Biekorf. Jaargang 71
(1970)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
De Egmont-figuur bij de Duinkerkse toneeldichter Michiel de Swaen
| |
[pagina 338]
| |
uit die zeker het nationaal-Nederlands gevoel van de Swaen weergeeft: Wat zal er gebeuren als de Keizer er niet meer is en Filips het bewind in handen neemt..., zo zegt Egmont: Wat ongeluk voor ons gerustigh Nederlant,
Dat onsen vorst PhilipsGa naar voetnoot(4) syn prinsselycke hant
Verbondt aen d'erfgenaem van 't Arragons vermogen!
Ach! zedert desen bant is onse macht geboogen,
Ons heerlykheyt verneert, ons vryheyt onderdrukt. -
O Carel, waere spruyt van soo veel dappre helden,
Hoe pynlyk valt het ons, uw groote deught te melden,
Te dencken op 't soet jock van uwe heerschappij,
Terwijl ons nakend' is soo swaere slavernij...
Vierde bedrijf. - Gesprek tussen prinses Eleonora, zuster van de Keizer, en Egmont. Met alle respekt voor de zielegrootheid van de (aftredende) Keizer oordeelt Egmont dat Nederland en al zijn andere rijken er maar kunnen bij winnen als hij de kroon blijft dragen tot aan zijn dood. Eleonora verdedigt het besluit van haar broer. De landvoogdes Maria van Hongarije daarentegen begrijpt de vrees van Egmont: wat zal er gebeuren, zegt de prinses, als straks de Inquisitie tegen de vrijheden van de Nederlandse provincies optreedt: Soo d'Inquisitij wort daer tegen ingevoert,
Misschien en wert den staet niet min hier door beroert;
En 't dunkt me onmogelyk, dien toom te kunnen geven
Aen volckeren, gewent in vryen toom te leven.
Nu verschijnt de Keizer zelf op het toneel. Oranje doet een ontroerend beroep op hem: blijf bij ons!... Niet het afscheid van de kroon valt me zwaar, antwoordt de Keizer, wel het afscheid van jullie, Oranje, Egmont en de anderen... Op dit patetisch moment neemt Egmont nog het woord: ‘Wat mij het meest bedroeft, zegt hij, is dat de kranke ouderdom Uwe Majesteit van ons moet verwijderen.’ Waarop de Keizer goedjonstig verklaart dat zijn troonafstand hem eindelijk rust en vrede zal brengen en vreugde. Vijfde bedrijf. - Egmont in gesprek met Maria van Hongarije. Filips' karakter is niet zo slecht als men het voorstelt, zo betoogd de landvoogdes. Een ding is zeker, zegt Egmont: het ganse volk vreest een koning die Spanjaard is. En hij verzoekt haar om als landvoogdes aan te blijven. Maria weigert: | |
[pagina 339]
| |
ook zij heeft genoeg van de aardse grootheid en wil het voorbeeld van haar broer volgen. Dit maakt de maat van de rampen vol, meent Egmont die zwaarmoedig besluit: Den welstant en den roem van Neerlant is verloopen,
Syn scheuringh is na by, syn ondergangh genaekt...
Daarop volgt dan de plechtigheid van de troonafstand van de keizer. Het ontbreken van de Swaens Egmont-figuur in de studie van Herman van Nuffel is een spijtig geval. In het vaderlands historiespel van Carel den Vijfden horen we, bij monde van Egmont, de Duinkerkse dichter treuren om het verlies van de vrijheid der Nederlanden. En dit bijna een eeuw vóór de Europese doorbraak van Egmont als vrijheidsheld in de scheppingen van Schiller, Goethe en Beethoven De tekst van de Swaens historiespel is niet zo moeilijk te bereiken. Na de uitgave van 1707 (bij Petrus Labus te Duinkerke) werd het herdrukt door J.Pr. Willems in Belgisch Museum (1843: afzonderlijke druk 1844); in de Annales du Comité Flamand de France, 1899. En ten slotte in deel II van de Werken van Michiel de Swaen, uitgegeven door Dr. V. Celen met medewerking van Dr. C. Huysmans en Dr. M. Sabbe (Antwerpen 1928-1934). A. Viaene |
|