Wanneer de Leidse uitgever Pieter vander Aa in 1705 start met een verzamelwerk over de Grote Reizen, plaatst hij op de kop van deel I de reizen naar Tartarije door de minderbroeders Jean Duplan Carpin (1246) en Willem Rubroek (1253).
Hier volgt nu de titel van de editie van 1705.
Aanmerklyke Reys, gedaan door Willem de Rubruquis, voor Ambassadeur van den Koning Lodewyk de IXe afgesonden na d'Oostersche Gedeelten der Weereld, insonderheyd na Tartarijen en China, in 't Jaar onses Heeren 1253. Vervattende veelerley sonderlinge saken, en voorgekomene gevallen. Door den Afgesant selfs beschreven: Verciert met schoone kopere Platen, en volkomene Registers. Nu aldereerst uyt het Engelsch vertaald. - Te Leyden, By Pieter Van der Aa, Boekverkoper, 1706. Met Privilegie.
Het werk, gedrukt in gotische en romeinse letter, klein 8o, omvat 6 + 184 pp. (171-184 = Register). Met vier platen (taferelen) en een uitslaande kaart. - Het vormt een tweede stuk in deel I van de ‘Naaukeurige Versameling der Gedenk-Waardigste Reysen naar Oost en West-Indiën, Mitsgaders andere Gewesten gedaan, sedert de Jaaren 1246. tot op desen tijd’. De titel van dit deel I is gedateerd 1707.
De naam van de vertaler wordt niet vermeld.
In het ‘Voor-Berigt aan den Leser’ spreekt Pieter vander Aa als volgt zijn bewondering uit voor het werk van Rubroek. ‘Het jaar 1253 pronkt met de Doorlugtige Reys-Togt van Willem de Rubruquis, na de Oosterse gewesten der Wereld (op uytdrukkelijk bevel des konings van Vrankrijk Lodewijk de IXe. toegenaamd den Heylig) gewisselijk een man, wiens schrandere naauwkeurigheyd, ons ten vollen overtuygt, dat hij in die eenvoudige en onweetende Eeuw, onder het gemeene gros der Kloosterlingen uytgeblonken heeft als de Son onder het mindere gesternte. Dit is buyten tegenspreeken waaragtig, en alle kenders sullen 't ook toestemmen, dat sijne beschrijving tot een heldere Fakkel diend, waar door de duysterheyd van Marcus Paulus Venetus [Marcus Polo], grootelijks kan verligt worden’.
Een nota van de anonieme vertaler zegt: ‘De voorseide Voyagien zijn verbetert uyt het egte Exemplaar na 't handschrift voortgebragt dat in de Boekery van de Koning van Vrankrijk berust’. Hieruit blijkt dat de vertaler de Franse vertaling van Bergeron heeft ingezien die zich op dit koninklijk handschrift beroept. Ook de citaten uit Vincent de Beauvais en Guillaume de Nangis heeft hij uit Bergeron overgenomen.
De vier taferelen van de koperplaten zijn:
1. | een zicht op de reusachtige bespannen huiswagens van de Tartaren; |
2. | Rubroek in de Tentenstad, geknield voor Baatu; |
3. | Het paleis van Mangu-Chan te Karakoroem; |
4. | De jaarlijkse wijding van de merries door de Tartaarse priesters. |
Zowel de kaart (148 × 220 mm) als de platen (128 × 175 mm) zijn nieuw gegraveerd.
A.V.