- Neen! Ha neen! God helpe ons, duizendmaal neen! Om die duurte van alles maakt men ons 't leven onleefbaar. Maar we zullen het trekken zoolang als we kunnen... zoolang als de vrienden, de oude en jonge vrienden van Biekorf, ons steunen.
Uitgeweerd op ons Vrienden, 'n hoeven we op niemand te rekenen. We weten 't. En nochtans onze kosten stijgen, stijgen altijd-maar hooger. Schrikkelijk is 't.
- Doet al wat ge kunt, zegt men ons. Volherdt,... al was 't maar een jaar nog of twee. Intusschen, de tijden gààn beteren... ofwel àlles moet springen.
Wel.
Volherden, dit gaan we... twee jaar en nog langer als 't God belieft.
Ten anderen, meer dan een dezer vrienden lei er reeds, uit zijn eigenzelfswille, een milddadige gifte bij neer... dit om ons moed in het herte en steegheid in de handen te geven. Honderd frank, sommigen.
Dank aan die Vrienden...
En wat gaan we dus doen?
De inteekeninge verhoogen? Dit niet. Want veel onzer Lezers 'n hebben 't maar schrap. Niemand 'n moet zijn armoede boeten.
Zoo, wat? Zeggen we aldus:
Vooralsnu.
Eerst vragen we, van de inteekenaars, dat er niemand achter en blijve, nl. tewege met 't vernieuwen van 't jaar; integendeel nieuwe inteekenaars aanwijze of aanwerve. En, is er naar de meening van iemand iets aan Biekorf te veel of te letter, hij 'n trekke niet tegen daarom; hij zegge 't openhertig - niet aan zijn gebuurs - maar aan ons; en best dan, helpe 't gebeteren.
Tweeds, ondertusschen gaan we vragen naar bijstand van Hoogerhand ook.
Later dan.
In den loop van het volgende jaar, als immers de nood aan den man deed, kunnen we zien of we verder nog