Muziek en zang
Schoon muziek. ‘Dat klinkt als hemels muziek. Mijn benen beginnen te jeuken om een flikker te slaan. 't Is eentje van wip-mijn-doze’.
Ongunstig. ‘Weg met dat blekmuziek, met dat tingtongel. Draai dat oud kraam toe met al dat gebrul. Die verdiksen aap (radio) speelt nu juiste niets anders dan ingelsche zever (jazz) die nieverans op trekt. Dat heel die rommelkasse naar de mane vliegt met dat gelul. Hangt dat klutterspaan te drogen.’
Zangkoren staan algemeen in de gunst. Maar over individuele zangers is het oordeel verschillend.
Zanger.
Gunstig. ‘Die kan ze nog goed afdraaien. 't Komt als gegoten uit zijn mond. 't Is een fijne.’
Zware stem. ‘Die heeft een ferme stemme in zijn kele hangen. Hij kan goed donderen. 't Is lijk een klokke’.
Vervelend. ‘Welk een verdikse zage is me dat. Hij staat daar al een kwartier te tieren en te tuiten lijk of dat de wereld aan 't verzuipen is. Zet die plakzeveraar af.’
Ongunstig. ‘Hij zingt lijk een die de kinkhoeste heeft’.
Zangeres.
Lieve stem (in lichte lied). ‘Dat moet een snel dingske zijn. Het is een van kust-mijn-lippe’.
M. Vermeulen