Biekorf. Jaargang 71
(1970)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |||||||||
MengelmarenDe Westvlaamse windmolens in 1970Onze jubileumbijdrage - de kroniek begon in Biekorf 1945, blz. 115 - wordt geschreven in vreugdestemming. Nooit was het een zo goed Westvlaams molenjaar. Op 12 juni begon men te Brugge op de Kruisvest de sleuven te graven en de betonconstructie op te richten voor de derde stadsmolen. Begin augustus braken de molenmakers Fl. Janssens uit Geel en H. en G. Peel uit Gistel de trap af van de Hoge Seinemolen te Beveren-IJzer, brandden de wieken af en zetten de kap los. Op 17 augustus werd de kap met een kraan gelicht en op de grond gezet, met een ijzeren balk aan de kraankabel en kettingen voor- en achteraan de daklijsten. De volgende dag werd gans het kot aan de steenbalk over de staak gehesen en op de grond gezet. De molen werd op 21 augustus met twee opliggers naar Brugge vervoerd: een met het kot en een met de kap. Het gebint werd opgericht en in enkele dagen stond de molen op zijn nieuwe plaats waar hij ingehuldigd werd op 20 september, samen met de viering van de tweehonderdjarige Sint-Janshuismolen. Voor de eerste maal was een staakmolen verplaatst over een grote afstand zonder hem helemaal los te maken. Toekomend jaar wordt een nieuw wiekenkruis ingetrokken en daarna wordt de olieslagerij er weerom in samengesteld. De molen van Ardooie werd verkocht en kreeg een nieuwe bestemming: verblijf en atelier voor een keramieker. Ramen en ingangspoorten werden vernieuwd. De molen te Hulste is opnieuw in bedrijf, na volledig herstel. De oude slecht draaiende zetel werd vervangen door een lichtlopende kapring op dertig gietijzeren rollen. Te Klemskerke werd het strop van het vangwiel vernieuwd. Aan trap, staart, kruiwerk, teerlingblokken en vang werden kleinere herstellingen uitgevoerd. Dat 1970 een groot molenjaar wordt blijkt wel uit het feit dat vijf molenkruisen werden uitgehaald om ze volledig te vernieuwen: te Anzegem, Beveren-IJzer (nu Brugge), Hoeke, Oostkerke en Tiegem. Het is in zeer lang niet gebeurd dat vijf nieuwe molenkruisen in bestelling waren. Te Anzegem was het molenkruis door de windpulm gezakt. De as is nu opgeschoord. Toekomend jaar wordt een volledig nieuwe kap aangebracht met alle balken, en bedekking in asbest. Een nieuw kruis, nieuwe vang, staart, trap, kruiwerk en zolderbeplankingen, bijna volledig nieuw gebint en versterkingen binnenin zullen aan deze verweerde molen een gans ander uitzicht geven. Te Tiegem kwam een nieuwe molenkap (behalve de daklijsten en straalstukken) waarop nu een bedekking met rood koper wordt aangebracht. Werden ook vernieuwd: vang, strop van het vangwiel, spruitbalken, staart, armen en kruiwerk, vensters en ingangspoorten. Te Hoeke worden toekomend jaar kuip, ramen en poorten hersteld. Alle moerbalken, zolderbalken en beplankingen zijn te vernieuwen van de drie zolders. Alle aandrijfwerk, lichtingen, ijzering | |||||||||
[pagina 376]
| |||||||||
van de stenen enz. moeten gebruiksklaar gesteld worden. Er komt een nieuw kruis en zelfs vier zeilen. Te Oostkerke werd de kuip grondig hersteld. Alle ramen en beide ingangspoorten zijn vernieuwd. Er komt een nieuw kruis in 1972, nieuw staartwerk, nieuwe molenkap en verder herstel. Zoals in Biekorf 1950, blz. 255 en 1960, blz. 457 kunnen we een overzicht geven van de molens die verdwenen zijn gedurende de laatste tien jaren. Dit zijn er slechts zes terwijl een zevende van provincie veranderde bij grenswijziging (Komen). Dit brengt ons thans tot een totaal van 64 molens. Eén molen werd verplaatst (Beveren-IJzer) en met de fusies van gemeenten veranderden met naam zeer veel molens van domicilie. Negen windmolens zijn nog in bedrijf, enkele daarvan werken slechts zelden; in die erelijst staan: de staakmolens van Avekapelle, Brugge (Sint-Janshuismolen), Langemark, Meulebeke (Marialoop), Tielt en Werken; de stenen molens van Hulste, Ruiselede (Billiet) en Sint-Denijs. Gedurende 1960-1970 zijn de volgende molens verdwenen:
C. Devyt | |||||||||
Lovend getuigenis voor de familie van Hee te Lo
| |||||||||
[pagina 377]
| |||||||||
Brugge op 7 juni 1873. In 1871 was hij nog student aan het Groot Seminarie te Brugge. A. Demeulemeester | |||||||||
Bijlage. - Alfred de Man aan Félix-Antoine Béthune.Bruges, le 16 Mai 1871. Monsieur le Baron, Je suis heureux de pouvoir vous donner les renseignements que vous m'avez demandés. Monsieur Charles Van Hee, secrétaire communal à Loo, que j'ai vu hier à l'enterrement de Monsieur Clep, connaît parfaitement bien la ferme des frères Vanden bussche. Afin qu'il soit à même de me renseigner sûrement, je lui avais écrit immédiatement après votre visite pour qu'il eût le temps de réfléchir et de s'informer. Il a fait l'un et l'autre et il m'a dit que cette ferme vaut, prix moyen et modéré, de 50 à 55 francs la mesure, c'est-àdire, de 110 à 120 francs l'hectare. Ce serait un taux également satisfaisant et pour le propriétaire et pour le locataire. Quant à la ferme en elle-même, elle est envisagée comme une des bonnes de l'endroit et elle est moins plantée qu'on ne le fait généralement de ce côté de Furnes. Ainsi que j'ai eu l'honneur de vous le dire, Monsieur le Baron, Monsieur Van Hee est très-modéré dans son appréciation de la valeur locative des terres et vous pouvez accepter de confiance les chiffres qu'il a indiqués. Au surplus c'est un homme d'une honorabilité irréprochable, intelligent et ayant l'habitude des affaires. C'était de tout le canton de Fumes la personne en qui Mr. Clep avait le plus de confiance; il l'avait choisi pour l'homme d'affaires, it l'a recommandé à Mon Père, enfin it l'a désigné pour exécuteur de ses dernières volontés. Il a une famille nombreuse qu'il a élévé très chrétiennement. Son fils ainé, avocat à Fumes, est un jeune homme très-distingué; il y est le chef du panti catholique; it est estimé de tout le monde. Monsieur Van Hee a aussi un fils qui est déjà prêtre. Au cas échéant, j'ose donc vous le recommander car je puis vous assurer qu'il vous servira avec intelligence, exactitude et ponctualité. Je vous prie, Monsieur le Baron, d'agreér l'hommage de mon profond et dévoué respect. Alfred de Man. | |||||||||
Fotoboeken over Zeeuws- en West-VlaanderenOnze buurprovincie Zeeland is dit jaar een fotoboek rijker geworden dat we haar mogen benijden. Het heet ‘Kenterend getij’ en bevat naast een 24 blz. lange historische inleiding 172 uitstekende foto's van Wim Riemens. Het fotogedeelte werd rond vijf onderwerpen samengesteld: het water, de woning, de arbeid, het spel, de jaargetijden. Typisch Zeeuws zijn wel de binding van de mensen met het water, met het landschap en de dorpen en steden achter de beschermende dijken; maar ook de arbeid in een snel evoluerend gebied, het spel en het toerisme, de jaargetijden hebben een eigen Zeeuws gezicht. Het boek is geen gewone verzameling foto's waarin men alles en nog wat kan vinden; het is een fotoboek met een ziel, een eenheid | |||||||||
[pagina 378]
| |||||||||
en een volgehouden ritme: het werk van één fotograaf. Met dit boek heeft men een beeld van Zeeland op zak, maar dan zonder bekende gezichten. Dat zelfs van mensen in oude klederdracht nog nieuwe foto's te maken zijn, getuigen de foto's op blz. 84 (venster wassende vrouw te Middelburg), 140 (Arnemuiden), 155 (prachtig Zuid-Bevelands paar!), 156 (op de dijk te Westkapelle), 159 (boerin te Zaamslag). Het indrukwekkende schorrenlandschap te Saeftinge (20), de zee te Zoutelande (124) of het sneeuwlandschap te Oostkapelle (171) zal men niet licht vergeten. Zelfs de zichten op Tholen (46), Zierikzee (70) of Sint-Anna-ter-Muiden (152) zijn niet alledaags. Onwillekeurig vergelijken we dit Zeeuws fotoboek met het eveneens in 1970 uitgegeven ‘Vlaanderen West’, het fotoboek over West-Vlaanderen, waarvan de 142 foto's in hoofdzaak het werk zijn van drie fotografen. Het is leerrijk gelijkaardige tema's als zee, landschap, fabrieken, steden met elkaar te vergelijken. En het moet ons van het hart: naast talrijke zeer goede foto's zijn er heelwat alledaagse prentjes bij, die meer in reklameboekjes thuishoren. Naast de poëtisch-getinte inleiding is er bij de foto's nog een overbodige kommentaar, volgestouwd met cijfers en informatie van toeristische en ekonomische aard. B.
| |||||||||
Arnoudt van Geluwe van hand tot hand
| |||||||||
[pagina 379]
| |||||||||
5. Zelfde formule getekend: Pieter Joannes Claereboudt. Pollinchove den 15 november 1848. Deze Pieter Joannes Claereboudt tekent op een blanco-zijde van deel III: Pollinchove den 5 april 1853. 6. Ende woord als nu gekoogt en betaelt door my Pieter Joannus van dromme vermeesch lanslieden te S. Riquiers dezen 18 april 1856. p.j. vandromme vermeesch. Op de perkamenten band lees ik nog de initialen A.D.S. (van Albertus De Sodt) en P.C. (van Pieter Claereboudt). Een latere hand kraste in het perkament de naam ‘Loncke P. Hoogstade’. C.B. | |||||||||
Volksdans op Godelievekermis te Wierre-Effroy in 1660 afgeschaftOp de parochie Wierre-Effroy (bij Boulogne; Pas-de-Calais) lag oudtijds een leen, genaamd La Capelle. De heer van La Capelle had het volgende feodale voorrecht, beschreven in het denombrement. De jeugd, jongens en meisjes, van het dorp Wierre moest op de twee jaarlijkse kermissen van de plaats telkens de toelating vragen aan de heer van La Capelle om er op het dorpsplein te vergaderen voor dans en spel en er gilde (frairie) te houden naar oud gebruik. De twee feestdagen waren ‘le jour de la saincte Godeliefve, patronne dudict lieu [Wierre], et le jour de Nostre-Dame de la mi-aoust’. Het dansrecht behoorde aan de heer en diende telkens erkend te worden (misschien door betaling van een recht? de oorkonde zegt het niet). De toelating moest in elk geval door de dansers worden aangevraagd om te mogen ‘en communauté, tant filz que filles, avec les viollons et aultres instrumens... leur recréer, tenir et faire leurs frairies, danses et esbatz sur la place ordinaire et acoustumé à ce faire, ainsy que de tout temps et ancienneté il a esté faict à ceux posseddans ledict fief [de la Capelle]’. (R. Rodière, Supplément au cartulaire des établissements religieux et civils du Boulonnais 184-185; Boulogne 1905). In 1660 was een betwisting ontstaan tussen baron de Courset, heer van Londefort, en Monsieur de Montbéton, heer van La Capelle, nopens de attributie van dit dansrecht. Om aan dit feodaal geschil een einde te maken trof baron de Colembert, luitenant van de koning te Boulogne, een radikale maatregel: hij verbood definitief alle danspartijen te Wierre-Effroy. De datum van de Godelievekermis was 6 juli. Uit het 17e-eeuws denombrement blijkt niet wanneer ‘Saincte Godeliefve’ voor het eerst als lokale patrones van Wierre voorkomt. Is de verering te Wierre reeds vóór 1600 bekend? Archeologische en literaire getuigenissen daarover ontbreken of werden nog niet bekend gemaakt. E.N. | |||||||||
't Beertje. Volkskundige Almanak voor 1971. Uitgegeven door de Bond van Westvlaamse Folkloristen. 80 blz. met 9 buitentekstplaten. Prijs 50 F (P.C.R. 4512.63 Bond Westvl. Folkl. Brugge).Beertje XXX staat op de drempel van 't nieuwe jaar gekeerd naar het oude dat hem, in de novembermaand, zijn medestichter en hoofd- | |||||||||
[pagina 380]
| |||||||||
man van de Bond is komen ontnemen. Een verlies dat nog meer dan één jaar op Beertje en de Bond zal wegen. (In memoriam door H. Stalpaert, met treffende foto). Op een praatje rond de aktualiteit van 't Beertje van de Loge (E. Buysse) volgt de vollaard van 't nieuwe jaar, een besteek vergaard bij Hilde Kloef te Lissewege, stoffatie om er aan te smekken zonder BTW-kompleksen. (M. Cafmeyer). De Patriottentijd en zijn roering in het volksleven op ons platteland krijgt een goede oorspronkelijke beurt. (J. De Smet). Belangrijk is het relaas door Dirk Callewaert bijeengebracht uit zijn omgang met een aktieve beroepsbedevaarder van 74 jaar. De Brugse paardentram wordt bovengehaald en in kaart gebracht in een boeiend volkskundig en kritisch onderzoek. (H. Demarest). Het bondig bibliografisch overzicht van de Westflandrica 1970 is aan zijn derde suite, en De Beer moge weten dat geen lezer - en verzamelaar! - van Beertje zijn Beer-ologie meer wil missen. Alleen al om zijn serie kalenders is Beertje een kostbaar bezit. Dit jaar brengt het een oorspronkelijke kalender van de oude ‘mesdagen’ in ambachten en beroepen (naar een samenstelling ca. 1920 van de Brugse boekhandelaar Firmin Blondeel). - Zeer aanbevolen. B. | |||||||||
Uit de school van het boerenpaard
| |||||||||
[pagina 381]
| |||||||||
rechts, en zo weg en weer al vooruitgaande. Zodoende kwamen de strengen in aanraking met de achterbenen en hamen van het paard en ondervond men of het ‘strengschuw’ was of niet. Liep alles goed van stapel dan legde men de zwingel aan een min of meer zware houten blok, en weer was men op stap. Na die eerste lessen was de volgende faze het paard aan het handpaard geteuveld (gekoppeld) en met die speciale valeie een of ander licht werkje uitvoeren. Door die versteekgaten was men in de gelegenheid de zwingel uitersts aan te leggen en zo had het jonge paard het langste eind van de valeie als een soort hefboom. Oningewijden zullen misschien denken: waarom die koorden strengen? Dit was heel eenvoudig: vooreerst om in geval van nood de strengen te kunnen doorsnijden, en ook om het kwetsen te beletten met als gevolg dat ze ‘strengschuw’ zouden blijven. Er was dan ook geen enkele karton (menner) zonder een goed beurzemes. Ten andere, wanneer iemand klaagde dat hij geen mes had, zei men: ‘je zijt maar goed om in 't kafkot t'eten’. Dit was een beschamende toespeling. Het trekpaardenras is zogoed als uitgestorven, de kartons zijn ook verdwenen en de zeldzame nog betrekkelijk jonge boerenzonen die nog gedeeltelijk met paarden werken, zijn behept met een minderwaardigheidskompleks. Zo is de toestand op heden, einde 1970, wat men ook moge beweren. A. Bonnez. Stavele | |||||||||
Tuithoorn - toethoornOp de vraag in Biekorf 1970, 191. Hier in Stavele is het overal tuithoorn (in uitspr. uu). Dat was wel een hoorn van een groot runddier, waarvan de top was afgezaagd tot opening voor het blazen of tuiten (zonder mondstuk). De latere tuithoorns te boere waren met mondstuk voorzien en de laatste waren in metaal met ‘embouchure’. Zo'n ouderwetse tuithoorn kon en deed soms wel dienst als ‘medecijnhoorn’ om vloeibare medicijnen in te geven aan paard of rund. Een exemplaar van zo'n medecijnhoorn, afkomstig uit de streek hier, is in mijn bezit, alsook een tweede exemplaar, afkomstig uit Antwerpen (destijds ten dienste van de natiepaarden). De laatste Poperingse torenwachter op Sint Bertens was uitgerust met zo'n tuithoorn tot aan de oorlog van veertien. Hij tuitte het uur en het halfuur, en in geval van brand moest hij de richting van de brand aanwijzen met een lantaarn. Hij was schoenlapper van ambacht en had daar op zijn toren een ruimte beschikbaar voor zijn werk. De tuithoorn van de laatste torrewachter van Poperinge is een mooi versierd exemplaar met volgende tekst en datum: Couwet Gregoir torenwachter der stad in het jaar PO 1904 PO | |||||||||
[pagina 382]
| |||||||||
(Terzijde staan nog de datums 1911 en 1912. - Mij medegedeeld door de Hr. Fernand Adriaen van Poperinge, waarvoor mijn beste dank). A. Bonnez. Stavele | |||||||||
Bruidsschat voor onbemiddelde meisjes St.-Winoksbergen 1751De voortzetting van het ‘Recueil ofte Register’ van St.-Winoksbergen (hs. deel II) vermeldt anno 1751 de geboorte ‘vanden hertoogh van Bourgoigne, soone van den Dolphijn opden 13. septembre’. Koning Lodewijk XV wilde de traditionele feestelijkheden bij een prinselijke geboorte (hier zijn kleinzoon Louis-Joseph) afremmen en vervangen door een openbare sociale tussenkomst. De Kroniek noteert de koninklijke ordonnantie inhoudend: 1. dat er ‘in plaetse van te viersen (sic) maer en moeste den te Deum gesongen worden’; 2. dat de koning ‘ieder stadt heeft belast te doen trauwen eenighe dochters, ende de heeren van het Magistraet moesten aen ider dochter hondert Patacons ten houwelycke geven’. Over de wijze van toepassing geeft de kroniekschrijver van St.-Winoksbergen geen bijzonderheden. In de Oostenrijkse Nederlanden bleef het uitstrooien van geld onder de menigte in voege tot in 1791. En zelfs op 23 april 1794, op de inauguratie van keizer Frans II als hertog van Brabant, werd er onder het volk gestrooid: echter geen geldstukken meer doch medailles die voor de omstandigheid waren geslagen. C.B. | |||||||||
't Manneke uit de Mane voor 1971Maanmanneke leeft ook in 1971 buiten de kategorieën van de (witte, zwarte, grauwe, roze of groene) humor, buiten de pedanterie van de verfestivalde humor, buiten de verzuilde humor van ons aller Brusselse studioplein. Manneke lacht en doet lachen zonder kommentaar, koutend bij goed en kwaad weer, snappend van waar 't komen wil en latende vliegen waar 't vliegen wil. Zonder het te weten is Manneke een levende kontestatie van de institutionele humor. Westland en Westhoek bergen nog immer gezonde, onvervangbare reserves aan hekel en luim, aan natuur en waarheid. Pak en lees ('t Manneke), zegt Augustinus... Wanneer bundelt Dr. Maene zijn medische varia tot een ‘suverlick troostboeksken voor het lijdende menschdom’? Maar waarom een Kalender zonder Lichtmisse en zonder O.L. Vrouw Boodschap in 't Manneke dat anders zo goed zijn Vlaamse mesdagen kent? - 't Manneke: Volksalmanak voor Vlaanderen, overal te verkrijgen (172 blz. tekst en tekeningen: 25 F; ook bij toezending van kontant op adres van redaktie: K. De Lille, Cartonstraat 40, Ieper). B | |||||||||
Het Godelieveboek in herdrukHet volksboek ‘Wonderlyk leven van de heylige Godelieve’ met de houtsneden, anastatisch herdrukt, is nog te verkrijgen door overschrijving van 120 fr. op p.c. 2963.75 van Jozef Geldhof te Meetkerke; franco toegezonden. |
|