Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Graaf van Halfvasten.Halfvasten is, in Brabant en vooral te Antwerpen, het feest van Sinte Greef, den goeden Kindervriend, een tweeden Sint-Niklaas, De kinderen zetten 's avonds hun schoen of een korfken met hooi in de schouw: 't is voor 't paard van den Greef die 's nachts zijn ronde doet. De brave kinders krijgen koeken en suikergoed, de stoute jongens vinden een roede in hun korfje. Te Aarschot kregen de kinderen een ‘man te peerde’ in koeke met pluimpjes op man en paard; elders was 't een massepeinen scheepje of een bloot tikkenhaantje. Vele liedjes bezingen de komste van Greef en de ‘vijgen en rozijnen’ die hij medebrengt. | |
[pagina 72]
| |
Te Antwerpen stellen de pasteibakkers levensgroote Graven en Gravinnen ten toon aan hun venstersGa naar voetnoot(1). Was het zulk een Graaf in ‘speculatie’ of was het een Gravenpop die men vroeger in 't venster stelde en liet ‘wegkwijnen’ om te toonen dat de Groote Vasten aan 't minderen was? In Den Cruyt-Hof der Kerckelicker Traditien ende Ceremonien (gedrukt te Antwerpen in 1607) stelt P. Jan David de volgende vraag: ‘Hevet wat te bedieden, dat sommighe den Grave van Half-Vasten ter venster stellen, die voordt langhs soo flauwer wordt?’ Hij antwoordt: ‘Dit en is niet anders, dan eene onbetamelicke voere ende maniere van doen. Eer den vijandt hier ten lande met Ketterije derde (durfde) opkomen, soo heeft hy d'alderbeste ende heylichste tijden ende saken met sulcke geckernije ende schimpernije ghesocht te verkrancken: soo hij oock seer ghedaen heeft in de herten van veel flauwe ende lauwe Christenen, die hen teghen den Vasten schroomen, ende sulcke ghecks-voeren versieren ende voordtstellen, als den Vasten schijnt ten eynde waerdt te hellen: verlanghende teghen dat hy eynde sal nemen, als moede zijnde van sijne presentie.’Ga naar voetnoot(2) Dat Pater David een bijzondere vraag over dien ‘verflauwenden’ Graaf van Halfvasten stelt en er zoo heftig op antwoordt, beduidt dat het geen alleenstaande geval geldt. Pater David (geboren te Kortrijk in 1545) verbleef vanaf 1590 meest in Brabant en te Antwerpen, waar hij in 1613 overleed. Uit zijn schrijven | |
[pagina 73]
| |
mogen we dus besluiten dat men rond 1600 te Antwerpen en elders in het Brabantsche een Grave van Halfvasten - een pop of een koekevent? - in het winkelraam stelde en hem liet ineenvallen naarmate de Vastentijd vorderde. Tegen dat de klokken van Rome met de Paascheiers weerkwamen, moest de Grave met zijn vastenspijs, zijn vijgen en rozijnen, weggeteerd zijn. Is er van elders nog iets over zulk een gebruik bekend? In de vroegere vastenavondstoeten te Parijs ging, nevens den vetten Carnaval, de magere prins geheeten Carême-prenant met de vischverkoopers in zijn gevolg. Eerst verscheen hij wel te pas maar de volgende dagen vermagerde hij zienderoogen; zijn gevolg viel pianewijs af: weldra bleef er maar een geneesheer en een apotheker meer over. Den laatsten dag zakte hij geheel ineen in de armen van een ziekendiener. Men knoopte hem dan een strop aan den hals en sleepte hem naar de place de Grève waar hij verbrand werdGa naar voetnoot(1). Dit gebruik doet ons alleszins denken op de flauwte van onzen Brabantschen Graaf. Wie onderzoekt er eens nader de afkomst van Sinte Greef en zijn verwanten? E.N. |
|