Cortrycksche lanteerentjes
In de Keizerlijke stad Wenen in 1716
Op 15 januari 1716 vertrok Jan-Baptist Verslype, kanunnik van St.-Donaas, naar Wenen in gezelschap van twee Brugse magistraten. Ze vormden een delegatie van de Staten van Vlaanderen. Samen met hun kollegas van Gent (bisschop van der Noot) en de delegaties van Brabant en Limburg gingen ze aan het keizerlijk Hof de grieven neerleggen en bepleiten in verband met de zopas internationaal vastgelegde Barrière.
Kanunnik Verslype, een geboren Ieperling, was 17 jaar pastoordeken van Kortrijk geweest, een bijzonderheid die hier voor ons een zeker belang heeft.
Het Brugs gezelschap, reizend in gesloten koets, bereikte Wenen op 15 februari. De reis (in de volle winter) had een maand geduurd.
Gedurende hun verblijf in Wenen (15 februari-19 mei) beleefden onze Nederlandse delegaties een uitzonderlijke feestviering: op tweede Paasdag (13 april) werd in het Keizerlijk Paleis een prins geboren, met name Leopoldus-Johannes-Josephus. Het doopfeest werd met ongemene luister omgeven en onze afgevaardigden waren van de partij gedurende drie dagen van banketten en illuminatiën.
Verslype was een welbespraakt man en befaamde predikant. Zijn sermoenen werden gedurende zijn leven in 20 boekdelen gebundeld en gedrukt en in 't frans vertaald. Van de Weense reis heeft hij een uitvoerig en boeiend relaas geschreven. We laten hem hier aan 't woord waar hij een antwoord brengt op een vraag over ‘cortrijksche lanternen’ (Biekorf 1964, 352), die tot nu onbeantwoord was gebleven.
‘s' Avons [van het doopfeest, 14 april] was de gantsche stadt geillumeert met flambeeuwen, het welcke seer schoon was om sien.
Wy waeren dien avont allegaeder genoet by den biscop van Gendt den welcken langst deur de earner van syn appartement oock illuminatie dede met flambeeuwen en bovendien nog een bysonder vieringe op syn Corteryckx te weten met een hoepel van ses stagien hooge met pampiere lanteerentjens; op de houcken van onder hingender trommels waer op stont het waepen van Vlaenderen en in het midden van den houpel was het portret van den keyser en van d'ander syde het portret van de keyserinne.
Gelyck die soorte van illuminatie noyt en was gesien binnen Weenen, soo hadden sy veel besienders, alle de carossen die hier by meynigte syn arryterende, het volck bleef troppen voor de duere terwyl wy ons diverteerden aen tafel.
Woensdag den 15, reet den keyser s'avons met een open coutse voorby het logement van den biscop van Gent en hy aensag met vermaeck die nieuwe soorte van illuminatie want in keeren maekte hy nog eens synen toer aldaer’.
- Tekst naar een hs. (ca. 1800) in partikuliere verzameling. De uitgave van 1849 (Mij VI. Bibliophilen) geeft een minder goede versie van Verslypes Reijse dan Rond den Heerd in 1868 (3e jaarg.) A.V.