| |
| |
| |
Mengelmaren
Absenteisme in de Kasselrij Kortrijk
1396
Op het einde van de 14e eeuw heeft het politiek abenteïsme, waarover thans veel wordt geklaagd, eveneens bestaan in de kasselrij Kortrijk en werd er naar middelen uitgezien om het te bestrijden.
De vergaderingen van de hoeftpointers van de kasselrij, met de ontvanger, hadden hoofdzakelijk tot doel de belastingen om te zetten, t.t.z. over de verschillende parochies te verdelen volgens vastgestelde regelen, o.m. de Transport van Vlaanderen. Zij waren eveneens bedrijvig in zaken waar de algemene belangen van de kasselrij op het spel stonden, meestal in geschillen met steden ter bestrijding van belastingsontduiking (nog zo een oeroud verschijnsel) gepleegd of getracht te plegen door stadspoorters die bezit hadden in de kasselrij, en door steun - ook geldelijke - aan de parochies die in dergelijke konflikten gewikkeld waren.
De kasselrijrekeningen werden nagezien door grafelijke ambtenaars uit de Rekenkamer en daarbij moesten afgevaardigden aanwezig zijn, goede lieden, uit de parochies. Waar nu de vergoedingen toegestaan aan de hoofdpointers uit de gemeenschappelijke kas van de kasselrij werden betaald en, samen met andere kosten, werden omgezet over de parochies, elk naar haar vastgesteld aandeel, was dit niet het geval wat betreft de goede lieden. De parochies moesten zelf de afvaardiging van de goede lieden naar de algemene vergaderingen ter kasselrij een uitbetaling doen. Afgevaardigd te zijn was dan ook niet alleen een last voor de goede lieden, maar ook voor de parochies. Dit had uiteindelijk voor gevolg dat de vergaderingen slechts gedeeltelijk bijgewoond werden en dat de lasten daarvan ten koste kwamen van de parochies - altijd dezelfde waarschijnlijk - en van de goede lieden die wel plichtsgetrouw ter vergadering optrokken.
Om in deze toestand enigszins te verhelpen nam de algemene vergadering van goede lieden, hierin gesteund door de grafelijke toezichtscommissarissen, de beslissing de verplaatsingskosten van de goede lieden niet meer rechtstreeks te doen dragen door de betrokken parochies, maar voortaan wel door de kasselrijontvanger, die dan de gedane uitgave in rekening kon brengen en laten omzetten, met de andere bestuursonkosten, over de verschillende parochies, elk zijn statutair aandeel, zodat ten minste de parochies zelf er geen belang meer bij hadden geen goede lieden af te vaardigen. Deze beslissing heeft kasselrijontvanger Ghiselbrecht van Handelghem te boek
| |
| |
gesteld in zijn rekening van 11 juli 1396 tot en met 6 november 1397, aldus:
‘Item, omme dieswille dat ter vors. Rekeninghe diverse prochien van der Castelrie thuus bleven waren, Ende ne hadden ter vorg. Rekeninghe ne ghene liede ghesent, Ende dal de prochien diere ghesent hadden qualike an wegen zouden dat zy hare liede alleene ghelden zouden ende diere niet ghesent hadden zouden quite gaen, So was gheordeneert biden goeden lieden van der Castelrie doe ter Rekeninghe wezende ende consente van de Commissarissen, ghemerct dat een stic es der ghemeene Castelrie angaende, dat de ontfanghere van der Castelrie de costen betalen zoude van den goeden lieden die ter Rekeninghe waren commen ende rekenent jnt ghemeene, dewelke costen droughen die dontfanghere betaelt heift,.... xxviij lb pars’. (Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, Nr 42845, fo 8ro).
Het ware wel interessant te weten of in andere politieke vergaderingen - waar het verschijnsel ook wel zal gewoekerd hebben - eveneens maatregelen werden getroffen, waar en wanneer.
J. Roelandt
| |
Reeze
Op de vraag in Biekorf 1970, 127.
In mijn Wevelgems dialekt is ‘reeze’, een ‘reezeke’, veeleer nog: een ‘reezje’, nog volop in gebruik.
1. | De hoofdbetekenis is zeker: een horizontale lat, op de muur genageld rondom (vooral) een leefkamer.
De reeze heeft m.i. een dubbele funktie:
1o | De muur beschermen tegen beschadiging - de reeze wordt namelijk aangebracht ter hoogte van het bovenste gedeelte van de stoelleuningen, zodat die geen gaten kunnen maken in het behangpapier wanneer ze aan de kant worden gezet; in een slaapkamer heb ik ze zelden gezien. |
2o | Het is ook een element in de versiering van de kamer. De reeze moet ‘afsteken’ (zowel in volume als in kleur) tegen de rest. Ze vormt ook een aflijning tussen het gewoon behangpapier boven de reeze en iets anders, iets beters er onder: een dikker soort papier, balatum, beschildering (imitatie marmer bvb.). |
|
2. | Een reeze is ook: het bovenste gedeelte van de ‘lijst’, deze lijst zijnde een houten rechtopstaand beschot, binnenshuis geplaatst, haaks op de (voor)deur, daar waar die deur rechtstreeks toegang geeft tot de woonkamer. De lijst is dus een soort vervanging voor de gang, en heeft een dubbele afschermingsfunktie: tegen de buitenwind en tegen al te onver- |
| |
| |
| hoedse blikken van allen - vooral vreemden - die zonder bellen zomaar met de deur in huis kunnen vallen.
De bovenkant van die lijst is dus ook een ‘reeze’, en je kunt er wat op leggen. Dikwijls gehoord: ‘... legt de sleuter maar op de reeze...’ |
3. | Een reeze is ook nog: het bovenste gedeelte van de onderste staander van een trapleuning... ook weer een aangewezen plaats om bvb. een sleutel op te leggen. |
N.B. - Is niet van dezelfde familie het woord ‘reize’, nogal eens in herhaling gebruikt (reize-reize) om een aflijning aan te duiden:
- | de(n) deeg staat al reize (reize) met den boord |
- | hé je die lange frakken al gezien, reize met de grond |
- | 't is were wat te zeggen met de Leie in Meende (‘= Menen): 't water staat reize met de zullen (= dorpels) en nog veel andere! |
Senator Leo Vanackere
| |
Creme bouillie - crembolie
Van ‘crembolie’, dat A. Viaene in 1563 noteerde in de rekeningen van de Duinenabdij, gaf hij het recept zoals Jonker van Huerne het, circa 1800, optekende in zijn ‘Menage Boek’ (Biekorf, 1966, blz. 56).
Ook in het Dendermondse was deze lekkernij bekend; in de ‘Declaratie’ die de grootjuffrouw van het Begijnhof, op 30.4.1787, aan het Centraal Bestuur overmaakte, komt een uitgave voor van 14 gld. 8 st. besteed ‘aan het maeken van craimbouli’ (M. Bovijn, St.-Alexiusbegijnhof te Dendermonde, Gedenkschr. van de Oudh. Kring, 3e r., dl. IX, blz. 130). Zie ook Biekorf 1968, 123.
In ‘Eenen schoonen ende excelenten gheapprobeerden Coc-boeck’, gevoegd bij ‘Medecijnboek - door den Hoochgheleerden ende seer Ervaren D. Christophorum; door D. Carolum Battum, Medicijn Ordinaris der Stadt Dordrecht. - De vierde Druck - Bij mij Peter Verhagen / ende Abraham Canin, int Jaer 1605.’ vinden we volgend voorschrift ‘Om Cremyboelly / of Sanen te maken’:
Neempt soetemelc / ende sietse wel / hoe langer gesoden / hoe dicker Sanen (1) / laetse dan coelen tot datse bloet lau (2) is / neemt dan syren vetten Room / en(de) doet die daer in onderroeret wel tsamen / ende doeghet dan door eenen stramijn (3) / om de effenheydt wille / doet dit in eenen aerden pot / daer men anders niet in en doet / set hem daert werme is / ende dect hem met een cussen / ende latet so staen eenen nacht / tot dat wel gheronnen is / ende onderroeret dan wel /
| |
| |
ende dienet ter tafele / in stede van Room moecht ghy oock Sanen nemen / ende tot ses oft seven potten melcke / moecht gy wel een Uperken (4) ofte wat min Room / ofte Sanen nemen / wilt gy so moechdyer ooc doyeren van Eyeren in sieden.
(1) Sane: room; wvl. zane (De Bo); room van melk. Ndl. zaan is thans benaming van melkspijs. - (2) Bloet lau: ± 36 à 37° C. - (3) Stramijn: stamine, stamijn, stemijn; ook stramine; wvl. stramijn (De Bo); zuidoostvl. stamijne (Teirlinck). Vgl. Taal en Tongval XXI, 1969, 67-68. - Uperken: naam van een kleine inhoudsmaat voor natte waren: MnlW VIII 854; ook djoorken (Schuermans), wvl. djoorn (De Bo).
G. Vlieghe-Steps
| |
Markten door de eeuwen heen
De tweedelige historische roman ‘Le château de Wildenborg’ (Brussel 1846) van baron Jules de Saint-Genois, bibliothecaris van de UB Gent, kasteelheer van Rooigem, medestichter van het Willemsfonds en animator van de eerste Nederlandse Congressen, heeft een hollandse (Den Haag 1846) en een vlaamse (Roeselare 1855) vertaling gekend. Beide zijn onvolledig.
De oorspronkelijke franse versie brengt in kapittel XVII van deel II, onder de titel ‘De Vrijdagmarkt te Gent’, een opgetogen lofrede op de bekoring van het onvervalste volksleven dat op de markten van Vlaanderen en van heel het Westen onverwoestbaar zijn gangen gaat. De economische geschiedenis van een volk dient men te beschrijven uit de bronnen van zijn markten - jaar- en weekmarkten - en van zijn marktleven. Zo betoogt de auteur. Dat zou levende geschiedenis zijn, konkreet volksleven, verbonden aan landschap, bedrijf en beroep, aan de ontmoeting van burger en boer. In den beginne was de markt...: onmisbaar voor het uitwisselen van koopwaren en van nieuws, en om de kroniek van lokaal- en wereldgebeuren in marktliederen te berijmen.
Wanneer komt ooit die gedroomde geschiedenis van onze markten?
c.b.
| |
Praktische rekenkundige handboekjes van Donaes van den Bogaerde
1650-1800
In de stadsrekening van Brugge 1530-31, f. 117v, staat de volgende uitgaafpost:
‘Donaes van den Bogaerde landmeter van ghemeten thebbene den poldre ligghende ten alven weghe tusschen Damme ende Sluus ter stede ende bedyct by Clays de Fonteyne, 12 sc.’.
Een Donaes fs. Jacob van den Bogaerde woonde op de
| |
| |
St.-Gillisparochie te Brugge; hij was er dismeester en werd er begraven in 1559. (Rembry, Bekende pastors 28). Waarschijnlijk is hij de landmeter die in de rekening van 1530 genoemd wordt.
De doopnaam Donaes blijft zeer verbonden met deze familie. Een kleinzoon van deze Donaes landmeter is weer een Donaes, die verscheidene openbare ‘rekenkundige’ ambten (tesaurier, boekhouder, redenaer) heeft bediend; hij werd eveneens begraven in de St.-Gilliskerk († 1640). Zie Gailliard, Bruges et le Franc III 341-342.
De rekenkunde en wiskunde stak alleszins in een tak van deze familie. Op de naam van een ‘Donaes van den Bogaerde, koopman binnen Brugge’, staan een paar praktische rekenboekjes die talrijke herdrukken hebben gekend.
Een van deze twee Donazen, waarschijnlijk de tweede, moet de auteur zijn van de Tafel van Intrest, waarvan de Brugse herdrukken moeilijk te tellen zijn. Nooit ontbreekt de naam ‘d'Hr. Donaes van den Bogaerde, Coopman binnen Brugghe’, ook niet in de twee Gentse herdrukken (bij Maximiliaen Graet 1711 en bij zijn Erven z.d.; BG. II 233, VI 107). Sommige herdrukken zijn uitgevoerd in het langwerpig formaat van de vroege Contoir Almanakken en zijn er ook mee samengebonden. Werd die Tafel van Intrest na 1700 soms op industriële schaal gedrukt, in een consortium van Brugse en Gentse drukkers? Sommige gegevens wijzen in die richting, o.m. het dooreenlopen van het rangnummer in de titel van de herdrukken.
Hier volgt, als model, de titel van een Brugse herdruk, gedateerd 1702, die zich als een vijfde druk aanmeldt.
‘Tafel van Intrest waer inne lichtelyck ghevonden konnen worden de Intresten, ofte verloopen van alderhande Renten
Beginnende van een groote 's jaers ende vermeerderen tot twintigh grooten met een groote t'seffens; van daer opklimmende tot twintigh Schellinghen, by vijf grooten t'seffens ende voorts van een pont tot hondert ponden, augmenterende by dertigh ponden t'seffens.
Seer nut ende gherievigh voor alle Coop-lieden, Rentiers ende ontfanghers.
Gemaeckt door d'Heer Donaes van den Bogaerde, Coop-man binnen Brugghe. Den vijfden Druck.
Tot Brugghe. By Judocus van Pee, Stadts-Drucker woonende in de Breydel-straete. M.D.C.C.XI.’.
(16 ff. niet gefolieerd; formaat 19 × 7,5 cm).
De mooiste herdruk van die Tafel is ongetwijfeld de ongedateerde uitvoering in Fournier-stijl door Pieter de Sloovere, die werkte te Brugge in 1740-1767. Een rangnummer van herdruk wordt niet meer aangeduid; de formule is voortaan:
| |
| |
‘Van nieuws oversien, en verbetert’; op de drukkersnaam volgt wel in kursief: ‘Met Privilegie exclusif voor geheel het Graefschap van Vlaenderen’.
Het formaat van De Sloovere's herdruk is 15 × 9. De Tafel (15 ff.) vormt een geheel van 32 ff. met het Specie-Boecxken, dat in 17 ff. het Courant en Wissel-geit vergelijkt.
Dezelfde koopman Donaes van den Bogaerde heeft ook een ander werkje laten drukken waaruit blijkt dat hij in de lijnwaadhandel betrokken was. De titel van dit werkje luidt in de herdruk door Pieter de Sloovere in 1766:
‘Noukeurige Rekening van alle Lyn-Lakens beginnende van 40. tot 81. Ellen... Voorheen in 't licht gebracht door d'Heer Donaes van den Bogaerde, koopman in Brugge: Nu vermeerdert en geheel nauwkeurig overzien door *** Koopman en Arithmeticq’.
Dit drukje (15 × 9) beslaat II + 84 + VI bladzijden keurige tipografie.
a.v.
| |
Rijmende dieven
Een boer van Zedelgem vond op een morgen zijn aardappelput geledigd. De dieven hadden zonder schroom volgend opschrift nagelaten:
uw hond heeft niet gebast
en dat heeft ons wel gepast.
ge moet meer aan de armen geven,
zo vertrekken wij al te gaer
- Uit het repertorium van S.R. St. Katharina.
K.S. Lendelede
| |
Verbeteren met liggen
In de ‘Dobbele Schapers Almanak voor het schrikkeljaer ons Heere Jesu Christi 1816’ gedrukt te Gent bij (de pas uitgeweken Brugse drukker) G. De Busscher en Zoon (het jaar na Waterloo!) komt volgens vers voor naast het titelblad onder een tekening van een man met een pruik:
't is waar, onze eeuw is vol van domme streken:
Nietswaardig volk verspreidt zich wyd' en zyd'
Maar, 'k wed nogtans, met al die ziels gebreken
Word eens dees tyd den GOEDEN OUDEN TYD
Te overdenken in onze ‘contestataire’ dagen.
r.v.b.
| |
| |
| |
Processiespelen verboden te Ieper
1594
De Raad van State zond op 5 mei 1593 twee brieven naar Ieper: een eerste aan bisschop Simons inhoudend een bevel om alle ‘oefeningen van retorike’ volstrekt te verbieden; de tweede brief ging naar de stadsmagistraat met opdracht de bisschop bij te staan in de uitvoering van genoemd bevel. (Mém. de la Soc. Dunkerquoise, XXII, 1883, p. 318-319).
Dit radikale bevel werd te Ieper niet al te strikt opgenomen. De bisschop liet op 5 september 1593 de Lichtgeladen (ofte rederijkersgilde van O.L. Vrouw van Alsemberg) zoals voorheen de processie van de St.-Niklaasparochie opluisteren: ‘men drouch schoone processie, ende men speilde schoone spelen ter eere Gods ende Marie van Halsenberghe’ zo noteert Augustijn van Hernighem in zijn gelijktijdig dagboek (Hs. VI, p. 66; stadsbiblioteek Kortrijk).
Het volgend jaar speelden de Lichtgeladen op de eerste septemberzondag (4 sept. 1594) weer in de processie ‘de welcke [spelen] hadde in coustume gheweist over meer dan hondert jaer’, zo noteert onze zegsman. Alles verloopt ten beste... Doch zie, acht dagen later wordt dat officieel bevel opeens bovengehaald en ‘soo was by uutroupynghe verbooden alle rethorycke, lesen up Camers van rethorycke refreynen, liedeken zynghen ende oock up alle vergaderynghe van gheselscapen, ende dat up groote boete...’ (Hs. VII, p. 277).
Viel de processie ook onder dit verbod? In elk geval de vier gouverneurs van de Lichtgeladen werden bij de bisschop ontboden om het geval van de processiespelen te bespreken. Werden de spelen onderbroken? Tijdelijk misschien, om dan onder de mildere wetgeving van de Aartshertogen weer te hernemen. Inmiddels kregen de Jezuieten het monopolie van toneel en spel in handen, voor de leerlingen van hun college en hun sodaliteit. Een privilege dat bij het volk niet onbesproken bleef. Dit blijkt uit de volgende berijmde Nota waarmede onze vroom-katholieke Augustijn van Hernighem zijn relaas besluit (Hs. VII, p. 277):
‘Tvolck ende oock tghemeen murmereerde wel zeere
want tghemeene was teere, duer den trobelen quaen tyt
datmen verboot de rethorycke up boete telcken keere
en dat de Jesuwyten wel openbaer spelen mochte zeker zyt
maer men moet de overheyt obeyieren den tyt die lijt’.
a.v.
|
|