Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Veelnamig Vlaanderen
| |
[pagina 176]
| |
Nog in 1785 behandelt Spanoghe in een eigen rubriek ‘het Keyzerlyk Vlaenderen’ (Schouwburg der Nederlanden II 338; III 72). | |
Keizers VlaandreDeze benaming verschijnt in 1735 in de titel van het ‘Verheerlykt Vlaandre’ van Sanderus samen met de neologismen Fransch en Hollandsch VlaandreGa naar voetnoot(37). Het ‘Keizers Vlaandre’ van deze Hollandse editie is een nieuw politiek en geografisch begrip, en heeft niets te maken met het bovenstaande (feodale) ‘Keyzerlyke Vlaenderen’. Door de Europese verdragen (1715) is het gehele graafschap van de koning van Spanje overgegaan naar de keizer van Oostenrijk. Aldus is dit (fel verminderde) Vlaanderen op zijn geheel ‘keizers’ gewordenGa naar voetnoot(38). In de latijnse Sanderus-editie van 1732 staat eveneens de Flandria Caesarea in de titel (met een heel andere betekenis dan in 1628 bij Sweertius! zie hiervoor). Over het synoniem ‘Oostenrijks Vlaenderen’, zie verder. | |
Konings VlaanderenHet gedeelte van het graafschap Vlaanderen dat in de 17e-18e eeuw onder Frans gebied gelegen was. Aldus een bepaling van De Flou (VIII 214) die aansluit bij de vorige over Keizers VlaanderenGa naar voetnoot(39). Van die term is geen bewijsplaats voorhanden. De Flou voegt er alleen interpretatief bij: ‘Vandaar heet het vlaams dialect in Noord-Frankrijk keunings vlems’.
In een andere betekenis komt Flandre Roiale voor bij onze vlaamse jurist J.P. Zaman van Sint-Niklaas, die in zijn betoog over de Staten van Vlaanderen (Exposition des Trois Etats 181; Gent 1711), Roiale met betekenis: Vlaanderen-onder-de-Kroon, stelt tegenover het feodale ‘Flandre Impériale’ (onder het Keizerrijk). | |
[pagina 177]
| |
Kroon-VlaanderenDeel van het graafschap Vlaanderen dat van de Franse kroon afhingGa naar voetnoot(40). Deze term behoort tot de moderne geschiedschrijving. Werd gevormd op de oude benaming Vlaenderen onder die croone, die teruggaat op de feodale beschrijving van Wielant (1492). Zie de tekst in Biekorf 1968, 195. Een paar citaten uit onze oudere auteurs mogen hier volstaan: ‘Tgraefschap van Vlaendren, dat onder die crone light’ (Marcus van Vaernewyck 1560; zie Biekorf 1968, 384); (het deel van Vlaanderen) ‘soubz la couronne de France, appellé ordinairement Conté’ (Oudegherst, Chroniques et Annales de Flandres, 1571). | |
Vlaendren binnen der LeyenEen synoniem van ‘Vlaendren flamingant’ ofte ‘Vlaenderen daer men vlaemsch spreict’. Zie Biekorf 1971, 99. In hun brief van 1405, gericht aan hertog Jan betr. de vestiging van de Rekenkamer, verzoeken de Vier Leden ‘dat hu ghelieven wille die [Camere] te houdene in Vlaendren, binnen der Leyen, in vlaemscher tonghen...’Ga naar voetnoot(41). Daarmee stemt overeen de bepaling ‘Flandres flamingant dechà la lys du costé du noort’: de franstalige bepaling van dietssprekend Vlaanderen (graafschap). De Waalse kasselrijen heten daarentegen: ‘Flandres gallicant delà la Lys et vers le Zuut, depuis Menin’Ga naar voetnoot(42). Wielant zal in 1492 die bepaling opnemen in zijn klassieke feodale beschrijving: ‘Vlaenderen onder de Croone is ghedeelt in tween metter rivieren van der Leye: want het ghene dat licht over dese sijde van der Leye (in de fra. versie: ce qui est a ce costé de le Lis), ende tusschen de Leye en de Schelde, is gheheeten Flandres flamingant: ende het ghene datter licht over de Leye (ce que gist oultre le Lis) van Menene opwaert, is gheheeten Flandres gallicant’Ga naar voetnoot(43). Al die bepalingen, in beide talen, bekijken steeds de situatie vanuit Vlaanderen flamingant. Een uitzondering maakt alleen J. Le Roux, de wapenheraut van Rijsel, die in zijn Re- | |
[pagina 178]
| |
cueil de la Noblesse (Rijsel 1715), de situatie bekijkt van bezuiden de Leie: van zijn Rijsels standpunt ziet hij ‘la Flandre Gallicane ou Wallonne’ gelegen ‘deça le Lys’, de ‘Flandre Teutonique’ er verschijnt als ‘Flandre delà le Lys’. | |
Menapisch VlaanderenDe benaming Flandria Menapiensis komt voor in het duistere (en weinig betrouwbare) latijnse werk dat de jezuiet Jacques Malbrancq van Sint-Omaars ten tijde van Sanderus heeft gewijd aan de geschiedenis van zijn stad en gouw. (De Morinis et Morinorum rebus, Doornik 1647; II 686). Deze geleerde antikwarische term gaat terug op de volksstammen van de gallo-romeinse Belgica. De auteur tracht de ‘Flandria Menapiensis’ af te bakenen en noemt dan als buurgouwen de Flandria Morinensis ‘gelegen aan deze zijde van de Leie en de Clarence’ en de Flandria Atrebatensis ‘gelegen tussen Leie en Clarence, binnen de grenzen van het bisdom Atrecht’. Met deze geleerde historisch-geografische Flandria-benamingen staat Malbrancq alleen. Vóór 1800 komen die termen niet voor in nederlandse vertaling. 't Vervolgt A. Viaene |
|