Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
[Nummer 7-8] | |
Het Vrijbusch.IN de IXe eeuw strekte het Vrijbusch van Yper tot Wynendale en van Roeselare tot Dixmu de. Nu is het ingekrompen en besloten tusschen Zarren, Clercken, Merckem, Bixschote, Langhemarck, Westroosebeke en StadenGa naar voetnoot(1). In 1096 draagt het den naam Nemus Walnense of bosch van Woumen, in 1151 Woltehulst, in 1202 Wouthulst; in latere tijden komen Oudhulst, Outhulst, Houthulst voor, nooit echter ‘Houthulstbosch’. Deze naam beteekent waarschijnlijk ‘een bosch van hulzeboomen’, behoorende tot een woudgebied, dat vroeger waarschijnlijk bij uitstek met den naam 't Woud bestempeld wasGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 170]
| |
In de vroegste eeuwen behoorde het bosch aan de Graven van Vlaanderen. Volgens een akte van abt Niklaas van Corbie van 3 Oogst 1096, werd de helft van het bosch aan de Picardische abdij van Corbie (bij Amiens) geschonken door Robrecht II van Jeruzalem, toen hij naar het H. Land ten kruistocht voerGa naar voetnoot(1). Deze akte werd op 15 October 1201 bekrachtigd door Boudewijn van ConstantinopelGa naar voetnoot(2). Het bosch was bevolkt met allerlei groot wild, dat veel kwaad aanrichtte in de omliggende gemeenten, want de wethouders van het Brugsche Vrije gaven in 1397 een toelage aan de gemeenten ‘gheleghen omtrent Outhulst om de roode beesten te helpene besluten vanden voorseiden bussche’Ga naar voetnoot(3). Het Vrijbusch was domaniaal goed en werd beheerd door twee forestiers; de eene aangesteld door den abt van Corbie en de andere door den graaf van Vlaanderen. In October 1414 kocht Jan Vanden Berghe, heer van Watervliet, een leen van den graaf van Vlaanderen waardoor hij den titel van erfachtig forestier van Houthulst verkreeg; dit ambt bleef in de familie Vanden Berghe: in 1535 vinden we Joos Vanden Berghe en in 1559 Mher Guislain Vanden Berghe als erfachtige forestiers. In den loop der 16e eeuw is de forestier Philips, heer van Watervliet, protestant geworden en werd uit het land verbannen; met hem verviel het erfachtig forestierschap. De erfachtige forestier had het jachtrecht op het klein wild, de helft van het droog hout en de helft van de vijvers; jaarlijks mocht hij drie duizend bundels rijshout uit het bosch nemen voor zijn huishouden. Maar hij moest, samen met den forestier van den abt van Corbie, de politie van het bosch waarnemen. De erfachtige forestier en de abt van Corbie moesten | |
[pagina 171]
| |
jaarlijks elk 8 pond parisis betalen aan den spijker van YperGa naar voetnoot(1). In 1559 had de abt van Corbie, alsdan Lodewijk van Bourbon, kardinaalaartsbisschop van Rouanen, de helft van het Vrijbusch verkocht aan Godfried van Bocholtz van Grevenbrouck. 't Deel dat aan den prins toebehoorde, werd in 1568 aan denzelfden Godfried Bocholtz verkocht. Doch in 1609 verbraken de Aartshertogen Albrecht en Isabella dezen laatsten koop, omdat de verkooping niet geënregistreerd was, en kochten de eerste helft van het bosch af aan Aarnoud Huyn van Amstenrade, die met de dochter van Godfried van Bocholtz gehuwd was. Het bosch werd bij het grafelijk domein gevoegd en beheerd door den baljuw en de officieren van de kastelnij YperGa naar voetnoot(2). Later, in 1693, nadat de kastelnij Yper door het Verdrag van Nijmegen (1678) aan Frankrijk overgegaan was, werd door Lodewijk XIV een bijzondere ‘maîtrise’ opgericht voor het beheer van het VrijbuschGa naar voetnoot(3). In het bosch lagen de hofstede ‘Ter Meunicken’ en negen groote vijvers: den Meynaert, den Nieuwenviver, den Grooten Haesebrouck, den Mosselbrouck, de Schoone Teughe, den Kleinen Haesebrouck, de Roosebeke, 's Gravenviver en de Westmeulebrouck. Deze vijvers werden later in weiden veranderd. De oppervlakte van het Vrijbusch verminderde gedurig; in 1573: 6.533 gemete en 1 line; in 1609: 4.157 gemete en 280 roeden; in 1679: 4.146 gemete en 238 roeden; en in 1826 telde het nog 1930 Ha. 9 a. 7 ca. De hofstede ‘Ter Meunicken’, 229 gemete groot, was een mannenklooster afhangende van de abdij van Corbie; evenals de abdij, was het aan Sint Pieter toegewijd. Dit klooster werd door de Geuzen vernieldGa naar voetnoot(4). In de 15e eeuw vinden we dat een man naar dit klooster in strafbe- | |
[pagina 172]
| |
devaart gezonden werd: ‘'t Sente Pieters te Warnoyse in den Bosch tot Hulst’Ga naar voetnoot(1). De Corverbeke die door het Vrijbusch liep, en nu nog bestaat, maakte de scheiding uit tusschen het Brugsche Vrije en de Kastelnij Yper 't Brugsche Vrije heeft den naam van Vrijbusch gegeven aan het deel van het bosch dat op den rechteroever van de Corverbeek lag en dat de twee derden van de geheele oppervlakte besloeg. Dit bosch bevatte drie heerlijkheden, die aan den graaf van Vlaanderen behoorden: Corbie, Fillieze en Stadenreke. In 1739 verkocht de keizer van Oostenrijk een deel van het bosch. In 1793 werd het Vrijbusch bij het staatsdomein gevoegd; het werd opvolgentlijk Forêt nationale d'Houthulst en Forêt impériale; onder het Hollandsch bewind werd het ‘forêt royale d'Houthulst’. In 1829 werd een deel van het bosch aangekocht door twee Antwerpenaars die het in 1838 verkochten aan senator Casier. Deze bouwde er een lusthuis, en richtte de kerk en de twee kloosterscholen van Houthulst opGa naar voetnoot(2). Rond het jaar 1800, toen onze streken bij de Fransche Republiek ingelijfd waren, was de onveiligheid hier te lande zeer groot; overal op den buiten werden gewapende aanslagen gepleegd. De streek rond het Vrijbusch werd onveilig gemaakt door de bende van Louis Bakelandt, die er enkele jaren werkzaam was, totdat de leden van de bende in het begin van 1801 aangehouden werden. De rooversbende bestond uit 33 leden waaronder 8 vrouwen; zij bezat de sterke inrichting niet die haar door de legende (o.a. in 't veel gelezen boek van pastoor Huys) toegeschreven wordt. Ze was veel meer een toevallige vereeniging, zonder vaste inrichting, samengeraapt uit familieleden en geburen, die onregelmatig samenkwamen en samenwerkten en gewoonlijk zonder de minste voorbereiding rooftochten ondernamen. De leden van de | |
[pagina 173]
| |
bende hadden ook den moed en de sluwheid niet die de legende hun toeschrijft. Alhoewel ze maar éen enkele moord bedreven hadden, werden ze zwaar gestraft: 23 werden er ter dood veroordeeld, vier kregen 16 jaar gevang. Op 2 November 1803 werden de 23 booswichten te Brugge op de Groote Markt onthoofdGa naar voetnoot(1). Volgens wijlen pastor Claerhout woonden tot voor den oorlog 1914-1918, in het Vrijbusch - op Terherst - afstammelingen van de oude bevolking van VlaanderenGa naar voetnoot(2). Het Vrijbusch is gedurende den oorlog van 1914-1918 zoo goed als verdwenen. Vier jaar lang hielden zich de Duitschers daar verscholen, ondanks herhaalde plaatselijke aanvallen. Doch in den algemeenen aanval, op 28 September 1918 begonnen, maakte ons leger zich met verwoeden strijd van het bosch meester; ongelukkig sneuvelden een groot aantal onzer heldhaftige jongens bij de bestorming: men schat onze aldaar gevallen soldaten op zeven duizend. Het bosch zelf is zoodanig verwoest geweest, dat bijna geen enkele boom ongedeerd bleef; het is nu ten grooten deele in akkergrond veranderd. Over enkele jaren werd de parochie Houthulst opgericht als onafhankelijke gemeente. D. Lescouhier. |
|