Mengelmaren.
Oud Rechtsgebruik.
De vraag van den heer J.D.H. van Uden (hierboven, blz. 110) is in zoover onnauwkeurig als er in de ‘Bijdragen en Mededeelingen’ van ‘Gelre’, dl. IV, geen spoor is van een aanteekening van P.N. van Doorninck. De wellicht bedoelde aanteekening, op blz. 274 van gemeld deel van de ‘Bijdragen en Mededeelingen’ is van de hand van H.D.J. v(an) S(chevichaven). Heel groot belang heeft dit wel niet, daar die aanteekening eigenlijk geen uitleg geeft.
De moeilijkheid van den tekst door den heer J.D.H. van Uden aangehaald ligt in een foutieve punctuatie, door den uitgever in den tekst geplaatst. Het is immers duidelijk dat moet gelezen worden ‘Item Hyllebrant van Laer gegeven, omdat hij Wouter den wever die bant afwan (en niet: die hant af, wan), die Lamberts soenen doetgeslagen hadden, die te verwaren, te zieden ende te blocken, III gulden, videlicet VI lib.’. Ook de andere bijna gelijkluidende post, door den heer van Uden bedoeld, moet op dezelfde wijze voor de punctuatie, verbeterd worden.
Wat nu de beteekenis van die zinsnede betreft, zullen de lezers van Biekorf misschien met de volgende opmerkingen gediend zijn. Iemand de hand afwinnen beteekent: over iemand die vermoord werd een klacht bij de rechtbank indienen en vervolgen. Die uitdrukking houdt verband met het gebruik