den’, d.i. in de mnl. betekenis van het woord: zijn familieleden in de ruime zin.
In 1528 schonk kanunnik Jan de Vico van de O.L. Vrouwekerk te Kortrijk bij testament een som van elf pond te verdelen onder elf meisjes van goede naam en faam. Met het getal 11 wilde de stichter symbolisch de H. Ursula en haar elfduizend maagden eren.
Deze twee voorbeelden - waarover Biekorf 1963, 337 - kunnen we nu aanvullen met een testamentaire beschikking van een beroemd personage, met name Guillaume Fillastre, abt van de St.-Bertijnsabdij te Sint-Omaars en bisschop van Doornik, zeer bekend ook als raadsheer van hertog Filips, zijn natuurlijke vader.
Het uitvoerig testament van de abt-bisschop werd notarieel geakteerd te Gent op 20 aug. 1473 door de Kortrijkse kanunnik Jan de Paeu. Een van de artikelen bestemt de aanzienlijke som van 500 pond van 40 groten om ‘te besteden als bruidschat voor tien arme meisjes, vijftig pond voor ieder meisje’. De begunstigde meisjes zullen gekozen worden vijf uit het gebied van de St.-Bertijnsabdij (die in het bisdom Terwaan gelegen was) en vijf in het gebied van het bisdom Doornik (waarvan Fillastre titularis was).
Door deze laatste bepaling kwamen teoretisch meisjes uit de huidige provincie West-Vlaanderen in aanmerking: eerst en vooral uit Poperinge (met zijn Bertiniaanse proosdij), maar ook uit de oude dekanaten Kortrijk en Helkijn, die alsdan onder het bisdom Doornik ressorteerden.
In de Duitse landen komen tamelijk veel fundaties voor ten gunste van huwbare meisjes. Een voorbeeld in Oud-Vlaanderen hadden we tot nu toe niet ontmoet. Nu komt ook weer Sint-Omaars die leemte aanvullen.
Uit de H. Kruiskapel in de St.-Aldegundiskerk te Sint-Omaars is de tekst van een wandcharter uit de 15e eeuw bewaard gebleven. Die tekst houdt in dat David d'Audenfort, heer van Fontaines, zoon van Anthoine en Marie de Wissocq, veertien pond rente gefundeerd had om het huwelijk van arme meisjes of hun intrede in een klooster te bevorderen. Het inschrift - verkorting van de testamentaire bepaling - zegt uitdrukkelijk dat de fundatie voorbehouden is aan de ‘povres bonnes filles de Saint-Omer’.
Dit voorbeeld uit het oude Morinië laat vermoeden dat ook andere steden in Vlaanderen zulke fundaties hebben gekend.
a.v.
- E. Vansteenberghe, Le testament de Guillaume Fillastre, in Bulletin de la Soc. des Antiquaires de la Morinie XIII (260e livraison; 1922), p. 694-728; inz. p. 717. - O. Bled, Epigraphie ancienne de la ville de Saint-Omer, p. 21 (Saint-Omer, 1896; overdruk uit t. XXIII van de Mémoires). - Biekorf 1963, 337-338.