Vlaanderlingen
Op de vraag in Biekorf 1970, 128: of Gezelle ook elders dan in 't Jaer 30 (1865) de term Vlaanderlingen heeft gebruikt.
‘Gezelle gebruikt het woord zeker nog eens in het gedicht [Bruiloft] ‘Dat ze altemael die God verachten...’ in Tijdkrans, Herfstmaand (Baur, dundruk3, II, bl. 225) d.d. 6.4.1891. De eerste strofe aldaar eindigt: ‘...zoo lange, o God, wij Vlaanderlingen, u herten rein ten autaar bringen’.
Ongewone benaming? Niet voor de etymologiserende Gezelle. En zijn bron? hij las, kende en... vond zoveel.
K.d.B.
Pieter-Jan Rembry van Menen heeft omstreeks 1830 (?) die benaming Vlaanderlingen gebruikt in zijn gedicht ‘De Lof der Vlaamsche Boeren’. Hij roept zijn toehoorders op met het vers: ‘Komt die den landbouw mint, komt lieve Vlaanderlingen...’ Zie daarover Rembry-Barth, Hist. de Menin III 188; IV 830-833.
m.d.