Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet stadhuis van DammeIN 1241 bekwam de Dam het oorlof om een Halle te bouwen. Het bovendeel van 't schepen- of stedehuis bevatte benevens de vergaderzaal van 't Magistraat, de zalen waar burgerlijke zaken en rechtsgedingen behandeld werden en een bergplaats voor krijgsgetuig. Onder de Halle bouwde men de uitgestrekte kelders, zoo merkweerdig van bouwtrant, die tot heden bewaard gebleven zijn. Ze dienden als bergplaats voor allerhande koopwaren, vooral voor de wijnen waarover de stad later het stapelrecht zal bekomen. Onder het torentje werden twee klokken opgehangen die nog bestaan: de triomfklok gegoten in 1398, de klok der Neringen in 1392. De eerste Halle strekte zich langs den Noordwestkant uit tot aan de gebouwen der ‘Oude Beurse’: ze was dus veel grooter dan het tegenwoordige stadhuis. Na twee eeuwen was het bovendeel bouwvallig geworden. Het schependom besloot een nieuw stadhuis te bou- | |
[pagina 228]
| |
wenGa naar voetnoot(1) naar de teekeningen van Godevaert de Bosschere, steenhouwer van Brussel en meester Jan van Herve, timmerman van Sluis. De onderneming kwam in openbar aanbesteding en werd toevertrouwd aan Willem de Bosschere, Godevaart's zoon, steenbewerker, Jacob Quaetwant, metser, en Andries Centurion de Oude, timmerman. De Brugsche kunstsmid Pieter Allaerts verveerdigde het ijzerwerk. Het werd opgemaakt tusschen de jaren 1464-68. Op het torentje der oude Halle prijkte er reeds in 1392 een uurwerk, ten jare 1419 hersteld door Jan van de Crols van Sluis voor 36 ponden parisis en ten geheel hernieuwd door Brixius Vleesch van Yper in 1460. In 146 stelde men op den torenspits een engel door Jan le Wautier te Brugge gegoten; een loopende hond heeft heden de plaats van den engel ingenomen. De belastingen tusschen de jaren 1463-68 op den haring en de wijnen geheven, dienden om de opbouwingskosten van het tegenwoordige stadhuis te betalen. Op de belastingsrollen van die vijf jaren staan 11637 lasten harings en 36442 tor nen wijns aangeteekend. Het stadhuis onderging een volledige herstelling in 1860. In 't verslag van 't Berek der Kunstgebouwen lezen wij: ‘de tot nu toe uitgevoerde werken bieden voldoende waarborgen van duurzaamheid aan, doch eenige gebeeldhouwde sierstukken zijn gebrekkig uitgevoerd, onder anderen de voetstukken en verhemelten der nissen en de spuigers’. De merkweerdigheden ten stadhuize voorhanden zijn: het dak in eikenhout, de mooie balksloters der benedenzalen door den Sluizenaar Wouter van Inghen gebeeldhouwd ten prijze van vijf schellingen grooten ieder, - de beschilderde schoorsteen met zijn eigenaardige brandels der 14e eeuw en zware tang van 1 m. 72 lengte, - de banken met hooge rugleuningen van de 17e eeuw, - de koperen kraan de fontein die tijdens de 13e eeuw voor de Halle stond, - de koornmaten bestempeld met het wapen der stad en het | |
[pagina 229]
| |
jaartal 1665, - de hooge deur rechtover den ingang en eene mindere deur die tot den toren leidt, beide nog van hunne sierlijke ijzeren bekleeding voorzien. - eene schilderij van Lodewijk de Deyster, de moord van Abel verbeeldende. [J. Opd.] |
|