| |
| |
| |
Viktor Huys als taalparticularist
De publikatie van zijn ‘Legenden van Sinte Franciscus van Assizië’
1861
Op 8 februari 1860 verscheen het werk van Viktor HuysGa naar voetnoot(1), evenwel zonder schrijversnaam,: ‘Baekeland of de Roversbende van 't Vrybusch. West-Vlaemsche Legenden’.. Dit boek omvatte alle legenden die voorheen in de ‘Standaerd van Vlaanderen’, de bekende krant van Amand NeutGa naar voetnoot(2), verschenen waren. De eerste legende was er verschenen in de aflevering van zaterdag 25 april 1857. Op maandag 9 april 1860, Tweede Paasdag, woonde Mgr. Malou de prijsuitdeling bij in het Klein SeminarieGa naar voetnoot(3). Het is vermoedelijk op deze dag dat Viktor Huys aan de bisschop mondeling zijn plan heeft medegedeeld een werkje te schrijven over de H. Franciscus van Assizië. De legenden over Baekelandt waren een groot sukses geworden. In een schrijven aan de bisschop had superior Bruno Vanhove daarop reeds een toespeling gemaaktGa naar voetnoot(4). In de inleiding tot zijn tweede werkje legt Viktor Huys trouwens zelf een verband tussen het sukses van zijn Baekeland en het opzet van zijn tweede publikatie. Op blz. XVIII lezen wij dit: ‘Diergelyke bemerkingen maekte de schryver, al lezen in Ribadeneyra, en in de vlaemsche legenden van Sinte Franciscus van Assizie. Hy had juiste zyne westvlaemsche legenden uitgegeven, die, zonder van heilige menschen te handelen, vele byval vonden, en hy besloot het wonderlyk leven van den heiligen Franciscus, den grootsten man van de XlIIste eeuwe, te beschryven en den vlaemschen lezer aen te bieden.’Ga naar voetnoot(5). Enkele dagen
| |
| |
vóór 21 april 1860 stuurde Viktor Huys een presenteksemplaar van zijn boek Baekeland naar Mgr. Malou. Het vrij lovend antwoord van de bisschop op 21 april 1860Ga naar voetnoot(6) betekende werkelijk een flinke aanmoediging voor de schrijver Viktor Huys. Het slot van dit bisschoppelijk schrijven bevatte een toespeling op de verandering die zopas was gebeurd in de taak van Viktor Huys in het Klein SeminarieGa naar voetnoot(7). Ruim twee maanden later, bij de vergadering der collegeoversten op 26 juli 1860, werd als besluit genomen o.a.: ‘Encourager les professeurs qui écrivent et qui publient leurs écrits. Donner leurs livres en prix, les louer de vive voix’Ga naar voetnoot(8).
Op 20 oktober 1860 deelt Viktor Huys aan Mgr. Malou mede dat hij klaar gekomen is met zijn werkje over de H. Franciscus van Assizië en dat de drukproeven, voor het imprimatur, naar het bisschoppelijk paleis zullen opgestuurd wordenGa naar voetnoot(9). Vier dagen later, op 24 oktober 1860, drukt de bisschop zijn tevredenheid uit over het feit dat Viktor Huys reeds klaar gekomen is met het werkGa naar voetnoot(10) en vraagt dat het gehele manuskript zou opgestuurd worden ‘afin que je puisse le faire examiner d'un seul coup’. In een ongedateerde brief - enkel de plaatsen dagaanduiding - (Roulers Dimanche) van Viktor Huys aan
| |
| |
Félix Béthune, privé-secretaris van Mgr. Malou, vraagt HuysGa naar voetnoot(11) dat er zou spoed gemaakt worden met de kerkelijke revisie van het werk. De drukker, Stock-Werbrouck, in de Noordstraat te Roeselare, wordt ongeduldig. Een maand later is men klaar met het imprimaturGa naar voetnoot(12). Mgr. Malou vond niet de tijd om zelf dit werk na te zienGa naar voetnoot(13) en had deze taak toevertrouwd aan ‘ceux qui ont été chargés de l'examiner’. Het is moeilijk te achterhalen aan wie de bisschop het onderzoek van dit werkje had toevertrouwd. Enkel dit kan aangestipt worden: de bisschoppelijke boekkeurders op dàt ogenblik waren de kanunniken Karel Van Beselaere, Jozef De Keyzer en Willem Tanghe. De bemerkingen van de onderzoekers betroffen zowel de inhoud van het werk als het taalgebruik. Mgr. Malou drukt andermaal zijn tevredenheid uit over het zo vlug klaar komen van dit werk en dat tijdens deze voor de auteur lastige maandenGa naar voetnoot(14). Welke is de reaktie geweest van Viktor Huys op deze bemerkingen van de boekkeurders, vervat in het schrijven van Mgr. Malou? Viktor Huys durfde het kennelijk niet aan rechtstreeks in briefwisseling met zijn bisschop te treden om deze van antwoord te dienen betreffende de gemaakte bemerkingen. Doch te Brugge, in de persoonlijke omgeving van de bisschop, kende Viktor Huys een goede vriend die pas Roeselare, sinds anderhalf jaar had verlatenGa naar voetnoot(15): de reeds ge- | |
| |
noemde privé-secretaris Félix Béthune. In een niet-gedateerde briefGa naar voetnoot(16) van Viktor Huys aan Félix BéthuneGa naar voetnoot(17) vinden wij het standpunt van de schrijver. Deze brief is, menen wij, van belang voor het taalparticularisme van Viktor HuysGa naar voetnoot(18).
Het tweede werkje van Viktor Huys verscheen in 1861, zoals op de titelpagina aangeduid staat. Als uitgevers zijn vermeld: ‘H. Goemaere te Brussel en Stock-Werbrouck en zoon te Rousselaere’Ga naar voetnoot(19). Deze laatste was ook de drukker van Gezelle's werken. Als titel droeg het werkje: ‘De Legenden van Sinte Franciscus van Assizië’ (17 1/2 op 11). Als auteursnaam: ‘door den Heer Victor Huys, Professor in 't Klein Seminarie van Rousselaere’. Naast de titelpagina is er een reproductie van de H. Franciscus van Assizië, met daaronder de volgende duitse tekst: ‘St. Franziscus von Assisi. Ich trage die Wundmale Herrn Jesu an meinem Leibe. Gal. VI. 17. Nach Simone di Martino gest. V. Nusser. Eigentum des Vereins zur Verbreitung relig. Bilder in Düsseldorf.’ Het werkje was ‘Eigendom’ (blz. IV) en ‘Opgedregen aen de Heeren van Sinte Vincentius-à-Paulo, in Beide Vlaenderen’ (blz. V). Na een ‘Opdragt’ (blz. VII-XI) volgt een inleiding (blz. Xlll-XL) die eindigt met plaatsaanduiding en datering: ‘Rousselaere, St. Hubrechtsdag van 't jaer O.H.J.C. 1860’ (dus: 3 november 1860). Dan volgen, van blz. 41 tot blz. 310 de 11 ‘kapittels’ die dit
boekje vormen. Daarna volgt een ‘Byvoegsel’ (blz. 311-312), met de italiaanse tekst van de bekende Lofzang aan de zon. Daarna volgt de ‘Naemlyst van de Boeken uit welke de Schryver van deze Legende zyne inlichtingen genomen heeft’ (omvat 15 titels), de ‘Goedkeuring’ van Mgr. Malou, en tenslotte een inhoudstafel. Zoals in de eerste uitgave van Gezelle's ‘Dichtoefeningen’, drie jaar vroeger
| |
| |
(1858), kwam ook hier de bisschoppelijke goedkeuring helemaal achteraan, onder het wapen en de wapenleuze van Mgr. Malou (‘In cruce salus’). Deze goedkeuring luidde als volgt: ‘Wy hebben het werk, voor opschrift dragende: De Legenden van Sinte Franciscus van Assizië, door den Heer Victor Huys, priester, professor in 't Klein Seminarie van Rousselaere, doen overzien; en daer het in zulker voegen is opgesteld, dat deszelfs lezing de godvruchtige Christenen, en vooral de Katholyke jeugd stichten moge, Wy bevelen het aen de vaders des huisgezins en aen de bestierders der bibliotheken van goede boeken. Brugge, den 24 November 1860. † J.B. Bisschop van Brugge’.
De medewerking van Gezelle aan de tweede publikatie van zijn vriend Viktor Huys werd reeds destijds door Paul Allossery besprokenGa naar voetnoot(20). Voor het eerste werk van Huys, Baekeland, had de dichter ook reeds zijn medewerking verleend. Zo bv. laat Huys, op het marktplein te Pittem, een liedjeszanger optreden, Jan Vindels genaamd, die het ‘Lied van Baekeland’ (deze was zelf tegenwoordig) zingt. Gezelle had dit lied gedicht. Voor deze ‘Legenden van Sinte Franciscus van Assizië’ vertaalde Gezelle uit het Italiaans ‘In foco amor mi mise’, vertaling die Huys weergeeft op blz. 283-286. In voetnoot, blz. 286, wordt de vertaler uitdrukkelijk vermeld: ‘Naer het Italiaensch van Broeder Jacopone. - Overgesteld door den Eerw. Heer Guido Gezelle. ‘Het tweede stuk dat Gezelle overzette was de beroemde ‘Lofzang aan de zon’, dat wij in dit boekje vinden op blz. 234-235. Ook op deze laatste bladzijde wordt, in voetnoot, de vertaler uitdrukkelijk vermeld: ‘Uit het Italiaensch overgesteld in gelykige mate, door den Eerw. Heer Guido Gezelle’. Trouwens, in de ‘Inleiding’, blz. XXXVII, maakt Viktor Huys een duidelijke toespeling op zijn vriend waar hij schrijft: ‘Wy hebben nog dien lofzang (van de zon), of eerder dat minnelied van Sinte Franciscus; de man heeft er zyn eigen zelven in afgemaeld, en 't vuer zyner liefde tot God laten branden en vlammen. Om er een gedacht van te geven, hebben wy den Italiaenschen tekst, op 't einde van dezen boek laten drukken, en aen een onzer vrienden, beider talen meester, gevraegd, van er eene Vlaemsche overstelling van te maken, zoo letterlyk en zoo simpel als 't zyn kon. Dank zy dien vriend, de lezer kan 't vlaemsche lied, verder vinden...’.
Allossery heeft als tijdstip der beide vertalingen het jaar 1860 gesteldGa naar voetnoot(21). In de ‘Naemlyst van de Boeken uit welke de Schryver
| |
| |
van deze Legenden zyne inlichtingen genomen heeft’ (blz 313-314) vermeldt Viktor Huys werken die waarschijnlijk aan Gezelle toebehoordenGa naar voetnoot(22). Anderzijds weten wij dat, op het ogenblik dat Viktor Huys zijn tweede werkje schreef, de bibliotheek van het Klein Seminarie niets betekende. Op zondag 11 maart 1860 schrijft superior Bruno Vanhove aan Mgr Malou: ‘Nous avons mis la main à notre pauvre bibilothèque: tout est peint et arrangé très convenablement, it n'y a plus que les livres qui manquent’Ga naar voetnoot(23). De schamele toestand der bibliotheek van het Klein Seminarie verklaart waarom de jonge Gezelle, zoals wellicht ook andere leraars, zich verplicht zagen zelf boeken te kopenGa naar voetnoot(24).
Dit tweede werkje van Viktor Huys kende verschillende uitgaven, wat wel het sukses ervan bewijst. Een tweede uitgave volgde te Roeselare in 1867. K. Beyaert-Storme, te Brugge, bezorgde een derde uitgave. Deze verscheen in 1881, tijdens de schoolstrijd en, zoals op de eerste pagina staat aangestipt, uitgegeven ‘ten profyte van de Katholyke Scholen’. Ook was er een opdracht: ‘Den Weled. H. Baron de Vynck, Heer van Zillebeke uit achting en dankbaarheid opgedragen. 1881’Ga naar voetnoot(25). Aan niemand beter dan aan zijn grote weldoener kon pastoor Huys deze uitgave opdragen. In 1903, twee jaar vóór zijn afsterven, volgde dan tenslotte een vierde uitgave, bezorgd door de ‘Algemene Boek- en Steendrukkerij van K. Van de Vyvere-Petit’ te Brugge. Deze uitgave was andermaal opgedragen aan baron Gaston de Vynck. De verdere uitgaven
| |
| |
na de dood van de schrijver (1905) hebben wij niet onderzocht.
Met dit werkje situeerde Viktor Huys zich duidelijk in de ontluikende westvlaamse taalparticularistenbeweging. De onloochenbare invloed van Gezelle zou wellicht nog preciezer kunnen omschreven worden. Dat Viktor Huys, in deze twee brieven aan Félix Béthune, geen gewag maakt van zijn en diens vriend, kan wonder aandoen. Zit er een menselijk element achter? Wordt Gezelle niet vernoemd omwille van de nare herinneringen aan zijn laatste jaarGa naar voetnoot(26) verblijf te Roeselare? Wij kunnen het slechts gissen.
A. Demeulemeester
| |
Bijlagen
Brieven van en aan Viktor Huys
I
Mgr. Malou aan Viktor Huys: 24 oktober 1860.
Lettre à M. Victor Huys, professeur à Roulers.
Je suis charmé d'apprendre que vous venez d'achever votre légende de St. François d'Assise. Je donnerai bien volontiers mon approbation à votre travail. Afin d'éviter le retard dans l'impression et le remaniement des feuilles, s'il y avait quelque changement à introduire, je vous engage à me confier le manuscrit tout entier afin que je puisse le faire examiner d'un seul coup, et vous donner d'avance mon approbation. Je ferai faire la revision, ou je la ferai, si j'en ai le temps, dans le plus bref délai possible.
J. B. Evêque de Bruges.
Acta Mgr. Malou 1860: 24 oktober.
| |
II
Viktor Huys aan Félix Béthune.
Roulers Dimanche.
Monsieur Félix,
Encore une fois recours à vous; lastige personnaedje, zult gij zeggen... Que! J'ai envoyé le manuscrit de Sinte Franciscus à l'évêché, il y a plus de 8 jours: rien ne me revient. Est-ce que peut-être on ne l'aurait pas reçu? ce serait un malheur, car je n'ai pas d'autre brouillon, rien. Si on l'a reçu et vu, j'aimerais tant d'avoir pour demain, ne fut-ce que la dédicace avec l'introduction; l'imprimeur me le demande toujours, il a dÛ interrompre son travail déjà commencé; it diffère d'autres imprimés pour donner tous ses soins au mien, et je n'ai pas de pièces à lui remettre. Si vous pourrez, Félix, (voyez-vous sans faire semblant chez Monseigneur que j'ai insisté auprès de vous) faire en sorte que je reçoive quelque chose demain. Cela me ferait grand plaisir. Si cependant on en avait besoin encore à Bruges, patience! Nous avons appris des nouvelles alarmanten touchant Mr. le vicaire-général Faict. Serait-ce heureusement une fausse rumeur? Que dites-vous des élections de Roulers? Agréez l'expression de ma reconnaissance. Votre tout dévoué
V. Huys.
| |
| |
| |
III
Mgr. Malou aan Viktor Huys: 24 november 1860
Lettre à M. Victor Huys, professeur à Roulers.
Je vous remets l'approbation, que vous m'avez demandé, pour votre vie légendaire de St. François. Mes occupations ne m'ont point permis de la lire moi-même, mais ceux qui ont été chargés de l'examiner en ont rendu un très bon témoignage. Ils ont remarqué, quant à la forme, que vous n'écrivez point d'après les règles de l'orthographie aujourd'hui le plus généralement reçue et que, par endroits, vous négligez un peu votre style Quelques miracles, qui sont, sans doute, réels, pour le fond, sont racontés d'une manière peu vraisemblable et plus propre à exciter une admiration puérile, qu'à convaincre l'esprit. On a remarqué une conversation et un traité de paix de St. François avec un ours. Vous pourriez peut-être retrancher quelques détails, par trop peu vraisemblables. Ne dites point dans votre préface que votre ouvrage pourra peut-être convenir aux bibliothèques de bons livres. Dites hardiment qu'il conviendra, et faites en sorte qu'il convienne.
Je vous félicite, M. le professeur, d'avoir achevé ce travail en si peu de temps, et j'espère qu'il servira puissamment à détourner une certaine classe de lecteurs des lectures frivoles, et à édifier tous ceux qui en prendront connaissance. Puisse le ciel vous récompenser aussi de vos peines! Dans l'approbation vous pouvez insérer le titre exact de votre volume avec le titre de l'auteur.
J. B. Evêque de Bruges.
Acta Mgr. Malou 1860: fol. 548, 24 november 1860.
| |
IV
Viktor Huys aan Félix Béthune.
Mon cher Félix,
Cette fois-ci, par exception, je ne viens pas vous prier de faire une course ou une expédition pour votre ami Victor; non, mais au contraire je vous viens remercier de toutes celles que vous avez faites. Maintenant que le libraire seul est en besogne, j'espère qu'il terminera sans que j'aie besoin encore de recourir à votre bonté. Cependant, je dois vous dire un mot encore. Monseigneur m'a écrit une lettre approbative; j'aurais dû le remercier par lettre; je n'ai pas osé craignant de lui voler du temps bien précieux. Il est dans sa lettre certaines choses auxquelles je n'aurais pas osé répondre; je le fais mieux à vous, plus ouvertement surtout et dans l'espoir qu'un jour ou l'autre, dans un entretien familier avec sa Grandeur, vous pourriez lui en dire un mot.
On a dit à Monseigneur que dans mes légendes de St. François, il y a certaines historiettes, qui prêtent à rire, entre'autres, l'histoire du saint et du loup (non pas de l'ours) d'Agubio. Eh bien, je l'ai traduit littéralement du Fioretti, dont c'est peut-être le plus beau chapitre; je l'ai donné, il y a 6 mois, en feuilleton, dans la gazette van Thielt, et tous ceux qui l'ont lu m'ont dit: c'est beau cela! Je ne sais pas si je puis retrancher des miracles de ce genre, parce que notre siècle incrédule y trouverait à rire. N'est-ce pas le contraire qu'il faudrait: ranimer la foi par la narration de choses, extraordinaires si l'on veut, mais historiquement prouvées, et qui montrent ce que Dieu peut faire pour les hommes, quand un saint intercède pour eux. D'ailleurs, toute la vie du saint est remplie d'histoires aussi drôles que celle-là; je l'ai fait à dessein sachant que le peuple flamand l'aime; il ne suffirait pas encore une froide histoire du saint; du merveilleux, voilà ce qu'il lui faut, et le merveilleux dans un saint lui ira, je l'espère, aussi bien que le soi disant merveilleux dans un brigand (Baekeland).
Il est un autre point touché par sa Grandeur: le style. Je n'en puis rien
| |
| |
malheureusement car le style c'est l'homme. Quand j'écris n'importe quoi dans un journal flamand, à la première lecture on me dit: cela vient de vous. Est-ce que j'en puis moi si mon style est original toujours!
Quant à l'orthographe de certains mots, j'ai beaucoup sacrifié au désir de sa Grandeur; je me suis tenu aux seuls points, aux seules singularités, si vous voulez, dont je ne puis pas démordre parceque je suis convaincu qu'il faut écrire comme cela notre langue. Un jour viendra peut-être où il y aura unité parfaite, et alors cessera d'exister en fait d'orthographie flamande, l'axiome applicable: in dubiis libertas.
J'aurais aimé de vous dire cela, Monsieur; Vous entendez peut-être quelque fois parler de moi; et vous savez maintenant ce que j'ai écrit, comment et pourquoi. Agréez l'expression de mon amitié.
Votre tout dévoué
V. Huys.
|
-
voetnoot(1)
- Zie onze bijdrage ‘Nieuwe gegevens over Viktor Huys (1829-1905) in ‘Album Joseph Delbaere’ (Rumbeke, 1968) blz. 99-112.
-
voetnoot(2)
- Voor de moeilijkheden tussen Viktor en Neut, zie: Jozef Geldhof ‘Uitgeverstribulaties van Victor Huys’ in ‘Biekorf’ 1965, blz. 401-404.
-
voetnoot(3)
- Archief bisdom Brugge (voortaan: ABB): Superior Vanhove aan Mgr. Malou, 15 maart 1860. Ook groot-vikaris Jan Faict, oud-superior, was aanwezig.
-
voetnoot(4)
- ABB, superior Bruno Vanhove aan Mgr. Malou: 11 januari 1860: ‘M. Victor est bon travailleur pour son enseignement et pour les publications flamandes dont il s'occupe avec tant de succès’. Zie: ‘Nieuwe gegevens...’ blz. 108 - J. Geldhof, art. cit. - J. de Mûelenaere ‘Canon Benoit en Gezelle’ in ‘Gezellekroniek’ nr. 2, blz. 85. Deze mededeling van superior Vanhove weerlegt duidelijk de bewering van Karel M. De Lille (zie ‘Alfons Van Hee’ Ieper 1963, blz. 46) als zou Viktor Huys weinig
onderwijstalenten bezeten hebben. Zie hierboven: J. de Mûelenaere in ‘Gezellekroniek’, nr. 2, april 1964, blz. 192-196.
-
voetnoot(5)
- Wij gebruiken de oorspronkelijke uitgave van 1861. Het eksemplaar is afkomstig uit de persoonlijke bibliotheek van groot-vikaris Jan-Ignaas Scherpereel die overleed op Pinksteren, zondag 16 mei 1869. Viktor Huys schreef eigenhandig op de titelpagina deze woorden: ‘Aen Mgr. Scherpereel. De Schrijver’. Jan-Ignaas Scherpereel was vaak te gast in het Roeselaars leraarskorps waar hij zelf leraar was geweest. Dit eksemplaar berust thans in de kloosterbibliotheek van de Sint-Andriesabdij. Hoe het hier is terecht gekomen konden wij niet achterhalen.
-
voetnoot(6)
- Acta ABB - Acta Mgr. Malou, 1860, 21 april, fol. 212: ‘Lettre à M. Victor Huys, professeur au petit Séminaire de Roulers’. - Cf. J. Geldhof ‘Uitgeverstribulaties...’ blz. 401. - ‘Nieuwe gegevens...’ blz. 106. Men vergelijke deze lovende brief van Mgr. Malou in 1860 met de weigering van imprimatur vanwege Mgr. Faict voor het werk van Victor Huys uit 1881: ‘De Spiegel der Jonkheid’. Zie ‘Dagklapper’ (Brugge) van 12 september 1965. Cf. J. Geldhof: ‘Uitgeverstribulaties...’ blz. 403.
-
voetnoot(7)
- Zie ‘Nieuwe gegevens...’ blz. 107-108. Over het mogelijke verband met de situatie van Gezelle zie onze bemerkingen hierover in ‘Gezelle-kroniek’ nr. 6, blz. 76-80.
-
voetnoot(8)
- Archief Klein Seminarie Roeselare, bundei superioraat Bruno Vanhove. Tekst van deze ‘résolutions’ door Mgr. Malou zelf geschreven. Zie: ‘Nieuwe gegevens...’ blz. 106. Op de jaarlijkse vergadering der college-oversten in 1861 (op 12 juli) schrijft Mgr. Malou eigenhandig, onder de ‘Questions à traiter’ nr. 13 dit: ‘Discrétion des professeurs a l'égard de leurs
élèves. Ne point révéler imprudemment et sans nécessité leurs défauts. Ne pas les recevoir dans les chambres pour les amuser, pour fumer, causer etc. Eviter les préférences’. Gezelle was nog geen jaar uit Roeselare weg.
-
voetnoot(9)
- Zie J. Geldhof: ‘Uitgeverstribulaties...’ Deze brief van Viktor Huys aan Mgr. Malou van 20 oktober 1860 hebben wij niet ingezien.
-
voetnoot(10)
- ABB: Acta Mgr. Malou 1860, 24 oktober fol. 495: ‘Lettre à M. Victor Huys, professeur à Roulers’ Zie Bijlage I. Cf. J. Geldhof ‘Uitgeverstribulaties...’.
-
voetnoot(11)
- Huisarchief Béthune: Victor Huys aan Félix Béthune. Zie Bijlage II. Huys had de ekonoom van het Klein Seminarie leren kennen in 1849 toen hij, uit Menen, naar Roeselare kwam voor zijn Wijsbegeerte. Zie ‘Nieuwe gegevens...’ blz. 99-101. Huys schrijft ‘Roulers Dimanche’. De zondagen die vielen tussen 24 oktober 1860, dag waarop Mgr. Malou het manuscript vraagt voor de censuur, en zaterdag 24 november 1860, dag der goedkeuring, kwamen dus op 28 oktober, 4, 11 en 18 november Vermoedelijk schreef Viktor Huys deze brief op zondag 4 november 1860. De ‘nouvelles alarmantes touchant M. le vicaire-général Faict’ betroffen waarschijnlijk de gezondheidstoestand van de groot-vikaris. Zie hierover onze bijdrage in ‘Gezellekroniek’ nr. 6, blz. 76-80. In augustus 1860 was Mgr. Malou zelf ‘plots stervensziek’ geworden (Zie: R. Cauwe ‘Mgr. Malou en de dogmatische definitie van de Onbevlekte Ontvangenis in 1854’ in ‘Collationes Brugenses et Gandavenses’, jg. 1964, blz. 461, noot 125).
-
voetnoot(12)
- ABB: Acta Mgr. Malou 24 november 1860, fol. 547-548. Zie Bijlage III. Zie: J. Geldhof ‘West-Vlaanderen in de spellingsoorlog’ in ‘Biekorf’ 1960. Idem ‘Uitgeverstribulaties...’, blz. 401-404.
-
voetnoot(13)
- De ziekte van de bisschop schijnt niet de onmiddellijke reden geweest te zijn (cf. J. Geldhof ‘Uitgeverstribulaties...’) waarom hij zelf de revisie niet kon doen aangezien Mgr. Malou schrijft:
‘Mes occupations ne m'ont point permis de la lire moi-même’. Toch ging de gezondheidstoestand van Mgr. Malou vanaf 1860 duidelijk achteruit.
-
voetnoot(14)
- ‘Puisse le ciel vous récompenser aussi de vos peines’. Een écho van wat superior Bruno Vanhove reeds op 11 januari 1860 aan de bisschop had gesignaleerd: ‘C'est un très grand sacrifice (nl. surveillant worden in plaats van leraar) de sa part’. De situatie van Huys' vriend, Gezelle, in 1860, is voldoende bekend.
-
voetnoot(15)
- Félix Béthune werd mondeling benoemd op 24 januari 1859. De benoemingsbrief, die dateert 29 januari 1859, werd integraal gepubliceerd door Henri Rommel in ‘Gilde de Saint-Thomas et de Saint-Luc. Bulletin des Séances’ Tome XXI. - 1909, blz. 5-72 (cf. blz. 13). Béthune verliet onmiddellijk het Klein Seminarie,
dus niet ‘tijdens de grote vakantie van 1859’ (zoals bij J. de Mûelenaere ‘Canon Benoit en Gezelle’ in ‘Gezellekroniek’, nr. 2, april 1964, blz. 88, noot 22 en in ‘Vlaanderen’ jg. 1966, blz. 33).
-
voetnoot(16)
- Deze brief dagtekent ongetwijfeld van kort na 24 november 1860. Cf. het zinnetje ‘Maintenant que le libraire (bedoeld wordt de drukker) seal est en besogne...’.
-
voetnoot(17)
- Huisarchief Béthune: Victor Huys aan Félix Béthune. Zie Bijlage IV.
-
voetnoot(18)
- Zie: Eg.l. Strubbe ‘Victor Huys als taalparticularist in 1858’ in ‘Biekorf’ 1958, blz. 65-68.
-
voetnoot(19)
- R.F. Lissens (Zie ‘Kanttekeningen bij de eerste uitgave van Gezelles ‘Vlaemsche Dichtoefeningen’ in ‘Versl. en Med. Kon. Vl. Academie’ 1964, Afl. 9-12, blz. 313, noot 1) heeft zich de vraag gesteld waarom Viktor Huys, na Gezelle, de Brusselse uitgever Henri Goemaere inschakelt naast Stock-Werbrouck te Roeselare. J. Geldhof (Zie ‘Uitgeverstribulaties...’ noot 5) oppert het vermoeden dat Mgr. Malou daarin een rol kan gespeeld hebben. Spijts een zorgvuldig onderzoek van de briefwisseling Henri Goemaere-Mgr. Malou (bewaard in ABB) konden wij geen enkel element ontdekken dat een antwoord bevat op deze vraag
-
voetnoot(20)
- Zie ‘Liederen, Eerdichten en Reliqua’, Jub. (Standaard Boekhandel, 1930) blz. 188 en 204-205.
-
voetnoot(21)
- De precieze datering van dit vertaalwerk is moeilijk vast te leggen. Gezelle kan deze vertalingen gemaakt hebben tijdens de jaren van zijn leraarschap in de Poësis (1857-1859).
-
voetnoot(22)
- Zo bv. ‘Jacob van Maerlant, leven van Sint Franciscus. In verzen Leiden, 1848’. Gezelle citeert dit werk aan het eind van zijn bekende boodschap ‘Tot de studenten van het Klein Seminarie te Rousselare’ in de bundel ‘Dichtoefeningen’. Of leende Huys dit werk uit aan Gezelle?
-
voetnoot(23)
- Armand Dambre, opvolger van superior Bruno Vanhove in de retorica, had aanvaard bibliothekaris te worden (ABB: Superior Vanhove aan Mgr. Malou, 11 maart 1860). Zie onze bijdrage in ‘Gezellekroniek’ nr. 6, blz. 76-80. De bisschop bezocht deze bibliotheek op tweede paasdag 1860.
-
voetnoot(24)
- In mei 1860 ziet August Lefèvre, ekonoom van het Klein Seminarie, zich verplicht aan zijn voorganger Félix Béthune te Brugge en aan pastoor Augustin Frutsaert te Ploegsteert (oud-superior) uitleg te vragen over de hoog oplopende rekeningen die het Klein Seminarie moet betalen aan de Roeselaarse ‘M. David Vanhee, libraire’. Voor het schooljaar 1859-1860 bv. betaalt August Lefèvre aan boekhandelaar Vanhee, naast de rekeningen van de eerste en tweede trimester, nog 3.100 fr. in 3 betalingen (4 februari, 29 maart en 10
mei 1860). Op 3 juli drukt superior Bruno Vanhove aan Félix Béthune zijn ontevredenheid uit over de vele schulden die de engelse leerlingen gemaakt hebben bij boekhandelaar Stock. (Zie onze bijdrage in ‘Gezellekroniek’ nr. 6, blz. 76-80). Vanhove was de engelse afdeling niet genegen.
-
voetnoot(25)
- Zie ‘Nieuwe gegevens...’ blz. 110. Jozef Gezelle, broer van Guido, was tijdens zijn onderpastoraat te Zillebeke (1887-1898) kasteelkapelaan op het kasteel de Vynck.
-
voetnoot(26)
- ‘De evenwichtige “waardering” van de gang van zaken in 1859 en 1860 (in het Klein Seminarie) laat nog altijd op zich wachten’ aldus Gerard Knuvelder (Zie: ‘Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde’, L. CC. Malmberg 's Hertogenbosch 1959, Derde Deel, blz. 481, noot 3.
|