Uit Vreedzame Dagen, door Dr. Alb. Van den Driessche (Berto van Kalderkerke). Vlaamsche Boekenhalle. Leuven 1920, bl. 127.
Een onzer liefste ‘novellisten’; een prozadichter, een kunstenaar die tot hoogere roeping gewijd is.
Twee gaven, zelden ineensmeltend, verheffen hem boven de alledaagschheid van deze in de vlaamsche letteren te veel voortbrengende kunstnijverheid: Een minnaarskijk op de natuur, die onder de kleurige en vormenrijke uitwendigheid van 't geschapene de trillende schoonheid der dingen in hun levenden samenzang roeren en bewegen ziet. Een opene menschelijkheid, een ‘wasweeke ontvankelijkheid van gemoed’ die de lichtste uitademing der zielkunde opvangt om ze met wonderbare keurigheid uitwendig af te lijnen en uit te beelden.
Levert het waarnemen van eigen wezen, tot in de minste rimpeling van 't persoonlijk gevoelsleven, rijke stof tot kunstgewrocht op, daarnevens steekt ook weleens het doorngestruik wiens warrelnet schrijver niet altoos vermeden heeft, b.v. in Zondag - ons aandacht te verbijsteren door al te bijzonderen zelfheidszin, dewelke den schrijver misschien wel, maar den lezer veel minder aanbelangt.
Diepere kennis vergt - al dient er het ‘ken u zelven’ tot grondslag toe - het nederglijden van den zielkenner in het geheime slot van den evenmensch, en kunstenaar is hij alleen, die dat innerlijke gemoedsleven naar buiten door uitwendigheid van levenshandel, gebaar en woord weet om te schrijven on af te schotsen.
Dit vermogen vinden we bij Dr. Alb. Van den Driessche. Het uitgebreid verhaal ‘het Ongerepte’ geeft er bewijs van, alsmede van de keurigheid om deze uitgebeelde zielskunde in een passende omlijsting, die er wonderwel de eenheid van indruk volverkt, in te sluiten. En 't is voornamelijk om die hoogere uitwerking dat wij voor hem een breedere en invloedrijkere kunstwijding, tot dewelke hij geroepen schijnt, verwachten.
Het eerste verhaal ‘een ongeluksvogel’, hoe lief het ook van voorstelling zij, doet wat vreemd aan met zijn teleurstellende gebeurtenissen van het vogelleven, als inleiding der levensbrokken van menschheid uit die ‘vreedzame dagen’.