Lyende laten.
- Alias: lidende laten. Bekennende laten, d.i. cijnsplichtige landbouwers (‘lieden die dlant haudende sin’) en die hun plicht lyen, liden, d.i. bekennen. Anders gezegd: lieden die in een bepaalde rente land hebben en medebetalen, en het door hen verschuldigde aandeel wezenlijk erkennen. In 1404 wordt voor schepenen van het Brugse Vrije een betwisting bijgelegd tussen Jan Lombaert, meester van het St.-Janshospitaal in Brugge, en Boudin f. Pieters Clercx inzake het ‘hooftmanscap’ van een ‘rente van 10 sc. par. ende eenen capoene sjaers’. Clercx aanvaardt ‘in hoofden te ghane’ voor die rente, meester Lombaert van zijn kant zal aan Clercx ‘delivereerren licghende land, lyende laten ende zuver van allen achterstellen’. (RAB Fonds St. Janshospitaal; charters, voorl. blauw nr. 27175: 27 juni 1404). In 1472 wordt voor dezelfde schepenbank van het Brugse Vrije het geschil beslecht hangende tussen Jan Sijs, ontvanger van de Observanten (‘den nieuwen Cloostere buten Brugghe’ bij de Ezelpoort) en Clais f. Juffroots van den Coutere, kerkmeester van Sinte Katheline West (bij Oostende). Deze laatste had geweigerd ‘in hoofde te ghane van tiene schellingen groten arveliker renten tsjaers’. Het besluit van de brief van overeenkomst luidt: ‘Den welken dinghedach omme commen zijnde, de voornomde verweerere [kerkmeester Clais] ghijnc in hoofde, by moedswlile, vander voornomder rente, behouden (op voorwaarde) dat hem de vorseide heesschere [ontvanger Sijs] bewisen zoude ligghende landt ende lidende laten vander zelver rente ende die zuveren van allen achterstellen’. (RAB. Fonds Observanten; charters, voorl. blauw nr. 3477: 3 okt. 1472). - Vgl. lider, lyder met bet. schuldenaar (bekenner) bij Stallaert II 168.
A.V.