Biekorf. Jaargang 71
(1970)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
De omwenteling van 1830 in de doopnamen te Roeselare en omgevingSoms kwam de vraag aan de orde, in welke mate de Vlaamse gewesten in 1830 en later de definitieve afscheiding van het nieuwe België genegen warenGa naar voetnoot(1). Misschien kan nader onderzoek van de doopnamen uit die jaren iets opleveren, en zou minutieus onderzoek, over heel het land gespreid, wel bruikbaar materiaal aan de hand doen. Het is alvast mogelijk, voor de Belgische gemeenten het aantal ‘Leopolds’ onder de borelingen na te gaan, wat voor de postrevolutionaire periode vanaf mei-juni 1831 enig resultaat kan hebben (op 4 juni 1831 aanvaardde de Volksraad Leopold van Saksen Coburg als koning). Als bijdrage tot dergelijke statistische informatie, volgt hieronder het aantal ‘Leopolds’ dat van 1831 tot 1834 te Roeselare en omgeving het daglicht zag. De kommentaar blijft beperkt tot de opmerkingen die zich onmiddellijk opdringen, binnen het eng plaatselijk kader. Ook ‘tweede’ en ‘derde’ doopnamen werden meegeteld (zonder onderscheid opgenomen in de totaalcijfers), en het totaal aantal geboorten per jaar bevat zowel vrouwelijke als mannelijke. | |
De doopnaam Leopold 1831-1834Ter vergelijking: in 1816 te Roeselare 1 Leopold en 3 Willems, in 1820 1 Leopold en geen Willem, in 1829 1 Leopold en 1 Willem. In het jaar 1831 zagen te Roeselare plots 10 Leopolds het levenslicht, allen na de troonsbestijging: op 6, 12 en 21 augustus (de periode van de Hollandse inval), op 1 oktober, op 1, 13, 19 en 28 november, op 28 en 30 december. Dit op een jaartotaal van 332 geboorten. In 1832 op 311 geboorten: 21 Leopolds en 1 Leopoldina, min of meer verspreid over de twaalf maanden. In 1833, op 304 geboorten, weer 21 Leopolds, en in 1834 waren het er 12 op 366 geboorten. Gedurende deze vier jaren werden enkele Willem's (naam van de Nederlandse koning) geboren. We tellen Leopold Willem Callebert (11 nov. 1832), wiens ouders blijkbaar niet zo hard van stapel wensten te lopen, en Charles Louis Guillaume Carlier (10 febr. 1834). Het aantal dat Frederik werd gedoopt, was aanzienlijk groter, maar of ze alle verwijzen naar prins Frederik (die wel populairder was dan zijn vader) is uiteraard twijfelachtig. De reeds vermelde ‘vrouwelijke’ Leopold was Maria Theresia Leopoldina Vogels (17 sept. 1832). Ter vergelijking met deze cijfers: | |
[pagina 270]
| |
in 1840 werden S Leopolds en geen Willem geboren. De patriottische bui woei blijkbaar zachtjes over.
Een merkwaardigheid die in bovenstaande gegevens niet tot uiting komt is, dat op de relatief talrijke Leopolds-in-naam-combinatie, tamelijk veel gecombineerd werd met de voornaam van één der vier gebroeders (Ferdinand, Alexander, Constantijn, Pedro) Rodenbach, de leiders van de patriottische beweging te Roeselare. Men telt Alexander Leopold Verhelst (28 nov. 1831), Leopold Constantijn Vanhaelewyn (1 okt. 1831) en Leopold Constantijn Vandendriessche (13 nov. 1831). Op 30 april 1832 is er de tweeling Vanneste: het ene kind heet Ferdinand, het andere Leopold Raymond. Op 15 dec. 1832 werd Leopold Ferdinand Bouckaert geboren, op 17 februari 1834 Leopold Ferdinand Callebert. Er is slechts één combinatie (Pieter Leopold) die aan de vijfde broer - de vierde in leven - Pedro kan doen denken. Een argument dat de ‘toevalligheid’ van die Rodenbachse voornamen zo goed als uitsluit, is het feit dat in de vrij talrijke Leopold-combinaties, in die periode te Izegem gegeven, de namen Ferdinand, Alexander, Constantijn, Pedro en Raymond niet voorkomen. (Ten bewijze waarvan verder die Izegemse Leopolds opgesomd worden met overname van de gehele combinatie).
Enig besluit op grond van deze ene test ware zeker voorbarig. Toch dringt zich hier de vraag op, in hoeverre die golf Leopold's een werkelijke patriottische houding weerspiegelt. De ouders behoren tot alle klassen, van rijk en intellectueel tot arm en ongeletterd. Wellicht heeft een zeker aantal ouders veeleer onbewust een plotse mode gevolgd (eventueel naar het voorbeeld of op aansporen van leidinggevende elementen zoals de Rodenbach's). Evenmin is de afwezigheid van namen zoals Willem een basis om het percentage orangisten te schatten. Onverdacht patriottisme was er echter wél bij twee vaders van Roeselaarse Leopoldjes. Hùn zoon droeg zijn naam als de vlag van hun overtuiging. Beide vaders behoorden tot de reeds genoemde Rodenbachclan, en ‘hun’ Leopold was er niet zomaar ééntje-uit-de-vele. De eerste, Servaas Huughe, echtgenoot van Isabella Clara RodenbachGa naar voetnoot(2), gaf op 4 augustus 1832 zijn pasgeboren zoon- | |
[pagina 271]
| |
tje de naam Leopoldus Primus. Duidelijker kon hij zich moeilijk uitspreken, zij het dan toch op minder strijdbare wijze dan zijn broer Jacob Bernard Huughe had gedaan, die (volgens een schrijven van het stadsbestuur op 19 maart 1831 aan de goeverneur) in de revolutiedagen van september 1830 één van de drie Roeselarenaars was (samen met Pedro Rodenbach en Albert Denys) die te Brussel waren gaan deelnemen aan de strijd tegen de Hollandse troepenGa naar voetnoot(3). Leopoldus Primus Huughe zou overigens slechts dertien maanden in leven blijven: het kind stierf op 28 september 1833. De tweede, Ferdinand-Gregorius Rodenbach-Vermander, de oudste van de vier ‘legendarische’ gebroeders (toen weleens met de Vier Heemskinderen vergeleken), noemde op 22 augustus 1832 zijn te Roeselare geborenGa naar voetnoot(4) zoontje Leopold Louis Marie. Daarmee droeg het knaapje de namen van vorst en vorstin in één trits. (Kort voordien, de negende van dezelfde augustusmaand, was Leopold I gehuwd met prinses Louise Marie van Orléans). Ook Leopold Louis Marie Rodenbach overleed vroegtijdig, anderhalf jaar oud, op 8 februari 1834. De vader zou de eerstvolgende zoon Gustaaf Leopold Louis noemen, geboren op 20 mei 1834. | |
De doopnaam Leopold in Izegem en in het RoeselaarseOm althans een begin van vergelijkingsmateriaal bijeen te krijgen, onderzochten we dezelfde kwestie in een reeks buurgemeenten van Roeselare. Een ietwat zwakkere, maar toch nog belangrijke Leopold-rage stelt men te Izegem vast. Cijfers: 4 Leopolds op 280 geboorten in 1831; 6 op 250 geboorten in 1832; 11 op 267 geboorten in 1833; 7 op 288 geboorten in 1834. Vergeleken met Roeselare ligt het percentage hier iets lager, vooral wat de eerste jaren (1831-1832) betreft. De vroegste Leopold werd geboren op 21 augustus 1831 (zoon van heel- en vroedmeester Pieter Ignaas Wolfcarius, die zijn zoontje Odilo Leopold Franciscus noemde). | |
[pagina 272]
| |
De naamcombinaties: Leopold Augustinus (3), Augustinus Leopold (2), Leopold Augustus (1), Leopold Gustaaf (1), Leopold Henri (2), Leopold Ludovicus (1), Ludovicus Leopold (1), Leopold Evarist (1), Leopold Edward (1), Leonard Leopold (1), Jozef Leopold (1). Ter vergelijking met de situatie te Roeselare en Izegem volgt hieronder de toestand in enkele kleinere (Ardooie en Rumbeke) en zeer kleine (Beveren en Emelgem) gemeenten in de buurt. De cijfers voor Ardooie: 1 Leopold op 251 geboorten in 1831; 2 op 219 geboorten in 1832; 2 op 244 geboorten in 1833; 1 op 250 geboorten in 1834. De eerste twee Ardooise Leopoldjes van na de Omwenteling waren respectievelijk de zoon van de nieuwe ‘Belgische’ burgemeester (Jan Baptist Ludovic van Coquelaere-van den Bussche, die in november als burgemeester Jan B. Vercruysse had opgevolgd, noemde zijn kind Leopold Frederyk Frans), en van de ‘Belgische’ gemeentesecretaris (Ludov. Benignus van den Bussche). Onder de andere ouders telt men een werkman en twee herbergiers. De cijfers voor Rumbeke: geen Leopold op 177 geboorten in 1831; 1 op 170 geb. in 1832; 2 op 202 geb. in 1833; 1 op 195 geb. in 1834. De cijfers voor Beveren: geen op 88 geb. in 1831; 1 op 76 geb. in 1832; geen op 92 geb. in 1833; geen op 78 geb. in 1834. De cijfers voor Emelgem: geen enkele Leopold (op respectievelijk 56, 57, 57 en 63 geboorten).
Misschien waren de behoudsgezinde plattelanders van die kleinste dorpjes zo ‘nieuwloopte’ niet, noch voor politieke verandering noch voor de mode in de naamgeving. In elk geval is het verschil tussen die dorpen (waarbij ook de grotere gemeenten Ardooie en Rumbeke) en de steden zeer groot. Vooral het Roeselare der Rodenbachs had een merkwaardige Leopold-rage doorgemaakt... Ter aanvulling houde men met het volgende rekening: de drie vertegenwoordigers van het Roeselaars distrikt in de Volksraad te Brussel hadden zich lang niet eenparig royalistisch betoond toen op 4 juni 1831 over Leopolds kandidatuur op de troon beslist werd. Alleen Constantijn Rodenbach (te Roeselare verkozen, hoewel sinds jaren als arts te Brugge wonend) sprak zich pro-Leopold uit. Zijn broer, blinde Alexander, onthield zich van stemming, en de derde, priester Désiré de Haerne (oudleraar van het Roeselaars Klein Seminarie) stemde resoluut tegen, heftig republikeins als hij toen voeldeGa naar voetnoot(5). J. Huyghebaert |
|