De textielnaam ‘Vlamink’
Op de vraag in Biekorf 1971, 320.
De Bo noteerde in 1870 de term vlamink als een ‘soort zachte warme wollen stoffe; die in 't fr. molleton heet’. En hij geeft een paar voorbeelden (zonder plaatsaanduiding): ‘Een fabriek van vlaming. Dikke vlaming’.
Cadzand en Sluis kennen nog 'n flemmienkse keu(r)s: een baaien (onder)rok, en in verscheidene plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen (en in Zeeland) is flemmienk als bn. bekend met betekenis ‘van flanel vervaardigd, flanellen; van wollen stof (baai) voor onderrokken (keursen) van verschillend patroon: donkerblauw, wit en zwart gestreept, zwart of donkerblauw gestreept’. (Ghijsen, Wdb. Zeeuwse Dialecten 236-237).
Op de Exposition Générale gehouden te Brussel in 1830 (nog voor de Revolutie) waren stukken vlaminck tentoongesteld door twee fabrikanten uit Eeklo: J.B. Neelemans exposeerde er ‘une pièce d'étoffe de laine et coton dite Vlaminck’ en Bernard Goethals twee ‘coupons d'étoffe dite Vlaminck’. (Vandermaelen, Diet. Flandre Orientale 209; Brussel 1834). De ‘Wegwyzer’ van Gent voor 1830 geeft p. 166 een lijst van ‘Fabrieken van Frisaerden, Coatings, Baey, Vlamink en Sargien’.
C.B.