand de nodige magt met zig brengende, twee attaques formeeren, een blinde en een waare, om de verweering van de wal te verdeelen, en dewijl de front, dewelke men na 't presente plan van defensie wil verdeedigen, ruym twee uuren breed is, begrijpt men ligtelijk hoe dificil het zoude vallen, de troupe van de eene zijde naar de anderen te transporteeren, zoodra men de waare van den blinde aanval had onderscheiden. Nog ongelukkiger is het begrip geweest der Hooge Regeering om 't eyland Onrust te willen verweeren, want daar dit ruym drie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uuren van Batavia ligt, is 't van zelfs aanstonds afgesneeden, en geheel vervuld zijnde met gebouwen, terwijl de grootste scheepen op de meeste plaatsen, tot op een pistoolschoot kunnen naderen, heeft men niet anders te verwagten dan een totale verwoesting binnen wijnig tijd, zonder dat de batterijen, aldaar opgeworpen, eenig teegenweer van aanbelang kunnen verrigten: ten minsten het volk bij de stukken op de batterijen blood staande voor het vuur uit de masten, zullen weldra genoodzaakt worden hun posten te verlaten. Zelfs ben ik van begrip, dat een kundig Chef zig wijnig om dit eyland zal bekommeren, maar het door een of twee fregatten bezet houdende, zal noodzaaken zig over te geeven, zoodra 't lot van Batavia gedesideert is. Het eyland de Kuyper, digt aan Onrust leggende en ook bebouwt met pakhuyzen, en alle de andere eylanden, als Purmerend, Edam &c., vallen dan van zelfs in 's vijand handen. Onvoorsigtig is het dierhalven dat de Comp. op de twee eerste gen̄ eylanden zoo veel pakhuyzen heeft met kostbaare goederen, als Japans staafkoper, tin, peeper, coffij &c., alle het welke een schoone buyt zouden uitmaaken, gesteld zelfs dat het niet gelukte, of dat men niet voorneemens was Batavia te attaqueeren, maar alleen om een stroop te doen op de reede, om de scheepen en dit eyland te vernielen. Men tragte zulks te verschoonen, met te zeggen dat het lossen en laden hier zeer gemakkelijk is; maar de tijden zijn thans veranderd, en dewijl de Republicq meer dan ooyt gevaar op zee te vreezen heeft, moet elk haare ingezeetenen hier na bij tijds zijne maatreegelen neemen. Om Batavia met succes te verweeren, geloof ik, dat men ten minsten nodig heeft 2000 wel gediciplineerde Europiaanse soldaaten, 500 goede artilliristen en 2000 geexerceerde inlanders, gecombineerd met 't corps landmilitie, sterk 8000 man, opgerigt in 't jaar 1782, maar thans weederom genoegzaam vervallen, dat gewis niet zeer voorzigtig gehandelt is, alzoo die luyden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de wijze hoedanig men hun wilde gebruyken, nu eerst 't regte denkbeeld gekreegen hebbende, zeer gewillig waaren, zoo wel als veele voornaame Landsheeren, die tot het opregten van 't zelve veele kosten hebben gemaakt, zonder dat men zelfs diesweegens niet eens bedankt heeft. In 't begin van den oorlog was de Hooge Regeering uyt gebrek aan volk verpligt vier a vijf duyzend man hulptroepen te accepteeren van de Javaansche Vorsten, die omtrent twee jaaren buyten Batavia hebben gecampeert, veele moetwilligheeden hebben bedreeven en de Comp. eenige guldens hebben gekost. Dit besluyt, uit nood genoomen, kan in der tijd van doodelijke gevolgen zijn, alzoo dat volk nu compleet in den wapenhandel (die zij van te vooren maar heel gebrekkig verstonden) bedreeven is, en men door deeze volkleening duydelijk onze onmagt aan de Javaansche vorsten heeft getoond. Om deeze reeden en dewijl men de landmilitie altoos bij de hand heeft, daar de hulptroupen van de Vorsten eerst moeten verzogdt worden en dan nog van zoo ver moeten koomen, dat het wel te laat kan weezen, is het onverschoonlijk dat men die magt heeft laten vervallen, te meer wijl 't op de been houden wijnig heeft gekost, zoo dat hier teegen op een kragtdadige en duursaame wijze prompt diende te werden voorzien. Ik ben in staat UHEd.Gest. te doen geworden de copie van een document, ter dier materie dienende, waar uit UHEd.Gest. zal kunnen zien wat de hulptroepen en het corps landmilitie aan de Comp. gekost heeft, en teffens om laatstgemelde corps, zonder dat 't de Comp. iets heeft te kosten, te onderhouden. Dat de ingezeetenen van een Land desselfs natuurlijke verdedigers zijn, word bij de meeste regeeringforme altoos begreepen. Hier behoord men vooral dit in 't oog te houden, daar men gevaar loopt van met den slag gewaarschouwd te worden. Dewijl Batavia nietteegenstaande alle de moejten, die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Hooge Regeering daar aan doet, met het inlaaten van meerder versch water, het opkappen der boomen, het lugtig maaken der wagten en anderen niet nuttige verbeeteringen, dog altoos een kerkhoff der Europiaanen is, moet bij het zenden van een aanmerkelijk ontzet van volk direct gezorgt worden, dat de manschappen buyten worden gelogeerd, waar toe bij de fortresse Meester Cornelis, ruym twee uren gaans landwaard in geleegen, zeer goede occasie is: geschied dit niet, dan is alles verlooren, dewijl de ondervinding dagelijks leerd, dat de sterkste menschen, binnen geplaats zijnde, het geen twee maanden goed maaken; in den dienst buyten de stad zullen zij, behoorlijk in beweeging gehouden en geexerceerd wordende, het beeter goed maaken. De stad moet bewaakt worden door een piquet, post houdende op de Waterplaats, dat alle 8 daagen word afgelost, en dagelijks de noodige manschappen voor de principaale posten, de hooftwagt en kruytmagazijnen naar binnen zenden. De poorten kunnen wel vertrouwt worden aan Inlandsche militaire, oude Europiaanen, opper- en onderofficiren, hetgeen thans uit gebrek aan volk ook geschied; maar in 't algemeen is 't mij voorgekoomen dat het krijgsweesen in Indien zoo magtig vervallen is, dat men er nooyt iets goeds van hoopen kan, zoo er niet een geheel niew corps, van de Chef af tot de laaste tambour toe, word na toe gezonden, dat bezield is met een regte militairen geest, die men ten minsten te Batavia onder de officieren en onderofficieren vrugteloos zoekt: de ambitie schijnt daar geheel te zijn uitgedooft. Ook diend gezorgd te worden, dat de officieren niet direct, in haar avancement als anderzints, van de Hooge Regeering dependeere; de leeden die uitmaakende, al dikwils in de laagste classes geboore zijnde, hebben zelden een regt idee van 't militaire weezen, hunne ziel enkel aan 't commercieweezen hangende, beschouwt al wat uniform draagt, met een veragting, die aller gevoelegst en verneederend is. Niets kan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar van tot grooter bewijs strekken als dit, dat den teegenwoordigen Gouverneur GeneraalGa naar voetnoot1) zig laat bedienen aan tafel door een officier, die onder den naam van hofmeester passeert; het kan gewis voor den regtschaapen officier niet dan allergevoeligst weezen, een van zijn confraters in hun uniform agter de tafel met een bord onder den arm te moeten zien staan; ook moet den vreemdeling, dit ziende, zig al wonderlijke idées formeeren. Hoe kan men groote, verheevene daaden verwagten van een corps, op deeze voet ingerigt; geen fortuyn word er onder gemaakt, als kruypende; den fatzoenlijken man en officier van ambitie, wiens ziel niet gewoon is aan slaafagtige onderdaanigheid, zijn lot is binnen wijnig tijd van miserie en disperatie te sterven: een aantal voorbeelden strekken daar ten bewijzen van. Dit alles kan, herhaal ik, niet veranderd worden als door een geheele omwenteling van den millitaire stand. Ook moet den officier beeter betaald worden. Ik heb van de ongelukkige soldaten met voordagt niets gezegt, om dat UHEd.Gest. wel zal kunnen nagaan, als het met de officieren zoo is, hoe het dan met den gemeene moet gesteld weezen. Ik heb geduurende mijn verblijf op Batavia de differente wagten doorgewandelt, maar ik betuyg, nooyt zonder de grootste aandoening: het hart sluyt toe op het gezigt van de verzwakte en dikwils stervende soldaten, dewijl zij 't zoo lang uithouden als maar immers mogelijk is, uit vrees voor de hospitaalen, te meer als men dan in aanmerking neemt hoe nodig die menschen in dit gewest zijn: hun lot is aller beklaaglijks en ongelukkig; van hunne randzoenen, hoe zeer er genoeg van de Comp. verstrekt word, komt nauwelijks de helft aan haar toe; is mijn dikwils verzeekert, er zijn meer anderen die daar een middel van bestaan uit vinden en zig tragten te verrijken met hetgeen die arme schepsels wettig toekoome. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet veel beeter is het gesteld met de zeemagt: de meeste denke meest om spoedig rijk te worden, als om wel te dienen. Ik ben meer als eens geduurende mijn rijs en aan boord van de O.I. scheepen daarvan ten alderduydelijkste overtuygt geworden. Het was gewis van de uyterste noodzaaklijkheid, dat er altoos op de reede van Batavia een schip van linie lag, met een of twee fregatten, zoo wel om order te houden, als bij onverwagt toeval bij de hand te zijn; maar om fris volk gezond te bewaaren (dat altoos heel dificiel blijft), moeten de scheepen ver buyten leggen; nooyt moeten dezelve verder als Onrust koomen; de equipasien moeten zoo min als mogelijk is, en het was beeter nooyt, aan de wal koomen; veel minder moet het gepermiteerd weezen der een Europiaan op de sloepen roeydt: dat vernield veel volk, die arme schepsels moeten dikwils, uuren lang geexponeerd aan de brandende zon weezende, dat aldernadeeligst is, een zwaare en moeijelijken arbeid doen; van de chaloup daar de Commandeurs of Equipagemeesters daaglijks meede roeydt op de reede en daar 12 man op is, sterven niet zelden tot twee keeren 's jaars alle de roeijers, zijnde dit ordinair van 't jongste en uitgezogte volk. De Comp. moest op een oud schip altoos een partij Inlandsche roeijers in dienst houden, om gebruykt te kunnen worden tot het af en aan vaaren: want behalven dat dit veel zoude contribueeren om de Europiaanen te spaaren, zoude zulks al meer de exerzitie van het zeeweesen leevendig maaken bij die natie, dat door den tijd van nut kan weezen, alzoo onder hun veele vlugge en stoute kaerels worden gevonden. Het is onmogelijk de reede teegens de vijand anders te dekken dan met scheepen: dit is nooyt te veranderen, zoo dat ik daarvan niets zal zeggen. De hospitaalen zijn regte pestwinkels; wel twee derde die er koomen sterven daar in, en zoo lang de binnen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regentsplaatsen lucrative posten moeten blijven van 20,000 Rd. en meer 's jaars, is daar altans geen verbeetering van te hoopen; maar zeedert eenige jaaren heeft men op de reede een hospitaalschip gehouden, dat van groot nut is, te meer de zieken aldaar continueeren hun maandgeld te genieten, dat geen plaats aan de wal heeft; van 't volk dat aldaar komt te leggen sterft ongelijk minder; ook zijn zij aanstonds bij de hand om uitgemonsterd te kunnen worden, als er een schip vertrekt, terwijl ik onderregt ben dat men in de land-hospitaalen, vooral buyten de stad, altoos een groot getal gezonden aanhoud, om des te meer te profiteeren van 't kostgeld. Wierden se dan door de Regenten nog maar wel onderhouden, maar neen, die arme schepsels zijn dan dikwils in de harde noodzaaklijkheid, willen ze genoeg eeten, om in Batavia langs de deuren te gaan bedelen; hier uyt spruyt dan dat nadeel ook nog voort, dat, wanneer de matroosen sommige der ingezeetenen tot medelijden verwekt hebben en wat bij elkanderen heeft gekreegen, in plaats van daar spijs voor te koopen, het in sterke drank besteed, zig dronke drinkt, dikwils op strand blijft leggen, weeder op nieuw instort en met zijn leeven de slegte zorg, die men voor hem genoomen heeft, betaald. Ik logeerde juyst op de weg die na het buyten-hospitaal strekte; dat maakte dat ik verscheyde maale getuygen van 't zoo eeven bijgebragte geweest ben. Het komt zeekerlijk alleronbegrijplijkst voor, wanneer men met veel deftigheid, op een toon en met weezenstrekken vol van meedelijden, hoort klaagen, zelfs door lieden van de directie en die het opperbestier hebben, over de groote sterfte, die er dagelijks onder de mattroosen en soldaten is, over den ongelukkigen toestand waarin men daardoor telkens gebragt word, van geen volk te hebben, nog om de vaart voort te zetten, nog om de stad te bezetten en de andere bezittingen bij te kunnen staan; - wanneer men dit aan de eene kant beschoud, en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar dan teegen over steld, dat die zelfde menschen nooyt nog geen ogenblik schijnen gedagt te hebben om teegen dit ongeluk zoo veel mogelijk te voorzien, en alle de middelen aan te wenden die er zijn tot conservatie van die schepsels, die men zoo zeer schijnt te regretteeren, komt het, herhaal ik, alleronbegrijpelijkst voor. Was het, dat men 't welvaaren van de Comp., aangezien de groote kosten die er jaarlijks gemaakt werden voor 't uitzenden van 't volk, al niet wilde behartigen, de menschelijkheid moest meer uitwerking op de harten maken, zoude men met reede veronderstellen. De ondervinding leerd, dat de zieken in de frisse lugt aan boord op 't hospitaalschip beeter en spoediger geneezen; dat helpt niet, de binnen Regenten van de hospitaalen zijn dikwils favoritten van de Gouverneur, en die moeten geld winnen, daarom moeten de arme mattroosen daar na toe getransporteerd worden, niet zelden ten kosten van hun leeven. Waarom maakt men niet, in plaats van één, twee a drie oude scheepen tot hospitaalen? Men zoude die, om nog meer te werken tot behoudenis van de menschen, wat van de Bataviasche reede kunnen laaten verwijderen; de frissche lugt zoude zeekerlijk daar al weeder veel meedewerken tot spoedige geneesing; zelfs zoude men in de goede mousson een van die scheepen met reconvalescenten, die de reede van Batavia omringen, kunnen late gaan leggen: daar konde de zieke, dagelijks aan de wal gaande, ook van de landlugt jouisseeren; men zoude een dier eylanden ook denkelijk met veel nut wel kunnen gebruyken om een hospitaal te bouwen, zoo als werkelijk op 't eyland Purmerende een lazeret en op Onrust een hospitaal staat; dog dit laatste is op de laagste punt van 't eyland gebouwd en legd dus in een soort van mouras, dat het ongezond maakt; dan mijns bedunkens moet men zoo min als mogelijk is, gebouwen van consideratie op de eylanden aanleggen, om dat men altoos | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevaar loopt, dat die in tijd van oorlog vernield worden. Onse oorlogscheepen dienen op de reede van Batavia altoos te insteeren, dat hun zieken op 't hospitaalschip getransporteerd worden; van 't esquader zijn die in 't buytenhospitaal geweest, dan zij dankte God, dat zij weederom na de scheepen toe kwaamen. Om de subalterne Officieren en gemeen van onse scheepen, zoo veel als mogelijk is, in hun matige inkomst te gemoed te koomen, in een land alwaar de meeste dinge aanmerkelijk duurder zijn als in Europa, zoude een conventie dienen gemaakt te worden, dat aan hun uit Comp. magazijnen voor het inkoopskosten, laaken en wat zij verder noodig hebben, om elk na zijn stand gekleed te gaan, wierd verstrekt: dit zoude hun veel soulageeren, zonder dat het de Comp. tot veel nadeel strekt. Batavia in 't generaal beschout, is een plaats alwaar buyten twijffel groote en gevaarlijke gebreeken heersen; maar met dit alle is 't egter, mijns bedunkens, van 't uyterste belang voor de algemeene behoudenis, niet alleen om dat alles aldaar voor de generaale huyshouding op een vaste voet is ingerigt, en zulks na geen ander oord kan overgebragt worden als met groote kosten, als ook om dat van de kragt en extensie van Batavia de geheele veyligheid van Java, de koornschuur der maatschappij, beneevens de peeper- en tinhandel van Bantham en Palambang dependeert, en wel voornamentlijk om dat geen plaats beeter geleegen is tot dekking van de Oost. Om alle deeze en meer andere reeden, die mij als een zee-officier niet zoo terstond zijn in het oog geloopen, moet men de stad maintineeren, en als booven gezegt, door een toereykende land- en zeemagt voor alle gevaaren bewaaren. De reeden, in den beginne van deeze memorie aangehaald, om Mallakka als een van de voornaamste posten van verweering te houden, zijn bestaanbaar genoeg, denk ik; evenwel kan ik niet voorbij mijne gedagten verder daar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omtrent over het een en ander needer te stellen, wijl het mijn te veel bewust is, dat de gedagten omtrent 't nut van 't al of niet behouden dier bezetting zeer verschillende zijn. Zij die beweeren dat de Comp. dat etablissement meer kost als het waarlijk aan inkomsten opleevert, hebbe, geloof ik, gelijk: want het wijnige tin, oliphanstanden en goud, dat daar van daan komt, zal denkelijk de kosten niet vergoeden, die wel genoodzaakt is voor 't onderhouhouden der ampte, militaire en het generaale huyshouding daar te maken; dan op dienzelfde voet voort te wille beweeren, dat het niet ten nadeele zoude strekken van de handel en bestaan der maatschappij om die oppervlakkig beschoude lastpost te missen, daar ben ik het gansch niet meede eens. Ongereekend de gelukkige positie waarin Malakka in de Straad van die naam legt, om ten tijde van oorlog onze redoetabelste vijand, de Engelschen, in die gewesten afbreuk te doen, door het belemmeren van hunne vaard op China en de communicatie met de Oost van Indien, vrees ik dat de tinhandel in 't bijzonder, en de verdere handel in het generaal met het verlies van de bezitting merkelijk nadeel zoude lijden. De Maleytse kust en de Archipel leggende teegen de Zuyd-O. kant van die kust, wordende aan de N.O. en Oostkant door de Chinese zee (bij onze zeelieden alzoo genoemd) besproeyd, zijnde 't eyland Bintang, alwaar het door de onze veroverd Riouw op legt, een der principaalste eylanden van dien Archipel. Dit Riouw is vooral zeedert dat de Bouganeezen zig daar hebben beginnen te vestigen, een groot smokkelnest geweest, tot merkelijk nadeel van den handel der Comp. De nabijheid van het eyland Banka (leggende aan de Noord O. kant van de Straat van die naam, zijnde de ordinaire vaarweg van de uit Europa koomende en na China gaande scheepen), alwaar de koning van Palambang (hier heeft de Comp. een resident, zijnde op de Oostkust of aan de binne kand van 't eyland Sumatra) al zijn tin, die de Comp. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat teegen een gezette prijs moet leeveren, uit krijgt, als zijnde hij Souverain van dat eyland, maakt het sluyken van dit precieus metaal voor de Chinesen handel heel gemakkelijk; de koning excuseerd zig, zoo er wat wijnig tin op Batavia aangebragt word, met te zeggen dat Banka niet meer heeft opgeleevert. Ondertusschen is door de Engelschen, die van Bengalen of de kust direct handelen op China en hun weg neemen door Straad Malakka, loopende verder bij Riouw in de Chinaasen zee, op laatst genoemde plaats verruyld teegen lijnwaten of anfioen, of wel opgekogt; zij vinden er ook al dikwils peeper, die daar ook niet anders als ten nadeele van de Comp. kan koomen. Zelfs pretendeeren de deskundigen, dat het zoo ver begon te koomen dat men er specerijen vond, dat ook al niet oneygen is, aangaande de conexie die de Bougineesen hebben met de Oosterse eylanden en Molukkers, als zijnde meest afkomstig uit deezen oord, en dit waaren eyndelijk de kooplieden. De Malijers en Malijse koning, die de Comp. eygentlijk erkent voor den regten en thans ook weeder in al zijn regten door de Commandeur van Braam hersteld is, leefde onder de verdrukking van de Bougineesen en waaren geen meer meester van hun land, op de aankomst van ons esquader. De Engelsche dreeven ook direct handel van de kust en van Bengalen op de Malijdsche kust en Riouw met anfioen of opium en lijnwaten als anderzints; in straat Mallakka was Salangoer, thans ook door de onse veroverd (Het was een Malijtse koning in verband met de Comp. die daar regeerde; maar hij was door de Bougineese opgestookt om zig teegen ons te verzetten, met dat gevolg dat hij ter zelver tijd, toen zij lieden Malakka aan de eene kant beleegerde, zulks aan de andere zeyde werkstellig maakten), leggende een mijl of 30 straatwaards in, aan de N.W. kant van Malakka, een der principaalste handelplaatsen. Men kan uit al dit voorgaande nagaan het nadeel, dat den handel der Comp. zoude | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijden van een anderen Mogentheid en vooral als de Engelsche meester waaren op de Mallijtsche kust; daar en booven zoude de Bougineezen daar overal dan schuylplaatsen kunnen vinden en door die natie onder de hand opgestookt en van krijgsamonutie voorzien, met hunne oorlogsvaartuygen onse klijne scheepsvaard, die den handel over en weer van de Sumatrasche kust en langs het eyland Java drijven, niet weynig benadeelen en ontrusten. Ook liepen zelfs de comptoire op Java gevaar om gestroopt en afgeloopen te worden door een enterprenant volk, dat niets manqueerd als discipline en een wijnig beleid; de bravoure van die natie is zoo groot, dat zij alderverwoeds aanvallen en verweeren zonder het leeven te willen behouden, wanneer zij verliesen en gevangen genoomen worden, nog het te willen schenken aan die geenen die het ongeluk in haar handen brengt. Thans hebben de overwinninge van ons esquader de zaaken in die streeken een gansch ander aanzien doen krijge. De Bougineesen zijn gedeeltelijk vernield en gansch en al verzaagd, de Hollandsche vlag is op Riouw en Salangoor geplant, men kan daar om, wil men slegts, gemakkelijk de smokkelhandel beletten. Dan 't is te vreezen, indien de Comp. dat moet doen, wijl men alzoo min op de Residenten van de plaatse als op de gezaghebbende Commandanten der kruyers staat kan maaken: niet zelden zijn dat zelfs die geen die de Comp. waaren verkoopen en voor geld alles door de vingers zien. Een paar ligte oorlogsfregatten zoude derhalven in dit vaarwater van veel nut kunnen zijn, om teffens Comp. vaartuygen teegen de rooverijen der Bougineezen te beveyligen, en toe te zien dat die zig niet weederom hier of daar vestigen, maar altoos vlugtende gehouden worden. De Comp. kan al die waaren, die de Engelsche op de Malijtsche kust aanbragten, onder anderen de anfioen, daar zoo onnoemlijk op gewonnen word en voor de Ma- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijers ononbeerlijk is, thans daar zelve na toe late brengen: dit zullen de inkomsten van het Comtoir Malakka, die zoo men voorgeeft, tot nu toe zoo gering zijn geweest, wel wat vergrooten. Het is te wenschen dat men, alles overweegende, Mallakka wat beeter in staat zal brengen, om een attacque uyt te kunnen staan, als het nu is. Mijn verblijf op die plaats is tot mijn leetweezen al te kort geweest, als zijnde na een verblijf van 1½ dag wederom van daar vertrokken, om 't esquader op te zoeken, dat ter dier tijd te Riouw lag, om met eenige grond te durven bepaalen, wat er zoude dienen te worden aangelegd. Het casteel door de Portugeezen aldaar aangelegt, scheen mij, hoewel wat vervallen, nog al vrij massief te weezen; dan dit word gecommandeert door een hoogte, de Baiachin Berch genaamt, die thans met een ligte batterij beplant is, dog vrij wat meerder versterkt moest worden, zal het zelfde kragtdadig meedewerken tot defensie. Daarenbooven zoude den vijand, daar meester van kunnende worden, het casteel schielijk tot overgaaf kunnen dwingen; een wal rond om de stad opgeworpen voor de Inlanders beduyd niets. In 't algemeen heeft Malakka het zelvde groote voordeel van Batavia, namentlijk dat, zoo mijn verzeekerd is, nergens geen plaats gevonden word in den omtrek van de stad, daar men, een landing willende doen, die kan dekke met de scheepen: de chaloupen en boots zullen zelvs op verscheyde plaatsen door de laage modderagtige stranden werk hebben om aan de wal te koomen; met laag water kan men de haven bezwaarlijk inkoomen met de chaloupen. Men diende dit alles nauwkeurig op te neemen, wilde men met succes wat aanleggen, om de stranden te diffendeeren; misschien hebben sommigen der officieren van het esquader, hetwelke daar zoo een geruymen tijd geleegen heeft, nieuwsgierigheid gehad zulks te doen; dan alles is onnut en kan niets helpen, zoo het militaire daar niet versterkt en verbeeterd werd. Een gar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nisoen van op zijn hoogst twee a derdehalf hondert man, dat somtijds nog wel minder is, is voor de verweering van die sterkte zoo veel als niet met al, te meer nog wanneer dit kleyne corps gecommandeerd word door officieren, die door hun onkunden en vergaande swier, zelfs onnut zijn en alles onnut maken, dat onder hunne orders staat, om iets van belang uit te voeren. Men was bevreesd een uitval op de inlanders ten tijden der beleegering te doen, schoon het grootste gedeelte der vijanden door de onse van 't esquader geslaagen waaren, en de geene die de stad nog beleegerd hielden, aan de eene zijde reeds te veel door een bange vrees bevangen waaren, om resistentie te durven bieden, gelijk bleek, toen men eyndelijk tot een uitval quam, vlugtende toen alles hals over kop, zonder dat men de minste teegenstand bood. Men kan hier al verder uit nagaan hoe het militaire weezen in deeze geweste gezonken is en hoe noodzakelijk of het is om een generaale omwenteling in dien stand werkstellig te maaken. Wanneer teegen de inlanders zulke schandelijke dingen gebeuren, wat heeft men dan niet te wagten, indien een Europiaanse mogentheid het ondernam om te attaqueeren? Malakka zoude het, tot schande van de natie, was ons esquader niet gekoomen, wijnig tijd meer goed gemaakt hebben: de vijand was aan bijde zeyde van de stad reeds zoo ver genadert, dat men alle dagen bedugt was dat zij een storm zoude wagen; de oorlogscheepen van de Comp., die op de reede laagen, maakten al niet beeter figuur als het garnisoen. De reeden is onmogelijk te dekken als met scheepen. Misschien is het mogelijk om in den omtrek van Malakka iets aan te leggen ten eynde de scheepen te voorzien en te kielen; men heeft mij verzeekert dat men zulks jaaren herwaards heeft werkstellig gemaakt aan snauwen en andere klijne vaartuygen in een rivier, anderhalf a 2 mijle van Malakka geleegen: altans het water loopt sterk op en neer, zelfs met springtijen bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de 10 a 11 voeten, hetgeen altoos een groot voorregt is bij den aanleg van dergelijke soort van werken. Om particulieren omstandigheeden, betrekking hebbende tot de militaire stand en de staat der defencie, waarin 't eyland Cijlon zig thans bevind, te kunnen melden, is door dat ik er niet geweest ben, mij onmogelijk te berigten. Die mij daarvan deskundigen hebben gegeeven, doen mij daarvan ook geen groote gedagten van make; ook toond het bemagtigen van Trinconomale door de Engelse in den laatsten oorlog niet aan, dat de militaire zaaken daar in de beste order zijn. De baay van die naam verdiend te veel opmerking om met stilzwijgen voorbij te gaan; 't is een van de schoonste der wereld en mag met regt (gelijk de Engelsche die ook dikwils noemen) een haave genoemd werden: ten minsten is er in geheel Indien geen beeter bekend; de geleegentheid tot kieling en vertimmering is er exellent, en er is in de differente bogten binnen in de Baay wel ruymte voor 500 scheepen; men ligt in alle saisoenen en tijde van 't jaar vijlig en gerust, een voorregt dat geen der andere baaijen of rheeden, zoo op het eyland Cijlon als op de gansche kust van Cormandel en Mallabaar, except Bombaay, heeft. Dit articul maakt onder anderen het bezetten van die baay van oneyndige waarde; men moge daarom vaststellen, dat, verliesen wij dezelve nog eens, het weedergeven dificiel zal in zijn werk gaan: de Engelse en France voelen al te wel het gewigt daarvan om ze te behouden, wanneer het fortuyn van den oorlog het hun eens weeder in handen leevert. Het is zelfs onbegrijppelijk, hoe men er in deezen laatsten oorlog zoo ligt is afgestapt: wij moeten dat ook enkel aan de differente omstandigheeden toeschrijven, die altemaal te zaamen liepen ten onzen voordeel. De Engelsche koomen dikwils in tijd van vreeden met een aanzienlijk getal scheepen in deeze baay van Madras en andere plaatsen op de cust van Cormandel, als het daar kwaade mouson is, om | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zig van water en brandhoud te voorzien en het goede weeder aftewagten. De Franse moeten in de slegte tijd van 't jaar ook al hun toevlugt in deeze plaats zoeken; eevenwel heeft dezelve, bij al de voordeelen, een heel groot nadeel, hetgeen egter te hoopen is dat door den tijd, als alles eens weeder op een vaste en gereegelde voet ingerigt zijnde, zig beeteren zal: men preetendeert namelijk dat het er niet al te gezond is, hoewel men anders, op het geheele eyland van geen ziekte weet. De Engelse en France hebben er in den laatsten oorlog veel volk verlooren; er is een zoort van krampziekte bekend, die men 't meest bespeurt wanneer de wind van de wal waijd, welke veel menschen wegsleept; op de Engelsche vloot is veel volk aan die ziekte gestorven. Met een Engelse Collonel, die geduurende den oorlog aan boord van een der scheepen zijnder natie, in meer gem̄. baaij een geruyme tijd had doorgebragt, in gesprek zijnde, verhaalde mij die onder anderen, met betrekking tot de ziekten, dat de Oppermeesters van hunne scheepen, in den beginne zeer in de verleegentheid waaren wat middelen men aan zoude wenden ter voorkooming en geneesing van de kwaal, eyndelijk uit hadde gevonden, dat het beste middel was om door vrijving of warme baden te tragten den lijder aan het transpireeren te brengen; dat diegeen daar dat meede gelukte, meesten tijd behouden waaren; dog de anderen, niet aan het zweeten kunnende koomen, waaren meestal in drie of vier daagen het slagoffer van deeze verderffelijke ziekten. Ongelukkig trof dat lot verscheyde van hun beste, jongste en sterkste kaerels, als schijnende dat de sterkste menschen het meeste gevaar loopen. Dit middel kan voor scheepen, die hier in 't vervolg mogte koomen, tot narigt strekken. Ons fregat, de Waakzaamheid, welke daar een geruyme tijd heeft geleegen, heeft er ook zieken gekreegen, dog dat was roode loop. Men kan er niet veel verversing krijgen. Ook is met het neemen en hernemen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest alles wat tot gemak en dienst der scheepen strekte, vernield; dan deze twee laatste art. kunnen geholpen en verbeeterd worden, en in het generaal komt mij voor, dat alle consideratien, die ten nadeele van deeze plaats kunnen gemaakt worden, van te wijnig gewigt zijn, in comparatie van de voordeelen, om ons een ogenblik in bedenking te doen staan van niet alles, en wel met de meeste spoed, in 't werk te stellen, zoo wel met het aanleggen van batterijen, het natoezenden van troupes als andersints wat mogelijk is, ten eynde die plaats en baay in staat te stellen om een vijandelijke aanval af te weeren, hetgeen, wanneer men 't plan beschouwt, niet heel moeijelijk schijnt. Men zal des sjaars in de mogelijkheid weezen dit alles met juystheid te beoordeelen, door een suberbere plan door een Frans Officier gemaakt, hetgeen ik geloof dat door de Gouverneur Valk zal overgezonden werden. De gevolgen, die het weeder verliezen van Trinconomale na zig zoude sleepen, iets daar men altoos agt op diend te slaan, aangezien de momenteele verliezen dikwils niet te compareeren zijn met de nadeelen, uit het verlies ontstaan, die men vervolgens lijd, al verder beschouwende, zal men door de tijd als alderdoodelijkst voor 't bestaan en handel der Maatschappij in de West van Indien kan weezenGa naar voetnoot1): want gewisselijk zouw men ons, door zig hier te nestelen, eyndelijk, in overweeging neemende onsen zwakken toestand, dwingen het geheele eyland te ruymen, en wij verlooren dan niet alleen een der rijkste takken (de caneel) van den handel, maar alle onze bezittinge op de vaste kust van Asia, zoo wel op de Cormandelse als Mallabaarsche (misschien bood Cochien nog wat resistentie, wijl men pretenteert dat dit nog al een sterke vesting is; dan, ontbloot van alle onderstand en toevoer, zoude dit eyndelijk ook tot overgaaf gedwongen worden) zoude successivelijk de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bezitters van Cijlon in handen vallen; de West van Indien was dan voor ons verlooren, dewijl den handel op Bengalen en Suratten van zelfs zoude te niet loopen. Colombo, de hooftplaats van Cijlon, is sterk en zoude zig lang kunnen diffendeeren, waaren de werken niet vervallen en was men van een behoorlijk getal troupen voorzien. Puntegale wil, zoo als men mij berigt heeft, niet veel zeggen, daar zoude vrij wat dienen aangeleyt te werden. Dit zijn de twee voornaamste plaatsen, beneevens Jaffanapatnam; dan dit geen zeeplaats zijnde, als kunnende nauwslijks klijne inlandsche vaartuygen te waater koomen, heb ik daar niet van gesprooken. Deeze voorgaande bijgebragte reeden hebben mij Cijlon ook als een der voornaamste posten van verweering doen opgeeven. Wij hadden op het fregat 8 Cyloneese aan boord, die de Capt. Willink had aangenoomen. Deeze voldeede mij wel, zij waaren ijverig en leerzaam en verdiende dat men, wanneer zij in Holland koomen, zorg voor haar draagd, met te maken dat zij in Amsterdam niet in slegte handen vallen, en weederom op de beste wijze, met een oorlogschip bij preferentie, anders met een Oost-Indiesch na haar land werden gezonden, opdat zij, daar gekoomen zijnde en een goed getuygenis van de manier waar op men hun behandelt, geevende, het strekke tot verder aanmoediging van die natie, om zig op het zeeweezen toe te leggen. De bewijzen, die deezen oorlog heeft opgeleevert van het groot voordeel, die de bezitters van de Caap de Goede Hoop op de andere handeldrijvende natien in de Indien hebben, zoo wel met betrekking tot den handel als tot alle krijgsverrigtingen in dat weerelddeel, zijn te duydelijk en te wel bekend, om niet alles in 't werk te stellen wat mogelijk is ter behoudenis van die onwaardeerbaare Colonie en die als een van de voornaamste posten van verweering te beschouwen (had Johnstone het gelukt ons die bezitting te ontweldigen, gewisselijk hadden wij schie- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijk, tot ons uiterste nadeel, ondervonden, wat gebruyk er die active natie van zoude maaken en wij er in veele opzigten van hadden moeten maken). Immers hebben verscheyde der Engelsche oorlog- en andere O.-I. scheepen in den laatsten oorlog jammerlijke getuygenisse gedraagen, die men zig voor kan stellen, grootendeels, zoo niet enkeld, veroorsaakt doordat men een van de beste verversing-plaatsen der wereld (deeze naam verdiend dezelve met regt, zoo wel om desselfs situatie, aangaande de legging, als om den overvloed van alle soort van leevensmiddelen, die men er vind) voorbij moet zeylen, zonder die aan te mogen doen. Zij waaren door dat gemis ten aldersterksten blootgesteld aan die verderflijkste ziekte, die lange zeerijzen, zonder dat men zig van behoorlijke verversing kan voorsien, altoos na zig sleept; wie kan bepaalen, hoeveel van hun volk dat het leeven gekost heeft. Wat heeft een bevelhebber, die met een vloot scheepen, wier equipage na de frisse Caapse lugt ingeademt en de verversing daar genooten te hebben, vol van gezondheid en kragten, verder de Indische zee in zeyldt, geen voordeelen in alle zijn onderneemingen te wagten, in teegenoverstelling van een vloot, die genoodzaakt is die uithoek voorbij te zeylen, zig gelukkig mogte reekenen zoo hij met twee derde van zijn equipage gezond in een der Indische havens arriveert (Ik sla het, [ik] geloof niet te groot aan, zoo ik zeg met ⅔ van zijn equipage, door malkanderen gereekent, indien het een aanmerkelijk transport was, tot het doen eener expeditie teegen een plaats als anderzints, in 't leeven in een der Indische havens arriveerd: ten minsten zou het gans geen vreemde zaak weezen om een derde van zijn volk te verliezen). En men kan dan nog in geen comparatie brengen de kragten om fatigens, die den oorlog altoos na zig sleept, uit te staan, die deeze door de lange rijs verzwakte menschen hebben, in teegenoverstelling van de anderen. De bewijzen zijn te duidelijk, herhaal ik, en maaken 't on- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nodig om daar iets meer van te zeggen: ook schijnt men in 't generaal van dat gevoelen te weezen. Het natoezenden van een der beste Officieren van onze armé, als Gouverneur, zal zeekerlijk door den tijd van gewenst effect weezen, niet alleenig voor het maintineeren der goede order, hetgeen onder anderen zeer noodzaakelijk was; maar, daar en booven, zal men zig gerust kunnen stellen, als men ten minsten die man in de mogelijkheid steld omtrent de diffensie, die mij toeschijnd lang niet gemaklijk te weezen. Aangezien de differente landingplaatsen, die er voor den vijand in de Tafelbaay zijn, en in de gesteldheid daar zig thans de Caap in bevind, is het zeekerlijk niet alleenig omdat op verre na alles nog niet aangelegt en voltoijd is dat diende aangelegt te weezen, maar ook uyt gebrek aan troupes, dewijl het regiment Zwitsers dat er legt, geen reeden geeft om veel op te vertrouwen, en officier en soldaat is te onvreeden met hun staat en verlangd misschien niet anders als verandering (aleven eens is het op Cijlon met het regiment Luxemburg gesteld). Van ons is er maar 400 man, dan die zijn, dat moet ik betuygen, in de beste order die men zig voor kan stellen, en worden gecommandeert door een Chef, Gordon, die alles aan zig schijnt te hebben wat een millitair nuttig en respectabel maakt. In de gesteldheid alwaar de Caap thans in is, herhaal ik, zoude die zeekerlijk aan een moedige en sterke aanval niet lang kunnen resisteeren, en het is zeer te dugten dat men, weederom in oorlog raakende en er iets ondernomen word teegen die plaats, men zulks met geen geringe magt werkstellig zal maken. Men diende derhalven in tijds daar teegen te voorzien; de plans van defensie en van de nog nodige aanleg in Holland zijnde en door deskundige te zaam gesteld, kunnen ter regtsnoer strekken wat er dient gedaan te worden. De nieuwe batterij die men bezig is met aan te leggen, komt mij voor een redoutabel werk te weezen en is in staat, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eens vervaardigt zijnde (dat misschien nog wel anderhalf jaar zal aanloopen, veel verwoesting aan te regten in de Baaij op de vijandelijke scheepen. Denkelijk zal de vijand, die deeze plaats zoekt in te neemen, zig eerst meester maaken van het Robben eyland, (hier houd de Comp. een post en is eyndelijk een verblijfplaats der banditen; dan het is er extraordinair gezond; de Engelse zieken, die er in het jaar 1784 ontscheept zijn, van de oorlogscheepen die in de Indien geduurende den oorlog gedient hadden, zijn meest altemaal, in hoe een jammerlijke staat zij ook waaren, hersteld, en is ook nog al vrij wat verversing te krijgen; men moge daarom wel sorg dragen van dit alles te vernielen ten tijde van oorlog, wijl onmogelijk is om het diffendeeren, en zulks niet nodig is, als moetende van zelfs weeder in handen vallen) circa drie uuren van de Caap geleegen. Hij kan daar zijn zieken ontscheepen, alles tot de landing gereed maaken, het garnisoen door loose alarme alle nagten ontrusten en eyndelijk een goede tijd en geleegentheid waarneemen om de landing te doen, en het niet mogelijk zijnde om te kunnen bepaalen waar hij het zoeken zal, dient men een aanmerkelijk getal troupen te hebben om ten minsten op zommige der voornaamste plaatzen teevens met vrugt den vijand teegen te kunnen gaan. Met de teegenswoordige magt zou het zeekerlijk, mijns bedunkens, schielijk gedecideert weezen ten voordeelen onzer vijanden, zoo die in deezer voegen te werk gingen. Men moet niet alleenig zorgen dat het nodige getal troupen voor de defensie van die plaats zelve daar was, maar daarenbooven is er geen plaats beeter geschikt om recruten aan te konnen kweeken ter verzending voor onze bezittingen in de Indien, zoo als ook om die in tijd van nood bij te kunnen springen en te helpen; immers was dat veel expediter als of die hulp uit Europa moet koomen, en de soldaten nergens beeterkoop te onderhouden, door de overvloed van leevens middelen, als hier. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ongemak dat de Caap heeft, wijl er geen aanstal tot vertimmering en kielen der scheepen gemaakt is, zouw geloof ik de Saldanabaay (bekend door het vernielen en neemen van sommige onser O.-I. scheepen in den laatsten oorlog door den Commandeur Johnstone) kunnen verhelpen; het is mij onmogelijk geweest die te gaan bezigtigen; de Princes Louisa heeft er gekield. In de andere twee baaijen die in aanmerking koomen, namentlijk de Baaij Tals en de Houtbaaij, ben ik geweest; de eerste, die men nooijt anders als in kwaade mousson gebruykt, wijl de scheepen 't dan in de Tafelbaaij niet houden kunnen, is een superbre ruyme groote Baaij, daar men in wintertijd met het slegte weeder veylig legt; dan de situatie derzelve is zoo, dat het mij niet wel mogelijk schijnt om de scheepen, in dezelve leggende, te dekken teegens de vijand: men zoude moeten dulden dat de scheepen van daar weg sleepten zonder het te kunnen beletten, als er geen aanmerkelijke magt van oorlogscheepen was, die de Baaij kan bevijligen; dit is, geloof ik, nooijt te veranderen; alleenig is het mogelijk te beletten, dat men niet geexponeerd is, dat zulks met een gering getal scheepen ons niet overkomt; hetgeen er thans aangelegt is, is niet in staat om een schip van linie te weezen. De Houtbaaij komt mij beeter voor, hoewel men daar tot nu toe nog wijnig gebruyk van gemaakt heeft, ten tijde van oorlog. Den ingang of mond van die Baaij is smal. Men zou daardoor het inloopen van den vijand lang kunnen betwisten, waaren er maar ter behoorlijke plaatze goede batterijen op de wal gelegd; men zal er denkelijk wel twaalf scheepen, en misschien meer, konnen bergen, die daarin allen tijden van 't jaar veylig leggen. Het was mij niet mogelijk die op te kunnen neemen en een plan van te maaken, door dat er geen klijne vaartuygen waaren. Vooral diende men te zorgen dat er op de Caap equipasiegoederen waaren aan het land voor de oorlogscheepen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dewijl ik geloof dat door de Comp. geleevert werden, daar heel duur zijn. De Caap is een plaats, die meest door alle vreemde natien, en die de Indische zee ingaan, en die na Europa vaaren, bezogt word: dus maakt dat natuurlijk een groot debiet in alle goederen, die men voor de scheepen nodig heeft. De equipasiemr vind daar zijn reekening bij, en die zijn pakhuyzen zijn altijd voorzien, al heeft de Comp. niets meer in de haaren. Wanneer men in 't algemeen met aandagt de superbre bezitting beschouwt, die wij in de Indien hebben, is 't te bejammeren, dat er zoo slecht de handen aan gehouden word; hoe ver zijn wij niet superieur aan alle andere natien, die in dat werelddeel handel drijven en vastigheeden hebben. De Engelsche, enkel bezitting hebbende op de vaste kust, zijn immers in comparatie van ons niets; de andere natien wil ik niet eens noemen. Hoe veele en gewigtige reeden hebben wij niet, om eyndelijk met een werk te beginnen, daar lang al om had moeten gedagt worden en reeds voltooyd moest weezen. Buyten tussenkomst der France was het na alle waarschijnlijkheid reeds te laat en alles voor ons verlooren; de intrest; welke die natie in onse welvaart in de Indien moet stellen, dewijl hun bestaan daar direct van afhangd, heeft gelukkig ter onzer behoudenis gewerkt. Hoe dubbeld gelukkig is den oorlog niet voor ons afgeloopen; in den staat daar alles in was, aangaande de defencie (hetgeen nog wijnig beeter is), hadden agt scheepen van linie zig meester gemaakt van alle onze bezittinge, de Republiek de rijkste tak van commersie ontweldigt en ons overlaaden met schaamte en schande in de oogen van de geheele werelt. Immers is het onverantwoordelijk, dat men wingewesten, die zoo veel bloed gekost hebben om er bezitters van te worden, en naderhand zulke onnoemlijke schatten in het vaderland hebben aangebragt, zoo weerloos te laaten leggen. Wij hebben niet verlooren in comparatie van hetgeen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij hadden kunnen verliezen. Het bemagtigen van Negapatnam daar verliest de Comp. niet veel bij: de commersie kan buyten dat even goed op de kust van Cormandel gedreeven worden; de vrije vaart, die de Engelsche bedongen hebben door de Molukes, komt mijn voor dat van meer en nadeelige gevolgen zal weezen, zoo men niet zorgt dat in dat vaarwater altoos scheepen zijn die de smokkelhandel beletten: want nergens anders is dit voorregt bedongen, dewijl zij daar nooijt behoeven te passeeren op de togten na de Indien: dat is maar een idel voorwensel, alleen daartoe strekkende om ons gaandeweg den uitsluytende specerijhandel te ontweldigen, hetgeen ook gebeuren zal, zoo men er niet teegen waakt, met te beletten dat zij nergens inloopen en zoo min als mogelijk is met den inlander gemeenschap hebben, en meer anderen nodige precautien zijn er zekerlijk te noemen, die ik niet bepaalen kan. Laat men derhalven, wijl het nog tijd is, een begin maken. Kan de Comp. het niet doen, is het dan niet mogelijk dat den Staat de diffencie op zig neemt? Dat zouw ook in alle opzigte beeter weezen, dewijl de wapenen van de Comp., weleer zoo gedugt, teegenwoordig wijnig meer imposeeren; den inlander zelfs schijnt er zig niet veel meer aan te stooren; de onlangs geeyndigde historie met Mallakka kan onder andere daar van ten bewijze strekken. De belangens van die aanzienlijke Maatschappij zijn immers onafschijdbaar verknogt met die der geheele Republicq; zal den ondergang van het eene 't wisse verderf van 't andere niet na zig sleepen. Het is onmogelijk, het kan niet blijven in den staat daar het thans in is, zoo een nieuwe oorlog den geeyndigde schielijk volgt, is alles voor ons verlooren. De alliantie met Vrankrijk zoude ons misschien eenigermaten behouden; dan ongelukkig het land dat zig enkel op alliantie en magt van vreemde vertrouwt. De droevige ondervinding heeft ons voornamenlijk dat te dikwils geleerd, en wie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verzeekert ons dat wij in een eeuwigduurende vreede en vriendschap met die Kroon zullen leeven? Zal die inteegendeel, ziende dat alles door ons verwaarloost word, eyndelijk niet met ons broulleeren en zijn best doen van ons afbreuk te doen, op dat het niet alles in de handen van die onverzoenlijke vijanden, de Engelse, vallen, en kan die laatste natie ooijt beeter equivalent vinden voor het verlies van America? Zoo er booven dit alles iets is, dat ons weederom gevreest kan maaken bij onse nabuuren, is er zeeker geen beeter middel als ons in de Indien, zoo ver onse vermogens toelaten, redoutabel te maken. Geen van de twee natien, die buyten ons in dit gewest in aanmerking koomen, kunnen den oorlog met effect, buyten ons meedehelpen en nodige onderstand, op den duur voortzetten. De France zoude in den laatsten oorlog, buyten ons onderstand en toevlugt in onse havens, een slegt figuur gemaakt hebben, en de Engelse waaren door dat te missen gedeeltelijk in den jammerlijksten toestand geraakt. Als den oorlog nog een jaar geduurt had, was hun lot aller verschriklijkst geworden; de honger zouw misschien diegeenen weg gesleept hebben, die door ziekte en andere ongemakken nog over waaren gebleeven, volgens hun eygen getuygenis. Door ons in staat te stellen kunnen wij die natie hunnen handel (wijl zij het dog zijn daar wij het meeste nadeel van te wagten hebben, volgens de teegenwoordige verbintenis der Republicq, en ook omdat zij na ons de magtigste in de Indien zijn), ten tijden van oorlog, zeer veel nadeel toebrengen, zoo niet geheel stremmen, aangezien onze differente possessien, die genoegzaam alle in hun vaarweg leggen. De Engelse verliezen in de Oost-Indien, meer als ergens, aan onze alliantie; de Franse, die hun thans zeer veel nadeel en afbreuk kunnen toebrengen, waaren van te vooren niets in die gewesten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is deeze memorie, die ik ingevolge mijn instruktie, de eer heb UHEd.Gestr. aan te bieden; voldoet dezelve niet ten volle, dan hoop ik dat UHEd.Gestr. zulks aan zijn waare oorzaak toe zal schrijven. Mijne poginge om van alles onderrigt te worden zijn onophoudelijk geweest. UHEd.Gestr. kan zig daarvan ten volle verzeekert houden; de lust die mijn bezield, èn om mijn vaderland, èn UHEd.Gestr., aan wien ik zoo veel verpligt ben, te dienen, heeft mijn niets onbezogt gelaaten. Mogt den grooten invloed die UEd.Gestr. in de Republicq heeft en desselfs bekende ijver voor het welweezen van het lieve vaderland zoo veel uitwerken, dat men eyndelijk daar toe kwam, om deeze rijke wingewesten teegen het drijgende gevaar te behoeden, dat zoude zeekerlijk een groot en allernuttigst werk ter behoudenis van 's lands welweezen verrigt weezen. Ik heb de eer mij met verschuldige eerbied en gedistingueeerde hoogachting te noemen, UHEd.Gestr. ond. gehoorsaame dienaar, (was geteek.) C.A. Ver-Huell. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlaag No. 1.De Hollandsche prijzen van de romp van een schip van 136 voet.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prijs van een schip van die zelfde charter op Java.
Al wat ijzerwerk is, zoo wel als het lood en kooper, is op de prijs geen staat te maaken, wijl dat dikwils tot twee capittaal kan scheelen, en dit hangt enkel af of er merkelijk toevoer is of niet; een pond spijkers koste de Comp. in het jaar 1784 twee str 8 penn. en als men het als particulier van dezelve krijgt, moest men 3 str 8 pen. daar voor geeven, en voor het ongewerkte ijzer het pond 2 str 10 penn. Men ziet dat de prijzen van het hout merkelijk scheeld, evenwel geloof ik dat het timmeren van scheepen dog op den duur al zoo veeL zoude koomen te staan als in Europa; dog het cajatenhout is duurzaamer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlaag No. 2.In den beginnen getuygen geweest zijnde van de wijnige dienst, die men op de Comp. scheepen van de Javaansche matroosen had, ben ik van gedagte geweest, dat het beeter was zig van Chineesen te bedienen; dan in staat gesteld zijnde de volgende reflectie gedeeltelijk uit eygen ondervinding in het vervolg te maaken, hebben mijn van gevoelen doen veranderen. Ik heb noodzakelijk gedagt die reflectien in deeze bijlaage te laate volgen. De Javaanen, die de Comp. meest op haar scheepen plaatst, is uitschot van volk, dat genoegzaam als van de straat word opgeraapt en niet zelden onnosele uitgehongerde schepsels zijn; dan zoo men volk nodig had, was het beste om die zelve aan te werven, zoo als onder particulieren gebruykelijk is. Java of Samarang is de beste plaats | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der aanwerving, dog ik geloof men overal volk genoeg zoude krijgen; men neemd de gemeene aan voor 4 Rd. smaands, en de herabato of mandoor (hetwelk eyndelijk de opziender of bootsman is: ordinair heeft er bij ider ploeg, bestaande uit 25 of 30 man, een) wind 6 Rd.; aan boord koomende maakt men nog een mandoor uit een van de gemeenen; dan die wind daarvoor niets meer. Deeze maandgelden verschillen niet alleen heel veel met die der Chineesen, dewelke, zoo als ik reeds gezegt heb, 10 Rd. winnen; maar in de randsoenen is ook een merkelijk verschil, zoo als uit de randzoenlijst blijkt, dat de Javaanen veel beeterkoop te onderhouden zijn. Die men op deeze wijze in dienst krijgt, zijn flukse, willige karels, die zig èn tot de militaire èn scheepsdienst, in allen deelen als Europiaanen laaten gebruyken; dan men diend in agt te neemen, dat de Javaanen, een aangeboore eerbied voor hunne gebieders hebbende, zagt willen gehandelt weezen: behandelt men hun al te straf dan worden zij vreesagtig en klijnmoedig en daardoor onnut om iets goeds te leeren. Zij maaken zelden misbruyk van goedheid; de Chineesen daarenteegen zijn van een vrijpostigen aard en willen daar aanstonds na toe om zig voorregten booven 't andere volk aan te matigen, daar men wel op verdagt moet weezen. Men diend hun echter met zagtheid te tracteeren, om er de meeste dienst van te hebben, die evenwel niet verder gaat als de sjouwersdienst op de dekken, om te helpe heyzen en haalen, in de ruymen te werken en bij het canon geplaatst te worden; het na booven gaan blijven zij stijfhoofdig wijgeren. Men heeft een exempel, dat er zig een enkelde over heeft laten haalen om meede na booven te gaan, daar hij een ducaat meer des smaands voor zoude genieten; dog de andere Chineesen, die aan boord waaren, dwongen hem om weederom van die conditie af te zien, met te drijgen van hem den hals te zullen breeken, vraagende of zij nog niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoeg deede en zig zelve nog meer werk op den hals moesten halen, dat er volgens een watGa naar voetnoot1) zoude worden; beeter was het volgens hun gedagten, diegeene uit de weereld te helpen, die deeze nieuwe last op hun laden wilde. Bijde die natien, daar hier van gesprooken word, zijn niet gaarne scheldwoorden toegevoegd, hetgeen hun onberesoneert kwaadaardig doet worden; dan zij zien gaarne dat een van hun, kwaad doende, gestraft word, egter door hun eygen opzienders en niet door Europiaanen. Er is dan geen kwaad van de misdadiger te vreezen; dog men diend hem zijn gedaane misdaad even voor de straffing wat duydelijk voor te houden, als zijnde zulks hun lands gebruyk. Het is zelfs noodzaakelijk, dat men de eerste misdadiger willende straffen, de geheele ploeg voor de mast laat koomen, om in hun aller presentie de misdadiger zijn fout voor te houden: hier door leeren zij alle zig daar voor wagten, en belet teffens, dat vooral de Javaanen niet in een verkeert denkbeeld koomen van minder voorregten dan een Europiaan te genieten, waar voor zij, bij aanneeming, altoos vreesagtig zijn en misschien niet geheel zonder reeden. Niet zelden worden zij op de Comp. scheepen mishandelt, vooral door de dek-Officieren, en men moet daar de meenigvuldige ongelukken aan toe schrijven, die dit volk, eyndelijk te lang getergt, woedend wordende, begaat: meesten tijd hebben de Europiaanen zelfs de schuld, men wil vrijgeboore menschen als slaaven behandelen, en dit laat zig zoo gemakkelijk niet doen. De Chineesen zijn, zoo als bekend is, uit den aard groote dobbelaars, hetwelk zij op de Comp. scheepen meede continueeren, daar zij op de rheede van Batavia als sjouwers op werken, zelfs in zoo verre dat zij, wanneer het hun voorkomt dat het werk met tien man kan verrigt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden, de overigen van de ploeg (bestaande ordinair gelijk de Javanen uit 25 man, waar onder twee mandooren en een kok zijn, die alle dezelfde gage winnen) na om laag loopen om te speelen: dit gaat op de rijse al meede zijn gang; dikwils versleeten zij op de scheepen, daar ik op geweest ben, heele nagten daarmeede. Ik heb altoos gedagt, dat hun dit wel af te leeren zoude weezen, dan, van 't volgende in 't vervolg onderregt zijnde, twijfel ik daaraan. Ider ploeg heeft een boekhouder en onder de mandoor een schatkist, waar in eenig geld en speelkaarten, die aan den gemeenen man ten duursten werden verkogt en het geld tot dobbelen word uitgeleend, hetgeen alles extra word aangeteekend, waardoor het gemeen altoos in schulden is en niets van hunne gagie in handen krijgen. Zelfs wanneer dezulke onder hun die in groote schuld zijn, van een lange rijs op de Bataviasche rheede terugkoomen, zorgt men wel dat die niet aan de wal gaan; men versend hun aanstonds weeder met het eerste schip dat op een rijs gaat. Men kan dus nagaan, dat er bij de scheepsdienst wijnig voor hun te profiteeren is: het is enkel de mandoor en boekhouder die wat winnen, die ook weederom gehouden zijn van alles goede reckenschap te doen aan hunne zoogenaamde oppermandoor, of imand die door de Capt. Chinees (dit is de opperregeerder van alle de Chineesen op Batavia en word door de Comp. daartoe aangesteld) met 2 of 3 ploegen is begunstigd geworden, dewelke daar een ruym bestaan uit vind en er op Batavia wel van leeft. Het geld, speelkaarten en kleeden meedegegeeven, hoord alle in eygendom aan den oppermandoor, moetende de scheepsmandoor, wil hij in gunst blijven, het volk daar meede onder schulden houden, hetgeen in deezer voegen geschied, wanneer zij met de phö (dit is een vierkant blokje, dat op de vier zijden met differente couleuren geschildert is: men zet hetzelve op een tafel neer met een stolpje daar over heen, om de couleuren, waar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de eene wint en de andere verliest, niet te onderscheyden; dan wort er geld bij gezet na goedvinden, aan wat voor zeyde men verkiest, dat men dubbeld weeder krijgt als men wind; evenwel is het zeldzaam: de phöhouder weet het altoos zoo te draaijen, dat die zijde daar het meeste geld teegen staat, voor hem is) speelen, dat nimmer wind en egter door hun niet gelaaten kan worden; dog zoo men nu en dan, om aan te moedigen, hun eens laat winnen, dan is de winder verpligt van de tien duyten een te betaalen aan de houders der phö. Even eens is het met kaard spel: wanneer zij uitscheyden met speelen, moet de winder 2½ stuyver van yder Rd. die hij gewonnen heeft, afgeeven aan de mandoor. Men ziet hier uit, dat het geld dog eyndelijk successivelijk weederom in cas moeten koomen. In de schatkist word onder anderen ook nog amphioen meede gegeeven, waar op zij, zoo wel als de Javaanen en Malleijers, zeer verzot zijn; wanneer die met taback vermengt is, werd dezelve gerookt en madek genoemt; dog geen tijd tot rooken hebbende, werd de enkelde amphioen, tot een klijn pilletje gemaakt en met een wijnig water ingenoomen, hetwelk men Hoentaai noemt: dit werkt langzaamer. De uitwerking van dit goed, in quantiteid genoomen, is dikwils aller verschriklijkst. Zij die mishandelt of getergt zijn, bedienen zig daar van om zig te wreeken, en eens bedwelmd zijnde, offeren zij alles aan hunne woede op. Evenwel is dit zeldzaam onder de Chineesen, schoon die nog grooter liefhebbers als de andere Oosterse natien van amphioen rooken zijn; met maaten genoomen, maakt zij de rooker voor eenige tijd slaperig en loom; zij die er continueel gebruyk van maaken, worden op den duur dof van geest, en meest onbekwaam om te werken. Van al het gekogte en geleeverde word goed boekgehouden en de oppermandoor bij de terugkomst overgegeeven, om daar meede die arme menschen te overtuygen, dat zij genoegzaam niets te goed hebben, hetgeen men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
altoos zoo wel van te vooren weet, dat men nooyt geen andere dan ongehuwde tot scheeplingen neemt, dewijl zij met geen mogelijkheid een vrouw aan de wal kunnen onderhouden. Vervolgens het schip van de reys teruggekoomen zijnde, werde de verdiende soldij pr ordonnantie uit Comp. geldcas aan de Capt. Chinees, teegens 10 Rd. smaands, de man ten volle betaald, die dan 5 Rd. van ieder man, of de halve gage, voor zig neemt, zijnde dat hij op de rheede te Batavia hun de kost geeft, zoo als uit randzoenlijst te zien is; het overige, of de halve gage, ontfangt den oppermandoor, die daar dan meede na zijn meeste voordeel en welgevallen leeft. Men kan hier uit nagaan, hoe zeer de Chineezen een beroep moeten haaten waarin hij nog voordeel te wagten, nog vooruitzigt heeft. Deeze dan en de voorgaande reeden zijn het die mijn van gevoelen hebben (doen) veranderen. Daar bij komt nog al, dat enkeld Javaanen in dienst hebbende, men niet bang behoeft te weezen dat er amphioen (hetgeen altoos beeter is niet als al aan boord te hebben) binnen scheepsboord zal verkogt worden, dewijl hun mandooren niet vermogent genoeg zijn om te negotieeren, en de gemeene ook zelve hun soldij ontvangen; dan zoo er ook Chineesen aan boord zijn, koomen de Javaanen ook al bij die mandoor ter koop van amphioen ter markt. Men heeft ook zoo veel oneenigheeden onder het gemeen zelve niet te vreezen: de Chineesen zijn veel oploopender, driftiger teegen een Europiaan: er ontstaan daar door al dikwils moeijelijkheeden op de scheepen. De Javaanen, daar ik hier van gesprooken heb, zijn zoo genoemde strand-Javaanen, woonende digt aan de zeekant, op Comp. territoir, en zijn dus min of meer aan Europiaanen gewend. Die verder landwaars in de bergen woonen zijn lang zoo zagt van aart niet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlaag 3.Randsoenen, die de equipage geniet op de rijzen in de Indien en repatrieerende.
Voor de cajuytgasten smaands (onder de 100 koppen reekent men 6 kajuytsgasten):
Een dek-Officier geniet smaands (men reekent er 10 onder de 100 koppen):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een gemeen mattroos geniet hetzelfde randsoen als een dek-Officier, met dit onderscheyd dat hij maar krijgt:
't Randsoen van spek en vlees van de onderofficieren
Aan yder schip word voor de maand nog verstrekt:
Vervolgens krijgt yder schip, in het land vaarende, nog extra, de 100 man voor 6 maanden:
Hier bij komt nog de verstrekking van twee vadem brandhout, voor een schip van 150 voet, en 1½ vadem voor die van minder groote, welke laatste ik neemen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer men nu verondersteld, dat de scheepen, om een bepaaling te maaken, en hetgeen ook niet veel zal differeeren in het land, doorgaans bemand zijn met 100 koppen, en dan alle deeze extra onkosten door elkanderen
Dit geeft dus bijna 4 duyten per dag voor yder man meer. Men ziet uit deeze lijst, dat de Comp., alles ten nauwsten uitgereekent, de cajuytsgast komt te staan op de togten in de Indien per dag op 6 st. 12 penn̄, de dek-Officieren op 5 st. 1 penn̄, een matroos op 4 str 8 penn̄ klijn. Op de buytencomptoiren word verversing verstrekt, indien het te krijgen is; anders blijven de randsoenen als vooren 1¼ ℔ vers vlees en spek ieder hagiesdag (die zij drie in de week hebben) en ¼ str aan groente; daar voor staat het zout vlees en spek dan stil. Op de rheede te Batavia ook gedeeltelijk kostgeld en verversing; dat dit alles is zoo uitgereekent, dat het niet veel scheeld of het komt op een uit, dat de kosten even groot zijn, of men in zee is of op een rheede; evenwel ben ik in staat in dien UHEd.Gest. zulks voorderde, van genoegzaam gedetailleerd op te kunnen geeven, wat er op ieder rheede verstrekt word. Aan de t'huys vaarende scheepen word boven dit alles, except de extraverstrekking, in het land vaarende, voor 100 man in de 6 maanden, nog extra verstrekt aan de scheepen van 150 vt, die dan door de bank bemand zijn met 125 koppen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer men bij deeze verstrekking bereekent de extraverstrekking in een maand, gelijk ik hier booven gedaan heb, krijgt men per maand de 125 koppen f 195-19-12. Dit zouw per dag circa voor een man koomen teegen 9 duyten: dus wanneer men dit weederom over de geheele massa neem, en veronderstel, dat 't gemeen zoo veel krijgt van de extraas als de cajuytsgasten, komt de t'huysvaarende mattroos aan de Comp. te staan op groote 5 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stuyvers, de cajuytsgast 7½ st. en de dek-Officier circa 5½ st. groot in dag. Aan de Caap koomende worden de retourscheepen witte erweten of boomen verstrekt, die in plaats van rijst en catjang gebruykt worden; het mudde koste des jaar 1785 f 19-4-. Zij krijgen daar ook brood en nog eenige klijnigheeden voor verversing, ook schaapen; dan daar blijft het rantzoen van spek en vlees voor staan. Ik kan niet wel bepaalen, of dit niet wat duurder uit zal koomen, van de Caap na Holland, dan UHEd.Gest. zal denk ik uit al dit voorgaande genoeg kunnen opmaken, zoo men een conventie met de Comp. wilde aangaan, op hoe veel stuyvers men de man diende te bepaalen. Wanneer men 4 str en 6 duyten voor de mattroosen en voor de dubbeld randzoengasten een stuyver meer per dag gaf, daar zoude de Comp. het genoegsaam voor kunnen doen, en het land betaalde ook niet te veel. Ik zeg genoegsaam, omdat men wel in aanmerking moet neemen, dat des boovenstaande alles is uitgereekent teegens de prijs van 't jaar 1784, en ter dier tijd was alles zoo goedkoop als het ooijt koomen kan; de rijst onder anderen, die toen het last f 38-15 aan de Comp. koste, gebeurt wel eens dat tot drie rijksd. in prijs opklimt. Het is en blijft mijns bedunkens het beste en profitabelste, om een conventie te maaken: men weet dan altoos zeeker waar men meede af kan, goed koop of duure tijden, dat eene tijd met de andere oneyndig kan differeeren. In het jaar 1775 kosten 80 pond mostertzaat f 6, nu kost het f 39-12, het komt uit Suratten en de vaart daarop heeft met den oorlog stil gestaan, ook heeft men, het eens op die voet ingerigt zijnde, minder abuyzen ten nadeelen van 't land te vreezen. Het inkoopen bij particulieren op Batavia, daar in de memorie van gemeld word, komt mij bij nader reflectie, hoe langer hoe ondoenlijker voor; men zouw zommige din- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen beeter koop kunnen krijgen, dan verre de meeste zoude duurder loopen, dewijl de Comp. meest alles beeter koop kan leeveren als particulieren. Een pond specerijen koopt men per exempel van de Comp. voor f 4, en 't kost hun door malkanderen maar 7 str. Het zoute vlees en spek is somtijds heel goedkoop: dit komt daar van daan dat er veel van de Comp. ontstoolen word, en de arme mattroosen, die het in hunne randsoenen word te kort gedaan. Een Javaan geniet smaands, langs de Javaanse kust vaarende:
Ter rheede van Batavia genieten zij dit zelfde randzoen, zonder kostgeld of iets meer; dan op een verre reys of buyten de Straat Sunda krijgen zij booven dit randzoen nog:
Men ziet hieruit, dat de Javaanen heel goed koop te onderhouden zijn. De Chineezen genieten op de rijze dezelfde randzoenen als de Europiaansche mattroosen; dan diegeenen die met de retourscheepen naar Holland koomen, hebben bedongen om altoos rijst te hebben; ter rheede van Batavia moeten zij hun eygen kost doen, except het water en brandhout. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|