Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
Het ‘Monument’ voor de gesneuvelden in onze kerkenVeel kerkbesturen en pastoors zijn er die zich de vraag hebben gesteld: hoe gaan we de zaak aanvatten? In der waarheid het oprichten van een monument is niet zoo gemakkelijk, en daar het bedoeld is als ‘oere perennius’ doet men best ernstig er over na te denken, anders wordt de gedenksteen - of wat het zij - een blijvende herinnering aan den heldenmoed der soldaten en ook... aan de onkunde der oprichters. Veel valsche voorstellingen komen hieruit voort dat men 1o/ het op te richten gedenkteeken te veel als iets absoluuts - iets op zichzelf staande - beoordeelt zonder rekening te houden van het gebouw dat als het kader ervoor vormt; 2o/ dat men in onzen tijd van grootdoenerij en luxevertoon het monument opvat als noodzakelijk ongeschikt voor practische doeleinden, als iets dat anders niet doen kan dan ‘schoon zijn’, een ‘article de fantaisie’ op reuzenschaal. Heel wat gezonder was de opvatting der voorgeslachten: meestal zijn hunne monumenten in wondervolle harmonie met het gebouw waarbij ze zijn opgericht, al is het stijlverschil soms groot. Want archeologisch gingen ze niet te werk en modern waren ze steeds, sprekende elk de kunsttaal van zijn tijd. Daarbij achtten ze het niet minderwaardig voor de kunst of voor hun monument, dit laatste als een voorwerp van practisch nut op te vatten; de marmeren zijpoortjes in het koor der Salvatorskerk te Brugge zijn anders niet dan grafmonumenten met opschrift en wapenschilden, en dank zij hunne practische bestemming bleven ze bewaard, waar menig grafmonument ‘oere perennius’ voor anderenden tijdsmaak en iconoclastenijver heeft moeten wijken. Men heeft een oogenblik gedacht St Michielstoren te Gent te voltooien als eene gedachtenis aan de gesneuvelden, met aan den voet van den reuzenbouw een opschrift. Als opvatting is zooiets uitstekend, maar in onze tijden | |
[pagina 256]
| |
van schaarschheid aan bouwmateriaal en van hooge loonen meen ik zoo 'n plan een plan... in de wolken. Op mindere schaal kan zoo 'n gedachtenrichting goede uitslagen opleveren. Waarom zou een monument voor gesneuvelden niet een eenvoudig opschrift kunnen zijn in een religieus kunstwerk? Zijn er geen kerken waar de traditioneele ‘Calvarieberg’ bij den ingang of tegen den koormuur nog ontbreekt of door waardelooze beelden is voorgesteld? Of kan men tegen den kerkmuur geen H. Graf of lijdenden Christus meer opstellen zooals vroegerGa naar voetnoot(1). Zooiels lijkt me meer in den aard van een ‘kerkelijk’ monument dat niet slechts aan de doeden doet denken maar nog voor de dooden doel bidden. Door het innig samenhangen met het kerkgebouw krijgt zoo 'n monument, ook zonder buitengewone kosten, een echt monumentaal voorkomen. Binnen de kerk wordt de oplossing van het vraagstuk niet gemakkelijker, maar daar nog kunnen de zelfde princiepen als leiddraad dienen. Waarom zou men hel H. Graf, dat in onze oude kerken zoo dikwijls voorkwamGa naar voetnoot(2), niet als motief kunnen gebruiken en tegelijk als eindstatie van den kruisweg? Aanbevelingswaardig is nog het plan opgevat door Z.E. Kan. Iserbyt, voor S. Salvators te Brugge: onder de ramen der zuidbeuk in de kathedraal ziet men eentonige, kale muurvakken, waar onder het pleisterwerk nog overblijfsels bewaard zitten van sierlijke arcatures. | |
[pagina 257]
| |
Die boogrijen zou men herstellen, de slanke wandpijlertjes, die als de voortzetting zijn van het maaswerk der ramen, weerom tot op den grond doen doorloopen; zoo bekomt men een vijfledige muurindeeling: het eerste vak zou de voorstelling dragen van een patroonheilige, de vier andere loof- en versieringswerk alsmede de namenreeks der gesneuvelden, in steen gebeiteld en met kleur- en goud-beschildering opgeluisterd. Ongetwijfeld is dit een gezonde opvatting van het ‘monument’. Wij wenschen van harte dat het worde verwezenlijkt... en uitgebreid; want onder de twee overige vensters is er nog plaats voor gelijksoortige gedachtenissen. Ware het niet dààr de geschikte plaats voor twee monumenten die nog ontbreken, het monument der pastoors, zooiets past in elke parochiekerk; - het monument der priesters van het bisdom die in den oorlog sneuvelden - zooiets past in eene kathedraal. Zoo ware de gansche zuidbeuk herschapen. Volgens oude traditie stelle men op iedere gedenkenis een beschermheilige: bij het pastoorsmonument S. Eligius, de stichter der kerk wiens eeredienst - helaas - vergeten raakt; bij dit der gesneuvelde priesters S. Donatiaan, patroon van 't bisdom; bij dit der soldaten, de zalige Karel de Goede, dien wij als kind nog leerden aanroepen als ‘martelaar voor rechten waarheid’. Nu bemerk ik dat juist van de drie opgegeven beschermheiligen de ‘reliquiae insignes’ in de hoofdkerk worden bewaard. M. English. |
|