Luistert e' kee'
't Lagen toen nog Duitschen in 't Land. 't Was te Brugge. En er was daar een Huisvrouwe die ook met een Duitschman geplaagd zat, een kerel die thuislag bij heur. Ze deed al wat ze kost alledage om hem in de lange avonden buiten te hebben. En op een keer - om een veranderinge ei! - ze had hem geren naar den schouwburg gekregen waar, of waarbij, dat er entwat ging te doen zijn: voor zijn verzet zoogezeid, vaneigen inderdaad om er weer van ontslegen te zijn.
- Naar den theater, zoo zei ze!... Hoe heet dat in 't duitsch een theater?
De andere daarop ruttelde entwat dat ze niet en verstond.
- Een theater? hervroeg ze. In 't duitsch hoe is dat?
Ze meende: hij en vat het lijk niet. En, om het hem beter te laten begrijpen, dan voegde ze erbij hoe men het zegt in het fransch en hoe in het vlaamsch.
- Horkt een keer, zei ze. In 't fransch, zei ze, zegt men ‘theater’, en in 't vlaamsch... ‘den teioatere’!
... Hoe het verder afliep 'n weet ik niet goed.