Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |
Onze catechismus.
| |
[pagina 279]
| |
nastreven, het invoeren en het prijsgeven van een algemeenen catechismus. Het nastreven begon in 1557 toen de Spaansche regeering het gebruik van Canisius Catechismus in de Nederlanden voorschreef. Nevens den grooten, middelgrooten en kleinen Canisius bloeiden een bonte verscheidenheid van leerboeken ten dienste der jonkheid; de bisschoppen Sonnius en Lindanus zorgden reeds in 1570 voor een ruimere verspreiding van hun eigen werkjes. De derde synode van de Mechelsche Kerkprovincie (1607) besloot een algemeen leerboek te laten opstellen; Pater Lodewijk Makeblijde van Poperinghe werd voor dit werk gevonden en was twee jaar later gereed met zijn Catechismus die voor geheel de Kerkprovincie geldend was: de eerste Mechelsche Catechismus. In zijn opstel heeft Makeblijde veel aan de vroegere leerboeken van P. Franciscus Coster ontleend. In 1623 werd Makeblijde's leerboek vervangen door een nieuwen Catechismus, opgesteld door P. Willem de Pretere, onder toezicht van den bisschop van Antwerpen, Jan van Malderen. De lading was verwisseld en vernieuwd, doch de vlag bleef dezelfde: Mechelsche Catechismus, erkend door geheel de Kerkprovincie. Dit leerboek heerschte ongestoord in dag- en zondagscholen; in den loop der 17e eeuw werd het zijdelings bestookt door Jansenistische leerboeken; eerst laat in de 18e eeuw moest het in de nieuwe Theresiaansche Colleges zijn heerschappij met de catechismussen van Fleury deelen. Dit onbetwiste bewind werd opgeheven door den Catechismus van Napoleon (1806) met zijn beruchte ‘vervolg op het vierde gebod’ (de plichten jegens den Keizer!). In 1815 keerde de Mechelsche Catechismus vanzelf in zijn oude bediening weer, met al zijn voorrechten, ‘zonder iets vergeten of bijgeleerd te hebben’. Kardinaal Sterckx liet in 1842 den Mech. Cat. herzien naar de oorspronkelijke uitgave van 1623; hij liet daarnevens een heel nieuwen ‘Kleynen Mechelschen Catechismus’ opstellen: deze nieuwe kleine Catechismus werd nu het | |
[pagina 280]
| |
leerboek en de oude, nu ‘groote’ gewordene Catechismus van 1623 bleef als leesboek voor gevorderde leerlingen in gebruike totdat hij in 1900 door Kard. Goossens afgeschaft werd. In dit jaar kreeg het aartsbisdom zijn nieuwen en jongsten Catechismus in 25 lessen. Brugge en Gent gingen sedert 1843 en vooral sedert 1900 met Mechelen niet meer mede; zij behielden den ouden Mechelschen Catechismus mits enkele wijzigingen in tekst en schikking. De Schr. betreurt terecht dat door een gemis aan verstandhouding in den loop der vorige eeuw, de verworven eenheid van den Mechelschen Catechismus verviel in een veelheid van afzonderlijke zeer verschillende leerboeken. Het Tweede Deel behandelt de geschiedenis van den tekst der leerboeken nl. van den Catechismus van Canisius en den Mechelschen Catechismus; van de beide opstellen worden de bronnen opgezocht; de beide werken en hun verschillende uitgaven worden voortdurend aan elkaar getoetst. Dit geduldige en nauwgezette tekstonderzoek moet voor de mannen van 't vak een ware wetenschappelijke kermis zijn. Hiermede lieten we den geleerden rijkdom van dit werk niet tot zijn volle recht komen, want beide deelen zijn voorafgegaan door een ‘kijkje’ op het verleden... Onder dezen bescheiden naam schuilt een meesterlijk historisch overzicht van de catechetische leerboeken en hun inhoud op het einde der Middeleeuwen. Voor zijn uitstekend werk verdient E.H. Em. Frutsaert onzen oprechten dankGa naar voetnoot(1). Gelukkig moeten we hem hier weer met geen bloote woorden paaien; de les over het tweede gebod ‘Of het goed en deugdelijk is.. iets te beloven’ bracht ons een eigen schuld te binnen, die we met het afdrukken van den volgenden brief eindelijk aflossen. A.V. | |
[pagina 281]
| |
Bijlage.De Catechismus van 1623.Brief van den Antwerpschen drukker Jan Cnobbaert aan den bisschop van Brugge: hij bereidt de uitgave van den nieuwen Catechismus en verzoekt om het privilegie voor dit Bisdom, waartegen hij de voordeeligste voorwaarden aanbiedt.
Laus Deo. Antverpiae adi 9. Septembris 1623.
Eerweerdichste Heere, Alsoo ick gheemploijeert ben, om eene proeve op den nieuwen Catechismus te maken, en hebbe ick niet konnen naerlaten, U.E. de selve over te seynden, ende met eenen U.E. ootmoedelyck te bidden om U.E. jonste voor de Dioecese van Brugghe. Den Doorluchtichsten Heere van Mechelen heeft my alreede vergunt de privilegie voor twee Bischdommen, te weten van Mechelen ende van Ypren, tot welcken eijnde ick octroij in beyde de Raden des Conincx hebbe verworven. De Eerw. Heeren van Antwerpen ende van Gendt hebben mij hun woort ghegheven; soo dat ick mij vastelyck betrouwe op U.E. ghe- | |
[pagina 282]
| |
nade: aenghesien ick groote onkosten van letteren, papier, privilegien, ende andere ghereedtschap ghedaen hebbe, die inde menichte konnen ghevonden worden; ten anderen staet oock te considereren, dat een alleen voor een Bischdom alleen den Catechismum niet soo goeden koop tot welvaert vande ghemeijnte ende namentlyck vande arme scholen en soude konnen gheven: want den prijs is heel nauw ghestelt, op dese navolghende Conditien: 1o Dat de ghene die over de twaelf hondert exemplaren tseffens zullen nemen, den riem zullen betalen drij guldens ende thien stuijvers contant gelt, dat is weijnich meer als een neghen-mannekenGa naar voetnoot(1) elck ghedruckt bladt papiers. 2. Dat de ghene die vyfhondert exemplaren tseffens koopen sullen, den riem sullen hebben voor vier guldens. 3. De ghene die met minder ghetal nemen, sullen betalen vier guldens ende thien stuijvers voor elcken riem, dat is, de vier bladeren een blanck. Onder dese worden begrepen alle de Boeckvercoopers ende scholasters van 't heel Landt, die in deser voeghen aen elcken riem ghedruckt papiers konnen winnen vijf-en vijftich stuijvers: want de ghemeijnte salse betalen een oortken 't bladt onghebonden, dat is teghen ses guldens ende vijf stuijvers den riem. Twelck de boven vermelde Eerw. Heeren soo redelyck hebben ghevonden dat sij gheenen profytelyckeren middel en sien; nademael datter noijt eenighe veranderinghe inden Catechismus (waer van alle de formen sullen ghedurichlyck blyven gheset staen) en sal gheschieden, 't welck geensints en soude konnen wesen, indien meer dan eenen den selven mooghte drucken; want ten is niet moghelyck dien te drucken sonder eenighe veranderinghe of fauten, die door 't her-setten souden komen te gheschiedenGa naar voetnoot(2). Hiermede mij recommanderende in U.E. goede gratie ende alder heijlichste Sacrificien, sal ick U.E. jonstighe antwoorde verhopen ende verwachten. Met grooter haest als boven. U.E.
Oodtmoedighen dienaer, Jan Cnobbaert. - Staatsarchief te Brugge. Charters, blauw n. 7620. |
|