Elzaten en de aanpalende deelen van Lotharingen (Bas Rhin, Meuse, Moselle). Deze naam kan gevoeglijk vertolkt worden door: ‘aanwoners van den middelloop der Matra’, of eer nog door: ‘inwoners der streek gelegen tusschen twee Matras’. Men vergelijke Mesopotamia, uit gr. meso- = idg. medhio-, kelt. medio-, en potamos = rivier = ‘land gelegen tusschen Tigris en Euphrates’.
*Matria. -Maire hij Doornik zal ook wel oorspronkelijk een riviernaam zijn. Uit den Doornikschen schrijver Li Muisis heb ik aangeteekend: super rivum de Mayra.
Bij Roland: Toponymie Namuroise staat te lezen: in payo Madriacense Gamapio 751. Hier is sprake van Gamache in het departement van de Eure. Madriacensis veronderstelt *Madriacum, wel uit een ouder *Matriacum, en *Matriacum laat ons toe te besluiten tot het bestaan van eenen (vermoedelijken rivier)-naam Matria.
Matto. - Tacitus, Germ. geeft aan eene afdeeling van den Chattischen volksstam den naam van Mattiaci, naar den naam Mattium, hoofdoord der Chatti, hetwelke bij Ptolemaeus Mattiacon, d.i. Mattiacum genoemd wordt. Aan dit oord beantwoordt het huidige Wiesbaden. Mattium, Mattiacum zouden opgeleid zijn van eenen gallischen persoonsnaam *Mattius, b.v. uit mati = goed, met hyporistische verdubbeling van den medeklinker, hetgeen bij eenstammige namen heel gebruikelijk is, en Metzoft (of iets dergelijks), de naam van eene plaats nabij Wiesbaden, zou de wettelijke voortzetting zijn van het oude Mattiacum. Dit is, indien mijn geheugen mij niet al te zeer bedriegt, hetgeen voorgesteld is door Will. Streitberg in een der eerste boekdeelen der Indogermanische Forschungen. Uit een taalkundig oogpunt valt daartegen niets in te brengen, doch eene verklaring is maar volledig, wanneer zij elke andere uitsluit. Welnu, wanneer men in aanmerking neemt dat Wiesbaden om zijne minerale wateren bekend is en was, en dat de bronnen dezer wateren bij Plinius Mattiaci fontes, bij Ammianus Marcellinus Aquae Mattiacae genoemd worden, is men niet onwillekeurig ertoe gebracht een ver-