Kapittel VIII. Waarin de wederwaardigheden vervolgd worden welke Joseph-Louis te verduren had, met inbegrip van de bevrijding van Caroline uit het Huis van Commune.
In juli 1795, op een zondag, was Claeys weer te St.-Joris in gezelschap van Bernard Qotterfier, molenaar te Knesselare, en nog andere kennissen. Rond negen uur 's avonds besloot hij naar huis te gaan. Op de terugweg werd hij ingehaald door Jan Van Poucke die naar Gent reed en samen vervolgden ze hun weg tot Bellem, waar Claeys van Van Poucke afscheid nam in de herberg van Pieter Van Renterghem.
Toen Claeys nog geen half uur te bed lag werd hij haastig gewekt door Qotterfier die hem vertelde dat Caroline bij hem thuis was, en ze heeft me gezonden om u te halen. Toen beiden evenwel bij de molen aankwamen werden ze met stokslagen onthaald door de broer van Caroline, Gomarus Van Poucke, en door Lodewijk De Craene en Cornelis Van Poucke. Lodewijk De Craene vatte het eerst het gevecht aan. Claeys verweerde zich echter zodanig dat deze enkele dagen niet meer kon werken. Qotterfier, een sterk man, werd echter flink afgeranseld door de twee anderen.
Na het gevecht wilde Jan Van Poucke met geweld bij Qotterfier binnen. Daar dit echter niet lukte liep hij naar Knesselare bij baljuw Waesberghe. Deze bracht, samen met schepen Nate, Caroline naar het oude huis van Commune, waar ze in een kamer werd opgesloten met twee wachten aan de deur. Claeys is dan, samen met Qotterfier van Houcke Strate naar de plaats van Knesselare gegaan. Ten huize van Baas Bernard Adriaansens moest Claeys zich te bed leggen. De orgelist Maeyens en de peerdenmeester Carel Van Hecke, zoon uit de herberg waar Caroline opgesloten was, kwamen hem daar vragen of ze Caroline uit het huis van Commune mochten halen en in de plaats onderbrengen. Akkoord zei Claeys, als 't maar mogelijk is...
Het duurde geen uur, of Maeyens en Van Hecke waren daar met de mare dat Caroline aan zijn dispositie was: ze hadden de ijzeren staven van de vensters afgewrongen en Caroline erdoor gehaald.
Claeys was seffens gereed en te tien uur 's avonds vertrokken Van Hecke, Maeyens, Claeys en Caroline naar Maldegem.
Hier namen ze hun intrek bij de belastingontvanger Buysse,