Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
[Nummer 5-6]De Veronike als pelgrimsteken van de RomevaardersAls pelgrimsteken - insigne van de volbrachte bedevaart - heeft de Sint-Jakobsschelp een universele bekendheid, in de culinaire zowel als in de heraldieke sfeer. Compostella in Galicië was een van de topbedevaarten in de middeleeuwen, en zeker een van de meest populaire. De Compostellavaarder was de pelgrim bij uitstek, de peregrinus zonder iets meer. Alle wegen gingen naar SantiagoGa naar voetnoot(1). De primaire en heiligste bedevaart was en bleef de pelgrimage ‘naar overzee’, naar het Heilig Graf te Jeruzalem. Als aandenken van zijn tocht bracht de pelgrim ‘het heylige Riet van Jerusalem’ mee, een lange smalle palmtak. Naar dit insigne werd de pelgrim van Jeruzalem heel het Westen door benoemd: hij was de palmatus, mnl. palmenare, ofra. paumier, eng. palmer. Namen die familienamen zouden wordenGa naar voetnoot(2). Met hun palmen gingen de ‘pilgrems van Jerusalem’ in gesloten broederschap in de H. Bloedprocessie in Brugge (1551). In het Brabantse (o.m. te Mechelen) en in het Noorden (Dordrecht, Utrecht) had de broederschap van de Jeruzalemvaarders het voorrecht de (houten) ezel te trekken in de lokale PalmprocessieGa naar voetnoot(3). Als eigenlijk insigne op hoed of mantel droeg de Jeruzalemvaarder van de 15e eeuw ook een opgenaaid teken (uit tin of perkament) met de elementaire uitbeelding van een berg: de Kalvarieberg. | |
[pagina 130]
| |
De pelgrims naar Sint-Pietersgraf ‘ten hooghen Rome’ vonden er ter plaatse de insignes (signacula) om op hun hoed of kleed te steken: naast de klassieke gekruiste sleutels van Sint Pieter kochten ze er ook gaarne, en zelfs bij voorkeur, een tinnen of perkamenten Veronike. In de oude Sint Pieter (van vóór de nieuwbouw van Bramante-Michelangelo) ging de Romevaarder immers niet alleen knielen op het apostelgraf. Zijn devotie werd vooral aangetrokken door het krachtige Heilige Aanschijn, de Santo Sudario, in de volksmond de Veronike, een van de vier grote relikwieën in de basiliekGa naar voetnoot(4). De devotie tot het Heilig Aanschijn - de Vera Effigies, de Facies Praeclara van de vrome literatuur - was al in de 14e eeuw door heel het Westen verspreidGa naar voetnoot(5). De Romevaart verzekerde het materiële kontakt met de Veronike. In de oude Sint Pieter was het eerste altaar het ‘outaer daer de veronike up staet’; een bezoek aan dit altaar gaf 700 jaar aflaat: honderd jaar meer dan het altaar van de heilige Andreas en het altaar van O.-L.-Vrouw. Zo leerde nog in 1480 het handboek van de pelgrimGa naar voetnoot(6). De Kastiliaanse ridder Pero Tafur, die in 1438 de stad Brugge zou bezoeken, was op zijn wereldreis in 1435 in Rome. In zijn dagboek beschrijft hij de toning van de Veronike die in een hoge pilaartoren was weggeborgen. De relikwie werd te voorschijn gehaald van bovenuit: door het kerkdak werden twee mannen op spektakulaire wijze in die pilaar neergelaten en weer bovengehaald om dan de opgediepte Santo Sudario aan de samengestroomde vereerders te laten zienGa naar voetnoot(7). De meeste pelgrims beschouwden de Veronike als het voornaamste heiligdom van de Sint Pieter. Door de aanschouwing ervan werd feitelijk de jubilee-aflaat verkregen, zo meende men. In een van zijn brieven noemt Petrarca, die in het jubileejaar 1350 naar Rome wil gaan, de Veronike op de eerste plaats van de relieken die hij er zal zienGa naar voetnoot(8). | |
[pagina 131]
| |
Bij de jaarlijkse toning was de verstkomende pelgrim geprivilegieerd: wie ‘van over berg en zee’ kwam verkreeg viermaal meer aflaat dan de plaatselijke Romeinen. De gunst was steeds verbonden aan het zien van de Santo Sudario. De augustijnerprior Leupold van Wenen noteert in zijn dagboek in 1377 dat hij de Veronike heeft mogen zien tot driemaal toe gedurende 27 urenGa naar voetnoot(9). Op de Piazza Settimiana, vóór de Sint-Pieter, stonden winkeltjes waar de pelgrim kleine en grote afbeeldingen van de Veronike kon aankopen. Daar, bij die ‘vendeurs de véroniques’Ga naar voetnoot(10), kocht hij die ‘brievekins van Virgenycken (die) pilgrims pleghen te brynghene’, zoals ze door de Brugse rederijker Cornelis Everaert ca. 1530 in zijn spel Berch (vv. 89-91) op gekkende toon worden beschrevenGa naar voetnoot(11)1.
In de musea van oude schilderkunst is het kleine paneel met de Christuskop (niet-lijdend type, zonder doornenkroon) geen zeldzaamheidGa naar voetnoot(12). Menig getijdenboek uit de 15e eeuw bevat een Veronike-miniatuur. Bekend zijn de vroege houtsneden met het Heilig Aanschijn. Niets is echter overgebleven van de Veroniken die ‘op cleet ghescreven’ (d.i. geschilderd), omstreeks 1460 in Brugge onder het huisraad van burger en ambachtsman voorkomenGa naar voetnoot(13). Juist rond die tijd portretteerde Petrus Christus een jonge man in zijn huiskamer; op een bordje tegen de wand hangt een perkamenten blad met geschilderde Christuskop en eronder de geschreven tekst van het Salve sancta facies: het berijmde gebed tot de VeronikeGa naar voetnoot(14). Ook als huismerk of gevelbeeld is de Veronike verspreid ge- | |
[pagina 132]
| |
weest. In vijf van de zes stadswijken van Brugge was er omstreeks 1500 een huis dat de naam de Veronike droeg. Dezelfde huisnaam was toen ook bekend in Ieper, Sint-Omaars, Valenciennes, LeuvenGa naar voetnoot(15).
Tinnen en loden pelgrimstekens (en ook leistenen gietvormen) worden in veel musea bewaardGa naar voetnoot(16). Talrijke middeleeuwse bedevaartplaatsen zijn in de kollekties van Parijs (Musée de Cluny) en Londen (British Museum) vertegenwoordigdGa naar voetnoot(17). Het Londense Museum bezit een tinnen Veronike, zijnde een Christuskop in cirkelvormige omlijsting, die verwant is met de Veronike van het Museum van RouenGa naar voetnoot(18).
Bijzonder leerrijk is de ikonografie van de pelgrim zelf die enkele voorbeelden biedt van de Veronike, gedragen als insigne van de voltrokken Romevaart. Op een van de panelen van het Lam Gods van de van Eycks verschijnen ca. 1440 de pelgrims aangevoerd door St. Kristoffel en St. Jakob. De heilige van Compostella draagt de insignes van drie pelgrimages: op zijn hoed Jerusalem (Kalvarieberg op vestelke) en Compostella (schelp); op zijn mantel Rome, aangeduid door een perkamenten ‘brievekin van Veronike’ met geschilderd beeld van het Heilig AanschijnGa naar voetnoot(19). Als symbool van de Romevaart volstond de Veronike, de sleutels heeft van Eyck er niet bijgevoegd. De drie pelgrimstekens vormen een wel overwogen en sprekende synthese van het ‘bedeva- | |
[pagina 133]
| |
PELGRIMS BIJ EEN WOUDKAPEL
Houtsnede van Hans Burgkmair 1473-1531 Op de hoed van de links staande pelgrim de St.-Jakobusschelpen. De pelgrim rechts draagt op de opgeslagen boord van zijn kap de twee tekens van de Romevaart: rechts de (tinnen?) gekruiste sleutels van St.-Pieter, links een ‘brievekin’ met de Veronike (Christushoofd). Burgkmair schilderde ook een ‘zittende pelgrim’ die eveneens de sleutels en de Veronike van Rome op zijn hoed draagt. Afb. bij De Waal-Kirsch, Roma Sacra, p. 574 (Heidelberg 1925); drie pelgrims in een groep (schilderij van een onbekend Duits meester ca. 1500) dragen op hun hoed een perkamenten Veronike. (De Waal-Kirsch, p. 357). | |
[pagina 134]
| |
ren’ in die samenvoeging van de drie allergrootste pelgrimages van de christenheid. Het museum van Evreux (Normandië) bewaart een merkwaardig stenen beeld, voorstellend een Romevaarder die op zijn hoed een Veronike en de gekruiste sleutels draagtGa naar voetnoot(20). Een ander voorbeeld werd onlangs door Prof. Dr. Steppe naar voren gebracht. Op een schilderij van Stephan Lochner (Neurenberg, Germanisches Nationalmuseum) is een van de Emmaüsgangers getooid met de insignes van drie bedevaarten: een Veronike van Rome, een schelp van Compostella en de drie hosties van WilsnackGa naar voetnoot(21). Dit laatste wijst op de grote bekendheid ca. 1470 van de bedevaart naar het Heilig Bloed (van het ‘hostiewonder’ van 1383) in die Pruisische stad. Het onderwerp zelf van het schilderij was van aard om het eigen Duitse ‘eucharistische wonder’ als een ‘Nieuw Jerusalem’ te laten optreden. De grote Hans Burgkmair heeft ca. 1531 in houtsnede ‘Pelgrims in het woud’ uitgebeeld. Op hun kap lezen we dat het Romevaarders zijn: ze dragen het dubbele teken van de sleutels en van de Veronike. (Zie de afbeelding blz. 133)Ga naar voetnoot(22). Een van de pelgrims die, in Chaucers onvergetelijke Vertellingen (Canterbury Tales), op weg naar Kantelberg in 1386 het woord voert in de proloog, is de bereisde aflaatkramer, de Pardoner (bij Gezelle zou die zeker de ‘pardoender’ geworden zijn?). De man draagt het pelgrimsteken van Rome genaaid op zijn hoed: ‘a vernycle hadde he sowed up on his cappe’. Vernycle is (zoals vironicle, virenike) een van de vele varianten van veronike. In de merkwaardige nederlandse Chaucer-vertaling van Prof. Barnouw verliest dit vers zijn gezicht: ‘hij droeg een heilgen zweetdoek aan zijn pet’, zo luidt de overzetting, zonder enige toelichtingGa naar voetnoot(23). Chaucer etiketteert zijn Pardoner, niet zonder ironie, als een Romevaarder. Een pointe die in de vertaling verloren is gegaan. In onze eigen literatuur is, voor zover we weten, de Brugse rederijker Cornelis Everaert de eerste die pelgrimstekens op | |
[pagina *1]
| |
SINT JAKOB ALS PELGRIM
in het rechter zijluik van het Gentse Lam Godsaltaar. Op de opgeslagen boord van de hoed: de St. Jakobsschelp (Compostella) en de Kalvarieberg (Jeruzalem); op het kleed een perkamenten briefje met de Veronike (Christushoofd). | |
[pagina 135]
| |
het toneel brengt, op de hoed en op de mond van zijn spelers. Zijn Goedevrijdagspel Berch wordt opgevoerd te Brugge in 1530Ga naar voetnoot(24). Een pelgrim met name Duechdelic Voortstel verschijnt op de planken. Boerdelic Zin ziet hem opkomen en roept: Au vrient ons noch ghewaecht
De teekens die ghy draecht / an uwen hoet
Van waer brynghyse?
Deuchdelic Voortstel somt onmiddellijk de plaatsen op waarvan hij de tekens op zijn hoed draagt: Wilsnack (het Wonderbloed), Rocamadour (O.L. Vrouw), Bari (Sint-Niklaas) en Rome (de Veronike); zijn vers luidt: [Ik breng ze] Van thelich bloet,
Van onser Vrauwen / van sinte Nyclaeus.
Ic hebbe te Roome / ghesien den paeus.
Lustich van Herten, de derde speler, laat horen dat hij het Romeinse pelgrimsteken op de hoed, het perkamenten briefje met het Heilig Aanschijn, herkent. Hij gaat aan 't gekken over vagebonden die uit de landloperij tekens van een andere aard meebrengen: ‘gordelkins van sinte Roozyaene ofte brievekins van Virgenycken’: woordspeling op de venerische ziekten die door de vaganten en ‘varende luyden’ werden rondgedragen. De pelgrim stelt zich te weer. Ik breng meer en iets beters mee dan dat, zegt hij, ik breng ‘de ghelyckenesse van eenen berghe’... En zo komt het trio op het onderwerp van 't spel: het raadsel van de Berch, medegebracht door pelgrim Duechdelic Voortstel. De twee tegenspelers gaan aan't raden en noemen, schertsend en ernstig ondereen, een hele reeks van bergen op: de Johannisberg op de Rijn (vanwaar de wijn komt); de berg van Ronchevaele (op de Compostella-weg, in de Pyreneeën); de berg ‘van sinte Beernaert’ (de Alpenpas); de ‘Veernaert die onder weghe Roome staet’ (de franciskaanse Verna-berg in Toskane); de mont Saint-Denis bij Parijs. Boerdelic Zin werpt er gekkend de Brugse Casselberch (een huisnaam) en Erdenburch tussen, om te komen tot de bijbelse bergen: de Sinaï, de Tabor, de Olijfberg Het raadsel krijgt dan zijn oplossing wanneer de pelgrim | |
[pagina 136]
| |
zelf ontsluiert welke berg hij ‘meebrengt’: geen ander dan de hoogste en heiligste berg, de Kalvarieberg. Met een vrome beschouwing over de Gekruisigde wordt dit Goedevrijdagspel door de pelgrim besloten. Het pelgrimsteken van de Jeruzalemvaart wordt in het spel Berch niet uitdrukkelijk genoemd. Men mag echter aanvaarden dat de pelgrim het tinnen of perkamenten teken met de Kalvarieberg bij de oplossing van het raadsel op het toneel te voorschijn haalt.
Het officiële symbool van de ‘Romeinders’ - mannen die een Romevaart hadden volbracht - waren de sleutels van Petals. Een veel ruimere uitstraling had echter het Heilig Aanschijn, in heel het Westen. Het uniforme type van de Romeinse ‘pictores veronicarum’ vond er overal ingang en navolging. Alleen al de getijdenboeken zijn daar getuige van. De Veronike wordt aangebracht op een hoge of vrije, goed zichtbare plaats: gehouwen in de sluitsteen van een gewelf; geschilderd op of gesneden in de predella (onderstuk waarop de retabel rust): ook bij sluiting van de altaarluiken bleef de Veronike dan zichtbaarGa naar voetnoot(25). Sommige Kristoffel-houtsneden uit de 15e eeuw vertonen een Christuskind met de ernstige trekken en de typische kruisnimbus van de VeronikeGa naar voetnoot(26). Zelfs in hosties werd de Veronike-figuur geprent, uit Bochum (Noordrijnland) is zulk een hostie-ijzer bewaard geblevenGa naar voetnoot(27). Tot die verspreiding heeft het pelgrimsteken uit Rome zeker bijgedragen. Voor onze gewesten kan echter ook het klooster van Montreuil bij Laon hebben meegewerkt. Paus Urbanus IV (Jacques de Troyes) had immers in 1249 een kopie van de Romeinse Veronike geschonken aan dit nonnenkloosterGa naar voetnoot(28). Daardoor lagen een deel van de aflaten van Rome zeer in het bereik van de Lage Landen. Dit verklaart mogelijk ook het feit dat in Laon en in Reims, zoals in de bovengenoemde Vlaamse steden, de Veronike ook als huismerk en als huisnaam is bekend geweest.
A. Viaene |
|