onzaligen oorlog, door de betrekkingen van vlaamsche en fransche taalkundigen een goeden uitslag bekomen heeft voor den uitleg van bijna al de oord en riviernamen van het oude Gallia te beginnen met de Seine, Sequana, maar ook Sigona geheeten.
Beperken wij ons diensvolgens bij deze vondsten op taalkundig gebied, en bij deze navorschingen die ons alleenlijk, ten strengste genomen, hier kunnen te stade komen.
In de merkweerdige bijdrage van A. Dassonville ‘Matrona’ en Toebehoor. Biekorf, 26e jaar, Tk 4, blz. 84, lezen wij: wat bediedt matt-, mat-? Tot welke taal behoort dit woord? Daarmede begonnen.
De oorkondenkunde voorenaan, mitsgaders de vergelijkingskunde en de zielkunde der taal - te lang miskend - geven ons wellicht de beslissende oplossing.
De stam matt-, mat-, voor zoover wij hem ontmoeten in onze oudste gekende oorkonden, beteekent oorspronkelijk: vocht, mador, humor. Door uitbreiding: water, en het natuurlijk gevolg ervan door de omstandigheden van het gemeenzaam leven, zooals landen door het water beheerscht en vruchten voortbrengende in waterlanden geteeld, dus: weilanden eerst en vooral; en verders slijk, modder, enz.
Door overdracht wordt deze grondbeteekenis toegepast op de oorden en plaatsen en op de bewoners dier streken, volgens een algemeenen regel; (en wat door de taalkundigen averechts verstaan wierd) zelf op de waterloopen, stroomen en rivieren die deze landen bespoelen.
Over het algemeen dragen al de waterloopen van oud Belgenland tot aan de Seine en de Marne den naam der streke, om reden dat ze aldaar ter plaatse toebehooren, en als eene bezitting den naam van den bezitter dragen. Dat ze zouden hunnen naam aan de streek gegeven hebben, is een onzin, te verwerpen in de namenkunde, en strijdende met de zielkunde der taal, die voor de beteekenis der woorden, het laatste woord te zeggen heeft.
Het staat als een axioma onwrikbaar vast, dat de namen der landen, der streken, der menschen bewoners dier