Biekorf. Jaargang 71
(1970)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
De wandelstokDe wandelstok is uit de mode gegaan. Het is niet van vandaag Tientallen jaren geleden werd hij nog gedragen door opschietende jonkmans, flinke manspersonen, mensen op leeftijd en zelfs door mevrouwe van 't kasteel. Ze hadden hem mee op wandeling langs de beken en langs de Leie, en wie geen stok had hij zocht er hem een langs els- of boskant en versierde hem met kerven en het afpellen van de bast in schone rondkrullende figuren. Heertjes konden hun stokje zwaaien en het rond hun vingers draaien als een molenwiek in 't klein, en die dat kon doen draaien in éne hand van de pinkel tot tussen wijsvinger en duim en omgekeerd, die was er niet weinig fier om. Het was immers moeilijk om leren en 't vroeg veel handigheid. Maar het gaf aan de stokdrager een zwier en een lichte tred dat 't schoon was om zien. De jonge kerels onder de boerejongens gingen uit met een rijzweep en met laarsjes aan, en Sloovere van de Lulhoek heb ik weten op den uitkijk gaan met de zweep en met laarsjes aan naar Waregem-koers en hij 'n had aleens geen paard. Bejaarde mensen droegen natuurlijk ook een stok en mevrouw de baronesse van Kerckhove de Dentergem van 't kasteel stapte met haar gaanstok door 't park en door de Kasteeldreef naar Gampelare. Dat was zo in mijn jonge jaren. Het is ook waar dat de wandelstok toen al belachelijk was in d' ogen van de moderne man. Mijn vriend Dr. Leo Burrick trok naar Amerika in de jaren twintig om er te studeren op kosten van de Commission for Relief in Belgium, in gezelschap van Pol Van Zeeland, van Edingen, later eerste-minister, en van Du Bus de Warnaffe, als studenten met een beurs. En toen mijn vriend zijn aankomst meldde bij de rector van de Universiteit van Chicago en binnenstapte met zijn stok, vroeg de rector hem: ‘are you an old man?’, nam hem zijn stok af en zette die in de hoek van de kamer. In Chicago was de stok al uit den boze. Ze sloegen daar liever met bommen.
En nochtans wat is er aangenamer dan met een stok op stap te te gaan? Je hebt steun, bij 't struikelen belet hij 't ommevallen, hij meet en regelt de tred, verleent de regelmatige stap en houdt de arm in beweging. De jongeren weten het niet meer en bij 't verbijsteren van de voetganger langs beton- en asfaltwegen is de stok een zeldzaamheid en een eerbiedwaardig antiek gebruiksvoorwerp geworden. Streuvels wilde geen stok meer dragen toen hij al zes en negentig jaar oud was. Ze zouden zeggen ‘hij 'n heeft maar een winter meer te goed. Hij gaat al met een stok, zouden ze zeggen te IJvegem’Ga naar voetnoot(1) zei hij. Het waren niet allemaal doodgewone wandelstokken langs de elskant gesneden; er waren er vele en derhande. Het eerste was een djakkestokje van elzenhout gesneden langs | |
[pagina 361]
| |
dijk of gracht. Het tweede 't stokje van de aankomeling om naar de kermis te gaan en bij 't verder opgroeien een deugdelijke stok met kruk. De rijke mensen droegen een stok in ebbenhout, met ivoren of zilveren appel. De veekoopman had een doornenstok met knobbels en hield hem vast met een lederen riempje over de hand geschoven. De paardenkoopman droeg een mispelaren stok en nooit een andere. In de herberg werd over de stok gesproken; over het voordeel van de ronde kruk om aan de arm te hangen, over de stok met rechte kruk, het wisje of de stok van riet om langs de benen van de stoute jongens te leggen. Schaapherder en boer hadden hunVaders wandelstok. (Eikenhouten stok; hertshoornen knik; tussen stok en kruk: zilveren ring met een paardenkoers)
makke, een klein schupje met lange steel om naar de mis mee te gaan of na de vespers om rond het stik te stappen. Niemand 'n zou een stok gedragen hebben die met zijn stiel niet 'n paste. Hij werd gewassen, geschuurd, geblonken met lijnolie, vertroeteld en gekoesterd als een trouwe vriend. En dat was hij. En daarmee op stap, hoogdag en leegdag: want 't is de voet die alles doet. De wandelstok verzwond samen met de strooien hoed.
Je begint al gewaar te worden dat ik van wandelstokken kan meespreken want ik heb er zelf een. En hij heeft bovendien een hele historie. 't Is de stok van mijn vader en ik 'n wil hem niet missen voor geen geld van de wereld. Hij heeft één frank gekost. Je zult zeggen hij is daar weer. Hij overdrijft, of liever, hij onderschat. Dat zit alzo ineen. 't Was in de jaren tachtig van d' ander eeuw. Mijn vader was jonkman en woonde met zijn moeder, weduwe, op de steenweg van Kortrijk op Gent. Daar komt een man van Roeselare met een stootkar. Hij had overnacht in 't huis van Biervliet, logement te voet en te paard. Zijn kar lag vol stokken. Geen paraplu's; dat was voor de leurders van | |
[pagina 362]
| |
GrijzelokeGa naar voetnoot(2). Mijn vader kijkt over d'halve deur, komt buiten en ziet een toeveel mannen in de wandelstokken rammelen. Remi De Poerck, de zoon van de bakkerij en van de houtzagerij, zag daar een stok van eikenhout met een kruk van de hoorn van een hertgewei, afgeknakt aan 't bovenste let, precies de geschoren kroon van een paterskop, en tussen stok en kruk een zilveren ring met een paardenkoers, twee paarden in volle vlucht en de jockey's daarop die met hun zweepje kletsen. Zegt Remi: Dat is de mijne, hoeveel kost hij? Zegt de Roeselaarse leurder: één frank; daar 'n heb je toch geen sniester aan. Zegt Remi: ik 'n heb geen frank, 'k ga er om naar mijn moeder hier noes over. Mijn vader ziet die stok ook gaarne en roept naar zijn moeder: moeder een frank. Ze brengt hem een frank en mijn vader koopt de stok en betaalt. Komt Remi weerom en roefelt in die stokken en zegt: waar is die stok met die hertehoorn? Dat 'n ben ik niet wijs, antwoordt de Roeselarenaar. 'k Heb er al tien verkocht sichten je weggelopen zijt. Dat ik mijn trommel meehad, 'k sloeg dat ze 't horen drie straten verre en 'k ware al lang uitverkocht. Mijn vader had zijn gekochte stok al achter d'halve deur gezet. Remi roefelt verder en vindt een stok naar zijn zin. Hoeveel voor die stok? - Een frank en een kwartje. 't Is voor nieten. Remi loopt naar huis om nog een kwartje en is koopman van de begeerde stok. Zei vader: 'k had een beetje wroeging maar 'k zag dat Remi zijn kavel gevonden had, hoewel een kwartje duurder, maar de mannen van Roeselare kennen de markt en ze slaan op van zo zaan de vrage stijgt. En een kwartje: bij de Poerck's 'n was dat geen speld van hun mouwe.
't Plezier dat mijn vader van die stok heeft gehad is onzeggelijk. Hij ging ermee gaan vrijen naar Kruishoutem en later gaan beevaarten overal waar 't goed was om dienen tot naar Kerselare-bij-Oudenaarde toe, om en weer, en dat is al een heel eindje kalseiweg. En nu is 't mijn beurt. Overnaast deed hij nog dienst te Brugge toen ik daar was om 't vermaken van 't riempje van mijn breukband bij Verdonck-Minne. Met alzo een stalen breukband en een wandelstok van bij de honderd jaar, al kraken de beentjes, zeg maar dat je voortkunt, en gaan gelijk een snijder door weer en wind. Die 't niet 'n gelooft kan 't een keer proberen; hij zal het zelf ondervinden. Pak je op en ga, schept de lucht en je zult het je niet beklagen. G.P. Baert |
|