Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZotten en innocenten van der stede.IN de Middeleeuwen hadden de vorsten hun dwergen en zotten en daardoor kwam ook bij de poorters in onze gemeenten de ‘zotheid’ in eere. De wetheeren zorgden dat de ‘fol’ treffelijk aangedaan was en kochten hem gewoonlijk zijn kleeding: ‘een froc, een kerle, een caproen’, ook al kousen en schoenen. Voor Brugge is de oudste vermelding van zulk een toelage uit 1393: ‘Van eenen frocke ghedaen maken te Simoens boef de zot...’ In de volgende jaren wordt | |
[pagina 48]
| |
het blijkbaar een gewoonte uit medelijden en genoegen een zotte kleedenGa naar voetnoot(1). Kortrijk bleef in mildheid niet ten achter. Alleszins vanaf 1394 voorziet de stad in 't onderhoud van een ‘foel’Ga naar voetnoot(2). In 1395 schenken de wetheeren ‘den fol eenen dobbelen froc van 9. ellen lakens waerof de 5. ellen costen 14 sc. delle ende de 4. ellen 7 sc. delle’ en 't volgende jaar geven zij ‘Woutren den fool in aelmoessen 5. ellen graeus lakens ende 5. ellen wits lakents.’ Nog dikwijls staan er zulke uitgaven in de gemeenterekeningen ingeschreven: ‘... eenen kerle, 1. caproen ende 2. causen om eenen kinschen meinsche gheheten de Weyenere (1416). Ghegeven in aelmoessenen eenen dulle Ghys tlakene om eenen caproen (1428). Item zotte Ghys ghegheven in aelmoesene 40 sc. ... Item zotte Hanneken sghelicx 20 sc.’ (1428). Dergelijke gifte in 1447 aan ‘Heinric de Moor, zot’ en ‘Zotte Baerbelkin’ dat een trouw klantje blijft: ‘Ghegheven zotte Baerbelkinne thulpen heurer vercleedinghe, 12 lb. (1455). Betaelt Janne Lammartin, parmentier, van 4. ellen lakens blaeu ende andre viere ellen voedringhen omme eenen roc... ende van een paer coussen ende een paer scoen... ghegheven in aelmoessenen zotte Baerbelkinne’ (1455; en weerom in 1457). Ghegheven in aelmossenen Willekin de zot om eenen roc, 24 sc. (1473 en volgende jaren onder de naam: Guillemet de sot en Guillemet le Fool. 1502). In de 15e eeuw is het aldus een vaste gewoonte dat de stad in de kleeding van een of meer ‘zotten’ voorziet, doch we vinden nog geen stadsnar die de kleur van de gemeente draagt. Eerst in 't begin van de 16e eeuw verschijnt de ‘zot vander stede’; hij draagt de ‘parure ende cleedinghe vander stede’ een lakenschen | |
[pagina 49]
| |
rok in wit-en-rood, de kleuren van de stadsbanier, en het stadswapen geborduurd op zijn mouw. In 1545 zijn er vier ‘innoncenten deser stede’; zij krijgen een nieuw kleed om treffelijk met het stadsofficie in de H. Sacramentsprocessie te kunnen medegaan. ‘Noch betaelt by meester Cornelis vanden Berghe ter cause van Deykin, innocent, omme hem eenen roc te makene: eerst van twee ellen ende een half roet lakene te 30 sc. 16 d. par. delle; item 2. ellen ende een half wit lakene te 20 sc. par. delle; item 5. ellen voeringhe....; den parmentier vanden roc te makene 10 sc. par. ende den borduerweerckere vander stede wapene ghemaect te hebbene upde mauwe vanden zelven roc, 8 sc. par. (1515, f. 42). Nevens ‘Deykin’ verschijnt in 1520 ‘Hannequa den zot’: ‘...een spaensche hoyque.... dobbel ghevoert vander parure ende cleedinghe vander stede om Hannequa den zot; ... Gheconsenteert Hanneca den zoot te hulpen eenen rock oft capproen, 8 lb. par. (1520, f. 40. 42). In 1526 is het ‘Modecac den zot’ die twaalf pond krijgt ‘thulpe van eenen rock vander parure vander stede’; in 1527 krijgt ‘sotten Daneel een hombaeys [uit] zemen vellen’. De zotten der stede groeien in getal: Joos van Rameis ‘lakenghereeder’ scheert in 1538 dertig ellen rood en wit laken ‘om de innocenten’ en Robeert van Puwebrouck, parmentier, maakt in 1545 ‘vier rocx om de innocenten deser stede om Sacramentsdaghe’. In 1561 is een Willem Nys ‘zot vander stede’, en 't volgend jaar koopt de stad weer ‘15. ellen root laeken ende 15. ellen wit laeken, omme daermede te cleedene de scamele innocenten vander stede omtrent den sacramentsdach laestleden’. De vrouwen wilden in zotheid niet onderdoen voor de mannen en de stad blijkt dit recht erkend te hebben want in 1574 betaalt ze ‘over de leveringhe van vier paer scoenen voor de simple innocente dochters jeghen den heleghen sacramentsdach’. | |
[pagina 50]
| |
De tijden zijn dan weldra te ernstig geworden om nog zotten en zottinnen op stadskosten te onderhouden; sommige Gilden en Kamers van Rhetorycke bleven aan de overlevering getrouw en hielden, tot in de verleden eeuw toe, hun kamerzot, die op hunne kunstminnende zittingen de verdiende ontspanning bracht en, bij optochten, de goede gemeente verlustigde. A.V. |
|