Een oud kniedeuntje uit Moorsele
1.[regelnummer]
Bachten sint Jans kappelleke
daar zat een pieternelleke
dat pieternelleke spon schoon garen
die noch weg noch weere en kan
5.[regelnummer]
zeewaart in, zeewaart uit
d'appelkens zijn al rijpe genoeg
den duvel die onder zijnen wingaard zat
hij vroeg waar dat zijn mere was
zijn mere was in den hemel
klitse kletse den hemel ging open en toe
't kwam al door Pietje zijn slaapmutse toe
't kwam daar een katje al langs de zee
15.[regelnummer]
't vangde een visselken met zijne tee
20.[regelnummer]
Wit brood in moeders (ne) schoot
zwart brood in vaders (ne) schoot
koekel de koekel den hane is dood
den hane met zeventien jongen
w'hebben er over gezongen
25.[regelnummer]
over gezongen is wel gedaan
't manje die 't palieske droeg
't meisje die 't kruiske droeg
noem de drie grote slagen
- Waarschijnlijk zijn hier verschillende deuntjes dooreengemengeld. Regels 14 t/m 19 schijnen een afzonderlijk deuntje te zijn. Ik veronderstel zulks te meer, omdat mijn moeder zaliger na regel 12 onmiddellijk overging naar regel 20. Regels 4, 5 en 6 zong zij ook niet.
In Gullegem was het kapelleke een kapelje, Pieternelleke een santinetje, de duvel (r. 7) zat bachten zijnen wijngaard, en zijn mere was zijn moeder. Verder klonken regels 10 en 11: hoger of ene kemel, hoger of ene bonte koe.
G. Pottie Gullegem