Biekorf. Jaargang 40(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 277] [p. 277] Zondagmorgen. Het klokje klept in blanken morgen, De schalksche merel zwijgt een poos... Er hangt een vrede zonder zorgen: De dag ontluikt gelijk een roos. Ontluikt zoo klaar als de eerste morgen, Zoo rustig en zoo schuldeloos... Geheimenissen zijn verborgen, In dezen dag dien God verkoos. Het klokje klept tot blij ontwaken, En noodt tot liefdevol genaken, Op 't steeds hernieuwde avondmaal. De morgen blijft nog stille luisteren... Zijn licht zal zacht het Brood omluisteren, En glimmen op den gouden Graal. Het ver verleden. Vol is mijn ziel van verre middeleeuwen, Vol deemstergangen in een blanke abdij, Met 't zoevend zingen van een koorgetij, Vol hooge torens waar galmgaten geeuwen. Madonnabeelden glanzen nog in mij, Wijl woel'ge gilden op de markten schreeuwen... 'k Zie schilden met zwarte arenden en leeuwen; Ik droeg en ridderzwaard en monnikspij. 't Is al bezonken nu in oude prenten, In heugenis aan kinderlijke Lenten, Die geuren uit een minnezangerslied. Vol is mijn heden van een ver verleden, Dat door vele eeuwen mijne ziele ziet En leven voelt in Vlaamsche heimweesteden. Bruno Baldwins. Vorige Volgende